„En zonde de voorgestelde verandering in het tarief van invoer strekken tot stijving van de schatkist? Aanvankelijk welligt, ja, maar luttel weinig, en allengs nog minder en (minder. Uit Pruissen zullen weinig kolen worden aangevoerd, omdat tfe regten te boog zijn voor de mindere qualiteit. De toevoer van EngelsChè kolen zal toenemen, maar daarvan slechts éèn ver minderd regt In de schatkist vloeijen; allengs zullen de fabrijken worden ver nieuwden de nieuw op te rigten tot het stoken van turf worden ingerigt'; naar mate die brandstof opgang maakt, zal derzelver niet noemenswaardige accijns in de schatkist komenmaar ten koste van het als zoo voordeelig voorgedragen inkomend regt; de hooge veenen zullen eenige jaren vroeger 'afgegraven zijn en derzelver eigenaars te spoediger verrijkt. „Deze, Ed. Mog. Heerjn! kunnen de eenige vruchten zijn van bet voor. 'gestelde inkomend regt op de steenkolen kunnen die van genoeg belang 'geacht worden, om er slechts eéne enkele landelijke fabrijk aan op te offeren? Voideren detractaten met vreemde Mogendheden gelijkstelling vanscheeps. 'regten men stélle de in- en uitlandsche schepen vrij. Waai tractaten gebie. 'den, vervallen aanmerkingen. Maar mist dan de inlandsche kolenvaart de vroe. 'gere beschermingzij wordt daarentegen ook niet belast. „En heeft de Schatkist grooter behoefte; men herstelle de afgeschafte 'opcenten tveder, of verhooge des noods den accijns. Dan zullen groote 'sommen, door alle-standen gelijkelijk opgebragt, in de.schatkist vloeijen; alle fabrijken, hoe dök genaamd, en, het zij aan de kusten of aan de lande lijke grenzen gelegen, hun aandeel dragen in die evenredigheid, welke door "U. Ed. Mog. regtvaardig is geoordeeld; aan het verlangen naar meerder be scherming van de hooge veenen zal worden voldaan, en zóó zal, zonder "kwetsing van bijzondere belangen, onder den naam van accijns, worden vol- 'daan aan alle bedoelingen der Regering geen fabrijkant zal zich in de keuze zijner brandstof belemmerd zien, maar, dankbaar zijne offers brengende op het altaar des Vaderlands, zal zijne onbelemmerde industrie het hare toebren- ;gen tot dén bloei van Nederland." in de Staats-Courant van den 3den, leest men over den staat der bo- venrivieren'; Men heeft berigt ontvangen, dat den 28stCn 1. 1. des avonds ten half ze. ven ure, eene doorbraak in den regter Rhijndijk even boven de Pruissische stad Rees, de Ronde Wier, is gevallen, nadat die dijk gedurende den na middag zwaar had overgeloopenen geene opkisfingen meer baatten. Het oude en lage gedeelte dier stad is daardoor onder water gezet. Volgens deskundigen moet deze doorbraak het overstroomen van het 'Geldersche ambt 'Lijmers en van eene streek lands binnen het regterboord van den IJssel tot Doesburg ten gevolge hebben. De Rhijn zou daardoor boven ons grondge bied van eene aanmerkelijke massa water ontlast worden; ook met de Waal zou dit het geval zijn; doch de Nederrhijn zou daarin minder deelen, om- 'dat een gedeelte van het inundatie-water tusschen den Eltenberg en den Spijkschen dijk, langs het riviertje de Wild op den Nederrhijn komen zou. Uit Dordrecht ineldt men van den ïden Maart, dat, bij het ter perse leggen van de Stads-Courant, het berigt werd ontvangen, dat het ijs in den mond van de Kil tot aan het Visschersgat opgebroken en voör 's Gravendeel 'aan het kruijen was. In het Limburgsche heeft het losgaan van het ijs den 24 Februarij 11, groote schade aangerigt. I11 het kanton Cheegheler zijn onderscheiden dij ken "bezweken en is het water en ijs over de weilanden gestroomd, alles ln derzelver Vabrt medevoerende. Duizende boomen zijn uit den grond ge takt, en vele buizen en bruggen zeer beschadigd. In geen 50 jaren had 'men het water Zoo hoog geziendoch hetzelve is weder snel gevallen. In het Engelsch weekblad the Athenaeumvan den 17 dezer maand, leest men de volgende levensschets van den onlangs overleden Iiocgleeraar éan de Utrechtsche