A*. J838. •LEYDSCHÉ 'C O R A N T WOENSDAG* NEDERLANDEN. f3rr V BLUES utWQQÏi VI "E4 MAART. Leyden den I3den Maart. iiet hier het vervolg der aanmerkingen, in he't midden gebrage door de afdee. lingen van de Tweede Kamer dér Staten-Genéraal. (Zi'z ons vorig Nominee,). Wat aangaat de voordrage ter Uitgifte van losrenten op een gedeelte der 'gehuld ten laste der ÓverzeeSche Bezittingen, tot het doen van voorschot 'ten voor openbare merken, heeft men vrij algemeen aangedrongen op nadere 'ontwikkelingen, plannen en berekeningen, nopens de voorgenomen werken; beeft men derzelver noodzakelijkheid en doelmatigheid, althans op het tegen woordig oogenbiik, betwijfeld; heeft men althans de afscheiding van de on derscheidene Werken verlangd, vermits er tusschen een plan om spoorwegen 'aan te leggen, en de sedert eeuwen overwogene droogmaking van het Haar /emmermeer geen het minste verband bestaat, eh de beoordeeling van beide zeer verschillend zou kunnen ui vallen, en het aanleggen en verbeteren van andere werken vak 'openbaar nut iets geheel onbestemds in zich besluit. Het komt den meesten leden voor, dat het niet als eene genoegzame reden be schonwd kan wórden óm die ondernemingen in ééne wet op te nemen, op grond, dat hét geld voor alle Op dezelfde wijze Zal worden verschaft. Wat den spoorweg betreft, heeft men inzonderheid Verlangd bekend te wor. den gemaakt met de rigting, welke aan den spoorweg zou gegeven worden met het ontwerp zelf der begrooting van kosten, met den tijd, waarin het werk vermoedelijk zou-worden voltooid, en met hetgeen de memorie be doelt door gematigde én meest waarschijnlijke berekening, en dat de onderne ming zónder bezwaar van 's Rijks Schatkist zou kunnen geschieden. Men heeft gewenscht te weten, of men zeker is, dat men door eene verbetering van den Rijn boven Arnhem denzelven in zoodanigen staat zal kunnen brengen, dat die rivier ten allen tijde behoorlijk bevaarbaar zij? Hoe veel de kosten biervan zullen beloopen, en waaruit de hiertoe benoodigde fondsen zullen gevonden worden? Met betrekking tot de vraag, of het nuttig of noodza- Itélijk kan wörden geacht in dat Rijk spoorwegen aan te leggen, waren dè gevoelens verdeeld. Terwijl sommigen van oordeel waren, dat dit pleit dobr het beschaafd 'Europa onherioepelijk was beslist, waren anderen van gevoe len, dat dit voor het minst in dat Rijk als twijfelachtig kon worden beschouwd', en verklaarden vele leden zich hun gevoelen voor xe behouden tot het beko men van nadere inlichtingen. De voorstanders voerden aan, dat, terwijl in alle andere naburige landen ■£oor deti èanfèg van spoorwegen de gemeenschap aanmerkelijk wordt bei spoedigd, ons Rijk te dezen niet achterlijk kan blijven, wil men hetzelve niet aan groote nadeelen blootstellen; dat een spoorweg naar de kanten van Duitschland voor ons van het grootste aanbelang is, om onze handelsbetrek kingen met dat land te behouden, en zoo mogelijk te vermeerderen; dat Bel. gie en Duitschland, ten aanzien van den handel, in eene mindere gunstige heirekking tot elkander staan, dan Noord-Nederland en Duitscblano, omdat de eerstgenoemde landen beide zijn fabrijk-statenen ieder op zich zelf eene voor de behoefte voTdoende hoeveelheid koren oplevert; terwijl daarentegeft Noord-Nederland fnfftder als een fabrijk-stkat kan worden aangemerkt, en noödwendig granen uit Duitschland moet ontvangen; doch daarentegen in 'de beste gelegenheid Verkeert, 'oin koloniale waren naar Duitschland te leveren; dat 'eene besp'oedigae gemeenschap met