A°. 1S38.
LEYDSCHË
0 U R A N T.
MAANDAG»
*>=3?n. is. A
ï9 MAART.
NOTIFICATIE.
De StaatsrXAd,'Gouverneur van Zuid-Holland, gezien de missive van tten
■Opperhoutvester voor dc Noordelijke provinciën, van den 28 February 1838, N°. 22,
ten aanzien van de sluiting der visscherijen gelet op de deliberation van Hun Ed. Gr.
Ach tb. de Gedeputeerde Staten van Zuid-Hollrfndvan den 2 Maart >838, N°. 2;
"brengt, bij deze, ter kennïsse Van alle da'arbij belanghebbenden, dat, achterv lgens de
bepaling van den Opperhoutvester voor de Noordelijke provinciën, vastgesteld mer over»
leg van Gedeputeerde Staren voornoenrd, tot conservatie van de visscherij, dezelve z:l
gesloten zijn van 'den \sten April aanstaande tot den isten junij daaraanvolgende'met
uitzondering echter van al zulke visscherijenhetzij langs de stranden, hetzij in de ri
vieren of binnenwaterenals bij vroeger niet geabrogcerde placaten ïfiogten zijn vrijge
steld, en speciaal van de visscherij vah steur, elft en andere vroonvisch in de buiten-
rivieren of binnenwateren, alsmede van aal en paling in de rivieren en binnenwateren;
terwijl, ter vermijding Van misbruik, ten aanzien van de laatstgcmelde visscherijenvoor
zoo veel de vlieten, weteringen en sloten aangaat, daartoe alleen van aalkoïvcn gebruik
zal mogen worden gemaakt; zullende fngthfms de op den ladtsten Maart reèds gevangen
visch tot uiterlijk op den isden April aanstaande mogen blijven verkocht worden.
Wordende den 'belanghebbende wijders herinnerd de, bij zijner Majcsteits besluit van
den 23 Mei 1824, Staatsblad N®, 34), gemaakte bepalingen omtrent net visschen met
'den hengel in den gesloten vischtijd.
En, ten einde nieirnnd hiervan eenige onwetenheid zouden kunnen voorwenden', zal
'deze worden gepubliceerd en genffigeerd, alom waar zulks te doen gebruikelijk is.
Gedaan te y's Gravenhagen den 6 Maart 1838,
De Staatsraad Gouverneur voornoemd
Van der Duyn.
PUBLICATIE.
Burgemeester en Wethouders der Stad. Leyden gezien hebbende de dispo
sitie van Hun Ed. Gr Achib. de II. II. Gedeputeerde Staren van Zuid-Holland, van
den 27 February jl.N°. 5. Provinciaalblad N°, 28);
Herinneren bij deze de Ingezetenen dezer Stad aan de bepalingen.der Wet, van den
Isten Maart 181 y {Staatsblad v". 21); betrekkelijk liet vieren van Zon- en Feestdagen
zijnde van den navol'enden inhoud:
Wij WILLEM., bij de gratie GodsPrince van Oranjc-NassauSouvereih
Forst der Fercenigde Nederlandenenz.enz.enz
Aan alle degenen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Aizoo wij in overweging genomen hebben de ïigórlzakelrjkheici om, op het voetspoor
onzer Godsdienstige Voorvaderendie daarop steeds den hoogsren prijs steldende iiügt-
maiige viering van den dag des Heercn en andere dagen den openbaren Christel ij ken
Godsdienst toegewijd, door eenparige en voor de geheele uitgestrektheid der Vereenïgde
Nederlanden algeihqen werkende maatregelen te verzekeren;
Zoo is het, dat wij, den Raad vari State gehoord en met gemeen overleg der Staten-
Deneraal dezer Landen, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en
'verstaan bij dezet
6°.
7'.
den, welke'- den Godsdienst zouden kunnen sró'ofen; maar dat in het algemeen
geene ópenbare a'rbfeid z"al mógen plaats hebben, dan ingeval van noodzakelijkheid,
als wanneer de Plaatselijke Regering.daartoe schriftelijke toestemming zal geven.
Dat op deze dagen, met uitzondering van geringe eetwaren, geene koopwaren
hoegenaamd op markten, straten of openbare plaatsen, zullen mogen worden uit
gestald of verkocht, en dat Kooplieden en Winkeliers hunne waren niet zullen
Wogen uitstallennoch met opene deuren verkoopen.