HoogeschoolG. Moll: „Professor G. Moll was te Amsterdam geboren den 18 Jannarij 1785, en overleed in dezelfde scad op den 17 Januarij 1838. Omtrent het jaar 1800 was hij als klerk in een geacht handelshuis geplaatst, ter verkrijging van eene algemeene kennis in de handelszaken, en ofschoon een jong mensch van een onafhankelijk vermogen, vervulde hjj met vlijt en naauwgezecheid al deplig- ten dier betrekking. Zijn vrije tijd was echter geheel aati de beoefening der wis- eïr scèrrekunde gewijd. Zijn vader, de strekking van zijnen geesc ont warende vergunde hem de handelszaken vaarwel te zeggen en zijne heer schende neiging op te vólgen. Dit had omtrent het jaar 1806 plaats. Hij legde ziCb terstond geregèld op de studiën toe, onder de leiding van zijnen vriend den Hóogleeraar van Swindente Amsterdamvervolgens vertrok hij naar Utrecht en eindelijk naar Parijs. In December 1812 werd hij benoemd tot Hoogleeraar in de wis- en natuurkunde aan de Hoogeschool te Utrecht, én werden hem achtervolgens door Z. M. den Koning der Nederlanden ver scheidene belangrijke betrekkingen opgedragen. Gedurende een' geruimen tijdj had hij'het oppertoezigt over den waterstaat; een vak, hetwelk al de maacregelèn voor de bescherming van het land tegen overstroomingen in zich bevat; ook was hem de zorg voor de chronometers, aan de Koninglijke tnkfiri* behoorende, toevertrouwd, en was hij een van de drie examinatoren Vaft Zee-officieren, vóór denzelven het cractement wordt toegekend. In 1835 'werd hij door den Koning belast met het bestuur over het opmaken van eene reeks van opmerkingen omtrent de eb en vloed langs de geheele Noord-Ne. iderlandsche kust, waarvan het verslag aan den Hoogleeraar Whemel te Cam bridge werd overgemaakt. Onder de verschillende geschriftendoor Item tiaar Engeland ter openbaarmaking overgezonden, behoort er een aan Sir Da vid Brewster, over dé uicvinding van den teleskoop; een ander over de resul taten vail zijne proeven omtrent de snelheid van het geluid; een derdebe* Vattende eene vergelijking van het Britsch, Fransch en Nederlandsche gewigt ■welke verhandeling opgenomen werd in hec Journal van het Koninglijk In stituut, Augustus 1831, en eetj vierde over de zonneklips vati den 7 Sep- temb'er 1820. Reeds verscheidene jaren geleden vereerde zijn Vorst, hem met de Ridderorde van den Nederlandschen Leeuw. De burgerij van Ëdimburg droeg hem gedurende de vergadering van het Britsche genootschap, in 1834, het burgerregt dier stad op, en de Hoogeschool vereerde hem met den graad van Doctor, welken graad hij echter reeds in Holland vérworven had. I11 het jaar 1825 werd héin eene Hoogleeraarsplaats te Leiden aangeboden,maai bij wees dezelve van de hand. De Hoogeschool en de stad Utrecht betoon, (den hare erkentelijkheid wegens die blijk van gehechtheid, door eene aan- zienlijke Som ter zijner beschikking te stéllen, voor de vermeerdering vati zijne verzameling van sterrekundige en andere instrumenten, welke kostbare verzameling, alsmede zijne bibliotheek, hij bij uitersten wil aan de Hooge school heeft nagelaten. Zijne kennis van de Engelsche taal en zijne vaar- digheid zoo in het spreken als schrijven van dezelve, zijn bij allen wel be kend, dié het genoegen hadden met hem in betrekking te staan, en wij voe gen hierbij inec eene ware zelfvoldoening, dat het Athenaeum menig welwillend dienstbetoon en meer dan eene belangrijke mededeeling aan hem te danken heeft; Éven gemeenzaatii was hij ook met de Fransche en Duitsche letteren. Zij, die de eer hadden hem te kennen, moesten hulde doen aan de uitge breidheid en de verscheidenheid zijner kennis, aan zijn wondervol geheugen .en aan al die maatschappelijke 'hoedanigheden, welke zijn gezelschap ten hoogste aangenaam maakten; terwijl zij, die in zijn vertrouwen mogten dee len, het best aangaande de voortreffelijkheid van zijn hart kunnen getuigen. O S T I N D I E. Batavia den 28 October. Den 8sten