Duitschland juist noodzakelijk is, opdat naburige landen, hetzij 'door de vrije vaart op den Rijn, hetzij door 'de ijzeren spoorwegen In Belgie Hessen-Darmstadt enz., zich niet van den handel In koroniate waren op Duitschland meester maken. Aar.dere léden, Zonder Zich bepaald tegen het aanleggen van spoorwegen te verklaren, konden hunne vrees niet verbergen, dat het voornemen, om in dit Rijk spoorwegen te maken, deszelfs oorsprong veeleer ontleende uit Èené zucht ofn anderen ha te Volgen, dan wel uit overtuiging, dat het in ons Rijk wezenlijk als nuttig of noodzakelijk kan worden geacht; zij meen. den, dat nimmer tot den aanleg van een' ijzeren spoorweg, zelfs bij wijze van proefneming, behoorde overgegaan te worden, eer de volstrekte nood zakelijkheid daarvan was gebleken, omdat zelfs elke proefneming verstrekte Zot benadeeling van zoo vele belangen, als daar zijn van diligences, stoom- schepen en andere middelen van vervoer. Dezelfde leden merkten al verder aan, dat het tegenwoordig tijdstip juist eene geschikte gelegenheid aanbiedt om zich te overtuigen, of eene com. munfeatie mét Duitschland, die nimmer, ook des winters, zoude kunnen gestremd worden, noodzakelijk kan worden geacht; terwijl toch sedert twee maanden de gewone vervoermiddelen te water naar Keulen niet flieer heb ben kunnen gebruikt worden, wenschte men te mogen weten, of er op dit 'oogenbiik gebrek aan koloniale waren te Keulen bestaat, dan wel of dé jprijzen van dezelve in verhouding met die van ons Rijk, aldaar thans hoo ger Zijn, dan vóór ne stremming van de gemeenschap. Men meende al Verder dezerzijds, dat eene binnenlandsche bespoediging tfj> kleinen sfstsnrf tot hoe'danige de ontworpen wegen zouden dienen ^onaannemelijk is, Zoo lang men niet zeker is van dé mogelijkheid of van de groote waarschijnlijkheid der voortzetting over de grenzen, Zoodat de zaak althans tot zoo lange behoort te Worden verdaagd, opdat men, na het impen- deren van zoo aanzienlijke geldsommenniet ten halve bljjve steken. Voor zoodanige verdaging oordeelde tnen, dat nog andere gronden pleitten, als dat Wij, geene ijzeren banen kunheh leggen, zonder te passeren over de laagste en meest moerassige gronden, getuige de baan van Amsterdam naar Haarlem; de vóorzigtigheid scheen te gebieden om den al of niet goeden bitslag van dat ontwerp als proeve eens in te zien. De gemelde verdaging Scheen ook te worden aanbevolen door den staat onzer geldmiddelen, daar het bedenkelijk toescheen op hetzelfde oogenbiik; dat jaarlijks buitengewone kanVragen worden gedaan voor ontbrekende rentebetaling en voor de vast- houding van een hoogkt bezwarenden staat van oorlóg, onze buitengewone hulpbronhen tot dusdanige buitengewone nieuwe uitgaven, aan te tasten. Öie aantasting zou al verder geschieden ten koste aan andere wettelijke Mestinatién ten behoeve van het Amortisatie-Syndicaat. In het volgende jair moet dat ligbhaam staat en rekening aanbieden; alsdan zou men betei kunnen beoordeelen of die staat het detourneren dezer fondsen gedoogt. Wijders Werd bijgebragt, dat de prijs, van het tot eene ijzeren baan gé. bruikt wordende rijswerk thans tot zoodanige hoogte was geklommen, dat de kosten van dezelve hierdoor aanzienlijk Zouden worden vermeerderd, in. Óien men van stonden aan tbt die dasrstelling wilde overgaan, en dat de. zelve nog hooger zouden stijgen, indien men dit werk, en dat van de be dijking en droogmaking van het Haarlemmermeer, te gelijk zoude willen tot Stand brengen. Sommige leden wtren van gevoelen, dat