Dat gedurende den tijd voor de openbare Godsdienstoefening besterad, de deuren
der Herbergen en andere, plaatsenalwaar drank verkocht wordt, yo.or zoo verre
dezelve binnenden besloten kring der gehouwen liggende zijn, zullen geslóten
zijn, en dat. ook, gedurende dienzelfden tijd, geenerhande spelen, hetzij kolven,
balslaan of dergelijke mogen plaats hebben.
Dat geene 'openbare vermakelijkheden, zoo als Schouwburgen, publieke Dans
partijenConcerten en Harddraveryen op de Zondagen en algemeene Feestdagen
zullen gedoogd worden; zullende het aan de Plaatselijke..Besturen worden vrijge
laten hieromtrent ëene uitzondering toe te staanmits niet dan na het volkomCh
eindigen van alle Godsdienstoefeningen.
Dat de Plaatselijke Policie zorg zal dragen, ten einde allé hinderlijke bewegingen
en gerucht in de nabijheid der gebouwen tot de openbare Eeredienst bestemd en
in het algeyiecn alles wat dezelve zouden kunnen hinderlijk zijn, voor te komen
of te doen ophouden.
Dat de overtredingen tegen de bepalingen van dit besluit, naar gelang van perso-
sonen en omstandighedenzullen gestraft worden met eene boete van niet höoger
dan Fijf 'en Twintig Guldensof met eene gevangenis van niet langer dan drie
dagenvoot de overtreders die buiten staat mogten zijn deze boete te betalen.
Dat by eene. tweede overtreding de boete of straf zal verdubbeld wordenen wij
ders alle de te koop gelegde of uitgestalde goederen verbeurd verklaard en dè her
bergen óf andere publieke plaatsen voor eene maand gesloten.
E11 dat door deze algemeene verordeningenallé daarmede niet overeenkomstige Pro
vinciale of Plaatselijke Reglementen en inrigtingën zulleti worden gehouden voor vervallen.
Lasten en bevelen, dat deze in bet Staatsblad zal worden g^insereerd, en dat een ge
noegzaam getal exemplaren gedrukt en aan d.c Staten in de onderscheidene Provinciën of
Landschappeningevolge Art. 86 der Grondwettér uitvoering zal worden gezonden
'met last, om dezelve alo.nme te doen publiceren en a'ffigeren en van de predikstoelen der
Onderscheidene Christelijke Kerkgenoot'schilppfen te doen aflezen.
Lasten en bevelen voorts, dat onze Ministeriële Departementen.en andere Autoriteiten,
Justiciercn en Officieren, wien zulks aangaat, aan de haauwkeiirige uitvoering de hand
zullen houden, zonder eenige cönniventië of dissimulatie.
Gegeven in ys Gravenhage den iste'n Maart des jaars 1815, het tweede van Onze
Regering.
C Geteekend') WILLEM.
Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid,
QGeteekendA. R. Falck.
En verihanen Burgemeester en Wethouders voornoemd, de Ingezetenen dezer Stad, tot
"het nakomen der voormelde wettelijke bepalingen, en het vermijden van alles, wat be
tamelijke Stilte op de Zon- en Feestdagen zoude kunnen hinderen, ten einde zich niet
alleen te vrijwaren voor de toepassing, der daarop gestelde strafbepalingenmaar ook tot
ide gepaste viering van die dagen mede telwerken.
Aldus gedaan en gepubliceerdbij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den 15 Maart 1838;
j. Gi d e M f y.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du Pu ié
KENNISGEVING.
3Tweede Zitting yatt den Militie-Raadover het Kanton Leyden, N°. 15.
Burgemeester f.n Wethouders der Stad Leyden, geven bij deze kennis aan
tfe Lotelingen dezer Stad, behoorende to^ de ligting van het jaar 1838, dat de Tweede
Zitting van den Militie-Raad, voor deze Stad zal plaats hebben, op het Raadhuis alhier
'op DonderdagFrijdag en Zaturdagden 22, 23 en 24 Maart aanstaande*s morgens
ten 9 uremet vermaning öm op die dagen en uren, voor bovengemelde» Raad te ver
verschijnen-, ten einde hunne vrijstelling op hunne ingediende reclamesof wegens perso
nele ongeschiktheid, te vernemen; terwijl zij, bij gebreke hiervan, (al ware het dat het
biljet lót oproeping vah ieder dërzèlve, in het bijzonder, niet behoorlijk aan hen mógt
zijn bezorgd) ingevolge art. 38 der wet, van den 27. April 1820, zullen geacht^worden
geenerhande reden, tot vrijstelling te hebben, en voor den dienst finaal worden gedesigneerd.