dier maand was op Batavia in goe den welstand de Generaal-Majoor Cochius teruggekeerd, onder wiens bevel Bonjol was ingenomen, zoo als te voren gemeld is. Zr. Ms. fregat Belhna, aan boord hebbende Z. K. H. Prins Hendrik, en fle brik de Snelheid, waren den 9<len van Batavia en Riouw te Singapore aangekomen; den iiden hebben beide schepen door de straat van Malakka hunne reis naar Calcutta voortgezet. Over het verblijf van Z. K. H. te Riómv én "Singapore ,'jwordt in de Javasche couranten nog het volgende gemeld: Den 7den October kwam Z. K. H. voor Riouw aan. De eerste plaatse lijke en militaire Autoriteit, benevens de Kapitein-Luitenant ter zee, Com. mandant van Zr. Ms. korvet Ajax, begaven zich onmiddeiijk aan Doord van het fregat, om den Prins met Hoogstdeszelfs behouden aanxomsc te compli menteren, terwijl Z. K. H. den volgenden morgen aan wal stapteonder hec salueren van hec fort en van de ter reede liggende oorlogs- en particuliere schepen. Vervolgens werd de Doorluchtige reiziger door de voormelde Autoriteiten, vergezeld van den onder-Koning, den Sultan van Selanjoor en de civiele en militaire Ambtenaren ontvangen, en langs het bruggenhoofd door de rijen v-an de, ieder in hunne nationale kleederdragtgeschaarde menigte, naar de hét voor de receptie in gereedheid gebragte residentiehuis geleid. Des tia.itid. dags bezigtigde de Prins het fort Kroonprins, c!e kerk en de gouvernements lagere school, nam daarna deel aan een diner en keerde in den avond, onner het schoonste weder, naar boord terug. Den 9 October ligtte hec fregat het anker, en kwam nog denzelfden dag te Singapore aan; alwaar Z. K. H. den volgenden morgen aan wal komeudé, met eerbewijzingen door den resident werd oncvangen, bij afwezigheid van den Gouverneur Bonham. Eene gouvernements woning was voor de receptie van Z. K. H. in gereedheid gebragc. De dag werd besteed in het bezigcigeii van de omstreken der plaats en in het Bijwonen van een officieel diner, ter wijl den volgenden morgen de reis, door de straat van Malakka, is voortgezet, Uit Bacavia wordt nog van 20 October gemeld: Wij vernemen', dat de voorgenomen uitbreiding der zoo veel belangstelling inboezemende theekuituur, in verscheidene residencien op Java, gunstige uitkomsten belooft, te oordeelen naar den goeden staat der jonge aanplantin gen in eenige landschappen en van die der kweekbeddingen in andere. Vol gens tnededeelingen zijn reeds uitbreidings proeven, zoo wel als de aanplan tingen, die reeds eenige thee kunnen leveren, nu kortelings overal opgeno men door den Inspecteur der cheekultuur J. J. L. Jacobsonaan wien, nadat hij in het vorige jaar, van de waarneming der meer beperkte betrekking van AdsiSienc en Resident te Wanaijassa, ontheven en bevorderd was tot gelijk heid in rang mee de Inspecteurs der kultures, eene algemeene reis over Java Uitsluitend voor de theekuituur, werd opgedragen. De ijverige en verdienstelijke bemoeijingen van dien Inspecteur hebben vroeger en ook nu overal tot regelingen geleid, die, zonder onvoorziene te genspoeden, goede gevolgen kunnen doen verwachten, zoodat alle redenen bestaan om te mogen vertrouwen, dat te zijner cijd voldaan zal worden aan den weiisch voor eene goede behandeling en verzorging, die door den handel in Nederland gekoesterd wordt, blijkens een artikel nopens de thee, voorko mende in het Amsterdamsche Algemeen Handelsblad van den 23Sten Mei jl. Wij voegen daarbij van onze zijde den wensch, dat reeds iri hec aanstaande jaar, bij verwezenlijking van de thans bekende voorniczigten daartoe, eene meer belangrijke bezending van goede Java thee, en wel zoo veel mogelijk van de onderscheiden gewilde sorteringen, aan de Nederlandsche markt zal worden gebragt, om als dan jaarlijks geregeld, en steeds vermeerderend en verbeterend, te worden voortgezet; waartoe de vroegere bezendingen en vooral die van de theewelke onder hec dadelijk bestuur van den Inspecteur is bereid, door