iu dit geval, ten aanzien van de onteigenining der noodig geoordeeld wordende grondende voorschriften van art. 164 der grondwet moeten worden in acht genomen, en niemand van eenig geue'elte van zijn eigendom onczet, dan tegen hei ont vangen van eene behoorlijke schadeloosstelling, terwijl op het stnlt van ont eigening zelve eene nieuwe wet aan de leden zoo dringend noodzakelijk voor kwam, dat men het ongeraden hield om, vóór het in werking brengen van dezelve, belangrijke werken aan te vangen. In eene afcieeling is gezegd, dat het voorname oogmerk van de ijzeren baan moet zijn, om in het algemeen belang, een handelsweg-te hebben"welke echter, ofschoon op eene Ongeschikte wijze, tevens aan het genoegen der ingezetenen kon Worden dienstbaar gemaakt. Het kwam dfeiTleden uit de. zen hoofde niet verkieslijk voor, dat de baan met eenen bogt ten zuiden van Utrecht zoude daargesteld worden, maar liever, indien daartoe geen ge- wigtige bedenkingen bestaan, in eene regte rigting, bijlangs Soestelijk en ten noorden van de Amersfoortsche bergen op Westervoort, welke laatste rigting ook daarom aan te raden scheen, dewijl dezelve, indien de hierbij betrokkene Regeringen zich dezen aangaande mogten verstaan zonde kun nen leiden tot het daarstellen van een zijtak of tweede baan, beginnende nabij Amersfoort, en loopende door Overijssel over het Hanoversche grond, gebied naar Bremen, Hamburg en geheel het Noordelijke Duitschland, het- welk op die wijze door dit Rijk, met het Zuidelijk Duitschland, en, na de eindschikking onzer zaken met Belgie, ook mee Frankrijk 'zoude kun- nen worden in betrekking gebragr. Wat den voorgeslagen zijtax van Rotterdam naar Utrecht betreft, waren vele leden van oordeel, dat in liet algemeen niet zonder gewigtige redenen zoodanige zijtakken voor rekening van het Rijk behooren te worden on. dernomemdewijl dezelve meestal dienden, ter bevordering van bijzonder en plaatselijk belang en genot, en dat in het bijzonder de zijtak van Rot. terdam ook daarom niet aannemelijk scheen, dewijl men van hier naar Nij megen, en hooger op naar het punt van scheiding tusschen Waal en Rijn, de goederen met stoombooten spoediger zal kunnen verzenden, dan over eene ijzeren baan eerst naar Utrecht, dan naar Arnhem, per boot naar het omschrevene pnnt. Wierd echter een spoorweg van Amsterdam naar het Noordelijk Duitschland daargesteld, dan zoude een zijcak van Rotterdam langs Utrecht, invallende op het punt, alwaar de genoemde spoorweg zich in tWee-rigtingen naar het Noordelijk en Zuidelijk Duitschland zonde schei, den, van algemeen nut knnnen zijn, en in sommige gevallen groot voor. deel kunnen aanbrengen. Men heeft verder gevraagd of de vervoer op den weg door het Rijk zal geschieden, dan Wel óf dezelve aan particulieren zal worden afgestaan Wat de uitvoering betrefc, zoo zouden sommige leden dezelve liever aan parti culieren dan aan bet Rijk zien opgedragen, en deze leden waren van oor. deel, dat, wanneer men eens, uit hoofde der omstandigheden, in de tarieven vermindering zou moeten maken, men evengoed aan de parcicüliere ondernemers de schade daaruit voor hen ontstaande, zou ltunnnen vergoeden, als men nu verpligt zal zijn, óm in een gelijk geval, het Syndicaat te gemoet te ko« men. Andereleden waren echter van meeningdat, wanneer tot de uitvoering mogt worden besloten, het beter ware dezelve voor rekening van hecRijlt, dan van bijzondere personen, te doen bewerkstelligen. Wat aangaat her droogmaken van het Haarlemmermeerheef: men gevraagd, of