Aldus gedaan cn gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den 15 Maart 1838.
J. G. DE M e y.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du Pui.
NEDERLANDEN.
Leyden den x8den Maart.
Het heeft Zijne Maj. den Keizer van Rusland behaagd, aan den HeeY
Mr. H. Cóck, Hoogleeraar in de Regcen aan de Hoo'geschool alhier, eenen
ring, mee eenen kostbaren brillanc versierd, ten geschenke te-geven, a'fc
een bewijs van Zijner Majs. welgevallen over het door voornoemden Hoog
leeraar aan Zijne Maj. aangeboden Handhoek van NatuurStaats- en Volken*
regtdoor hem vervaardigd ten dienste van HH. KK. HH. den Erfprins van
Oranje en Prins Alexander der Nederlanden.
Ziet hier het vervolg van het onderzoek van het ontwerp van wet, tot
voorziening in de volle rentebetaling der nationale schuld over 1838, on
langs door de afdeelingen van de Tweede Kamér der Staten-Generaal uic-
gebragt, waarvan wij het begin in ons vorig nommer hebben medegedeeld.
De derrie afdeeling meent zich te kunnen onthouden van de herhaling der
aanmerkingen in hec vorige jaar tegen een gelijk ontwerp gemaakt, bepaalde
lijk ook uit hoofde dat deze aanmerkingen alle aan de Regering genoegzaam
bekend zijn, en zij vertrouwt dat de Regering het bij het 3de artikel bedoelde
fonds tot vinding dezer renten niet zou aanwijzen, indien de genoegzaamheid
daarvan niet aan hetzelve bekend was. Zij betreurt dat de omstandigheden
gestadig tot zulk een ondragelijken last schijnen te blijven dwingen en dringt
met den meesten ernst bij de Regering aanom toch geene gelegenheid te
veronachtzamen, die leiden kan, om, door een vergelijk met Belgie, ook in
dit opzigc, de lasten van den Staat te verligtenen verklaart dat, hoe be
zwaarlijk 1n de toekomst deze vermeerdering van 's lands schuld voorkome
zij vermeent hare toestemming aan deze wet te zullen moeten gevenuit
besef dat het algemeen crediet, en dus het algemeen belang, dit volgens
hare wijze van beschouwing, onmisbaar vorderen.
In dc vierde afdeeling werden hoofdzakelijk twee aanmerkingen gemaakt.
De eerste betrof de volstrekte onmogelijkheid om die renbetaling op den
duur vol te houden, daar de schuld jaar op jaar zoo aanzienlijk werd ver
meerderd,' en de renten in diezelfde evenredigheid klommen, waarvan meti
de schroomelijkste gevolgen had te duchten tegen de, naar het oordeel der
geheele afdeeling, verkeerde wijze Van voordrage dezer zaak. Het lijdt
wel geen twijfel, gaat de afdeeling voort, dat men, van hec geheele Belgi
sche aandeel sprekende, veilig de som van ƒ8,400,000 kan noemen. Immers
niet alleen moet Belgie, volgens het eenparig gevoelen der Londensclie
Conferentie, in hec 48ste protocol, ten gevolge der verdeeling van de open
bare schuld van het vereenigd Koningrijk der Nederlanden, definitivelijk met
eene jaarlijksche rente van 8,400,000 belast blijven; maar dezelfde som iS
ook in de bekende 24 artikelen vermeld; en het tractaac van 15 November
1831 waarin die artikelen zijn opgenomen, van de zijde der Belgen aange
nomen en onderteekend geworden zijndemoeten zij gehouden wordenzich
ten aanzien der uitwijzing van meergemelde som en van de berekening,
Waarop dezelve rust, aan het gevoelen der Conferentie te hebben onderwor
pen; terwij! aan onze zijde mede dezelfde som is behouden, zoowel bij
het project-tractaat van schikking, op den 30 January 1832, door de Afge
vaardigden namens onze Regering, aan de Conferentie ingeleverd'9 en bij
missive van Z Êxc. den Minister van Buitenlandsche Zakendd; 2julij 1832,
aan de Kamer medegedeeld, als bij het in de maand October van datzelfde