derzelver gunstige beoordeeiiag in Nederiand, eene genoeg, lijke ontvangst en goeden aftrek hebben voorbereid. AEGYPTE. Kaïro den 20 Januarij. Uit deze plaats wordt geschreven: Van ons leger in Arabie heeft men zeer bedroevende tijdingen. Eene ex peditie van 5000 Arnauten, gecommandeerd doorYsj;;nr|ï-Beyis in Redschd, van waar zij een transport kamelentot voortzetting van den oorlog 111 hec gebergte van Assir, moest halen, geheel omgekomen. Zij was in de woestij nen van Redschd doorgedrongen; de bewoners, van den stam der Wehabi- ten, weken achterwaarts en bleven den vijand in de omcrelt van Dervaieh, hunne hoofdstad, afwachten. Hier kwam het den rnsten October tot een gevecht, de Bedouinen hielden niet lang scattd, maar lieten de stad ter plun dering aan de Turken. Naauwelijks evenwel hadden deze laacscen zich naar gewoonte in alle rigtingen verstrooid, ofde Bedouinen verschenen op nieuw, overvielen de plunderaars en maakten onder dezelve eene slagting, zoo als geen leger van Mehemed-Ali nog immer ondervonden had. Van de 5000 man ontkwamen er slechts zes, onder welke Ismaël Bey. Dit treurberigt heefc eenen algemeenen schrik over Kaïro verspreid; het feest, hetwelk bij de besnijdenis van den zoon van /ins.'trVa-Pacha zon hebben plaats gehad, is uit gesteld, alle uit de dienst ontslagen Turken zijn op nieuw geprest en onver wijld naar Arabie opgezonden. Ook in Yemen hebben de Aegyptische wapenen eene belangrijke nederlaag geleden. Ibrahim-Pacha, niet de beroemde Ibrahim, de zoon van Mehemei, maar een neef van denzelven, heeft eenen mislukten aanval op Sana, de hoofd stad van Yemen, gedaan, en is zijne mage door den Sheik Hassan, zoon van Hassan vernield. Zoo de Arabieren de kunst des oorlogs verstonden, zou hec hun, na deze gebeurtenis, niet moeijelijk vallen de Aegypcenaren uit gansch Yemen te verdrijven, maar thans vergenoegen zij zich het gebergte van hen te zuiveren, en laten zij hen 111 het bezit der vlakten, op welke door hen niet veel prijs wordt gesteld, SPANJE. Berigten over Parijs van den I Maart. Uit Madrid schrijft men van den 19 Februarij: Volgens eenen brief uit Bilbaoliep aldaar het gerucht, dat de Generaal Latre cwee Carlistische bataljons in de nabijheid van Villa Nueva de Mena heeft overvallen, en dat hij van dezelve 14 officieren en een groot getal soldaten heefc krijgsgevangen genomen. De Carlisten onder het bevel van Basilio, zijn denpden tePontones, te Santiago en te Nerpio binnengerukt; te Peubia hebben zij rations aange vraagd. De bevelhebber van Murcia berigt, dat, daar de Carlisten niet in Andalusie kunnen terugtrekken, om alzoo den doortogt tusschen Hellin en Las Peiras in de provincie van Albaceta, door te trekken, het niet te ver. wonderen zou zijn, dat zij la Puebla de Fabriqne, Cararaca of Lorca, in de provincie Murcia, zouden indringen, om bij de eerste gelegenheid naar Yecla of Villena door te trekken; dit zijn de laatste tijdingen omtrent de bewegin. gen van de Carlistische expeditie, door den pose van Valencia medegebragc. Volgens tijdingen uit Bayonne, is het opperhoofd Castor meester van de geheele provincie van Santander. Men gelooft, dat de expeditie van Basilio Garcia zich naar Albaceta zal begeven. Espartero zou thans wederom aanvallenderwijze gaan handelen en van voornemen zijn Penacerrada te hernemen, welke gewigtige plaats voor eenige niaandén in handen der Carlisten gevallen is, Telegraphische Depeciie; Bayonne 26 Februari'1. Op den ipden heeft Generaal Flinter bij IJebenes de troepen van Jara ge heel verslagen, 1600 man gevangen genomen en 200 gedood. Te Parijs is nog ontvangen eene nadere, over de nederlaag door de Car listen geleden handelende, Telegrapiiische Depeche. Bordeaux, 27 Februarij. De vereenigde benden van Jara, Peco en anderen, ter sterkte van 2000in, fanteristen en 800 ruiters, zijn den I8den omstreeks IJebenes (provincie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 3