daartoe thans werkelijk noodzakelijkheid bestond? Welke de vermoede lijke gevolgen zouden zijn, indien hiertoe nier spoedig wierd overgegaan? eii of er ook andere middelen bestaanoin die bezwaren uit den weg te ruimen? Men heefc voorts verlangd te weten, hoe veel kosten er, gemid. deld, in de laatste 10 jaren zijn aangewend, om de uitbreiding van het Haarlemmermeer tegen te gaan; door wie die kosten zijn gedragen, en op welke wijze het Rijk vergoeding zal bekomen voor de ontlasting, welke het gevolg zal zijn van de droogmaking en bedijking? Of liet Haarlemmer» meer geheel of gedeeltelijk zal worden droog gemaakthoeveel bunders men hierdoor voor cultuur denkt te verkrijgenen of deze dadelijk dan wei eerst na verloop van veie jaren, vruchtdragend kunnen zijn? Welke bezwa ren uit den physieken toestand van het Hoogheemraadschap Rijnland ont leend; het droogiraken tot nu toe in den weg stonden, en op welke wijze die uit den weg zijn geruimd? Welke de voordeden zijn, die, volgens de memorie, gedurende de bewerking door .de onderneming zuilen worden opge leverd? Of eventueel het drooggemaakte Meer bij Rijnland zal worden ge voegd en of er behoorlijk zal wórden zorg gedragen voor het voortdurend onderhoud van de dijken, opdat dit niet ten laste van het Rijk moge komen Intusschen bragten vele leden reeds nu in het midden, dat zij het droog maken van hec Haarlemmermeer in vele opzigten als zeer nuttig beschouwen, zoowel tot bevordering van de gezondheid der in de nabijheid wonende inge zetenen; als ten behoeve van Rijnland en van de hoofdstad, en tot voorko ming van overstroomingen en uitbreiding van den plas. Sommigen hebben vérmeend, dat, daar die droogmaking, eigenlijk ten nutte van Holland strekt, de onderneming óok moest komen ten laste van de provinciale kas van Hol land, en niet van die van het Rijk, dat de Regering toch b. v. verklaard had, dat, ten aanzien van de verbetering van rivieren, waarmede liet belang en de weivaart van vier provinciën in het naauwste verband staat, en de conservatie van de zeeweringen in Groningen en Vrieslandde Rijks-finan- tien niet toelieten daartoe bij te dragen. Overigens had de ondervinding, b. v, bij den Zuidpias, geleerd, dat de kosten bij de droogmakingen de ramingen verre overtroffen. Eenige leden merkten aan, dat, indien men ten dóel niogt hebben om den landbouw te bevoordeelenen eene grootere hoeveelheid land, voor bebou wing geschikt te maken, weiligt door eene andere aanwending van de kap;» talen in andere oorden van ons Vaderland meer nut zou kunnen gesticht wor den, gevende niettemin een lid in bedenking, of, terwijl, men iri de nood zakelijkheid is geweest, om ten nadeele van den handel eene wet daar te scellentot opbeuring van den landbouw het in ons Rijk wel geraden kan worden geacht om den landbouw uit te breiden. Wat de andere werken van openbaar nut aanbelangt, in de toelichtende memorie vermeld, zoude men gaarne, om dezelve te kunnen beoordeelen, van de Regering willen weten, welke straatwegen in Vriesland, welke in Groningen en welke in Drenthe, bij uitbreiding der bestaande wegen van Mep. pél naar Leeuwarden en naar Groningen, zouden worden aangelegd; als. mede, waarop de kosten van die wegen, en van het afwerken van den straat weg door Noord-Brabandvan den geprojecteerden straatweg van Ams sterdam naarNaarden, van dien van Rotterdam naar de Buitensiuis, en eindelijk van de droogmakerij van Mijdrecht, worden begroot, en hoeveel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 1