jaar, door de Hoven van Pruissen Oostenrijk en Rusland ontworpen en goed
gekeurd project-tractaat, en bij de artikelen 10 en 11 van het laatste ont
werp, in de maand J11 lij 1833 door onze Regering aan de Conferentie aange
boden. Op de som van 8,400,000 valt dus de aanmerking der afdeeling niet
maar op den aftrek derzelve, alleen van de 2.] pCc* rentegevende schuld;
Immers wanneer men nagaat, hoe de Londensche, Conferentie hec eerst toe
die bedrag is gekomen, dan bevindt men, dat dezelve hiertoe gebezigd heeft
de olliciele opgaven dienaangaande door onze Regering aan hare gevolmag-
tigden overgezonden, in drie kathegorien verdeeld, waarvan de gezamenlijke
rente-verpligtingen te zamen bedroegen 10,195,145, welke door de Con
ferentie tot de ronde som van 10,000,000 gebragt zijné Daarna uitgaande
van het toen aangenomen beginseldnc de gedurende de vereeniging gemaakte
'Schulden in twee gelijke deelen mqesten worden gesplitst, plaatste zij boven
aan op het debet van Belgie de helft der 10,000,000, dus 5,050^000, in
welke som slechts ten naasten bij 2,100,000of de helft 4,195,145we
gens de pCts. inschrijvingen, sedert de vereeniging gecreëerd, bevat is.
Bij de voorschreven 5,050,000 is door de Conferentie in de tweede plaats
gevoegd de Austro-Belgische schuid, welke, als vóór de vereeniging be
staan hebbende, uitsluitend aan. Belgie moest verblijven; en zij berekende
deze oude schuld op eene "jaarlijksche rentesom van 750,000. In de
derde plaats belastte de Conferentie Belgie nog mee de betaling van ƒ2,000,000,
ter zake van eene oorspronkelijke Belgische schuld op het Fransche groot
boeken voegde ten slotte bij deze drie sommen, reeds 7,800,000 uicma-
kende, nog. 6oo.,oooen égard aux avantages de navigation et de commerce
dont la Hollands est tenue de faire jouïr les Beigeset aux sacrifices de divers
genresque ia séparation a amènes pour elle. Uit hare aanmerking van de
voordeelen van scheepvaart en handel welke Holland gehouden isde f eigen te
doen genietenals ook van de opofferingen van onderscheiden aardwelke de
scheiding voor hetzelve heeft te weeg gebragt f)
Door deze korce uitéénzetting der zaak, meent de afdeeling, genoegzaam
te hebben aangetoond, dat de som van 8,400,000, noch op de gewone be-
groocing alleen en geheel van de renten der 2.} pCt, rencgevende schuld,
welke daarbij slechts voor ten naaste bij 2,100,000 betrokken is, had be-
hooren te worden afgetrokken, noch di.en ten gevolge in dit wetsontwerp
alzoo voorkomen, en zij vindt zich hierop gedrongen, om bij »de Regering
daarop aan te houden,' dat, bijaldien onverhoopt, in strijd met het belang
des Vaderlands, en met de wenschen der afdeeling, in October van dit jaar,
de staat van zaken nog niet veranderd mogt zijn, alsdan de begrooting naar
deze aanmerking te willen wijzigenen nu reeds bij haar antwoord hec uit-
zigt daarop .te willen geven.
De vijfde, afdeeling, zonder ce herhalen wat reeds zoo dikwerf is gezegd,
en ook nu wederom met meer grond zon kunnen worden aangemerk;, over
het groot bezwaar, dat er naar 's lands financien in het betalen van het zoo
genaamde Belgische aandeel der schuld is gelegen, heefc gemeend van den
nu eenmaal ingeslagen weg, in het belang van 's Rijks crediet, ook ditmaal
niet te moeten afwijken, en dus het voorstel der Regering, om de volle ren
tebetaling der schuld ook over 1838 ce verzekeren, niet te mogen afwijzen.
Een lid heefc zich hiermede niet kunnen vereenigen. Wat de wijze van uit
voering betreft, zoo heefc men bedenking gemaakt tegen den tijd, dat hier
de renten dier leening, ten laste van het Rijk, zullen ingaan, en heefc men