fgoppsrd* ihig, of «en gefiasporteerd vrjj.v.iliger eertt vijftien ifisandsa na verkregen ontslag, als plaatsvervanger vermag te «orden aangenomen; van Regeringswege aan Hun Edel Mogenden het volgeide is geantwooid: „Dat, even als onder net beheer der wet van 1817, een milicien dade lijk, na verkregen ontslag, als plaatsvervanger kan worden toegelaten, daar er te 'zijnen aanzien wel geene kwestie van inwoning ion zijn, zoo ten ge. volge van der. reeds in 1831 ingevoerden maatregel, om de ingezetenen liet remplacement, zoo veel doenlijk, gemakkelijk te maken, een vrijwilliger, die Nederlatider van geboorte is, de bevoegdheid heeft, mits aan alle overige bij de wet gevorderde verëischten voldoende, zich dadelijk na verkiegen ont slag als plaatsvervanger aan te melden; dat eCluer, met opzigt tot de vreem delingen, de inwoning gedurende zes maanden in eene der provinciëneen volstrekt en van Regeringswege ten alien tijde volgehouden vereischte is; dat zoodanig vreemdeling al verder, om als plaatsvervanger toegelaten ta worden, niet slechts de hoedanigheid van ingezeten bezitten, maar evenzeer bewijzen moet, aan de Nationale Militie, gelijk dit de wet zonder eenige uitzondering van allen heeft geëischt, voldaan te hebben; dat men vermeent dat deze voorzorgen, gevoegd bij de meermalen reeds gedane aanbeveling, om van de vreemdelingen, die zich als plaatsvervanger aanmelden, (ten einde voor te komen, dat, op grond der met sommige Mogendheden aangegane Cartels, hunne uitlevering naderhand zou moeten worden bewerksceld,) ook nog het bewijs te vorderenvan in het land hunner geboorte de aidaar op hen berust hebbende verpligtingen tot de krijgsdiensten vervuld te hebben, als genoegzaam voldoende zijn te houden zonder dat net noodig zij den tijd van inwoning te verlengen, en tot het tijdvak van 15 maanden, gelijk bij de wet van den 8 Januarij 1817 is gevorderd, terug te brengen, en dit te meer om dat er sedert eenen vrij geruimen tijd bij de Regering geene bezwaren wegens de admissie van vreemdelingen als plaatsvervangers ingekomenmaar er integendeel zelfs provinciën bekend zijn, in welke men bij de laatst af- geloopen ligtingen geenen enkelen vreemdeling als zoodanig heeft aangenomen." Daar het intusschen mogelijk zou kunnen zijn, dac bij den eenen of an deren Militie-Raad alsnog de meening bestond, dat een Nederlander van geboorte, die als vrijwilliger heeft gediend, wat den tijd van inwoning be. treft, na verkregen eervol ontslag, niet dezelfde aanspraak als een gepas porteerd milicien kan maken, om dadelijk daarna zich als plaatsvervanger aan te melden, maar in dit opzigt mee een vreemdeling zou zijn gelijk te stellen, zoo zijn de Gouverneurs der provincie verder verzocht, de boven, vermelde missive, zoo aan de Militie-Raden, als aan de Militie-Commissa. rissen, alsmede aan heeren Gedeputeerde Staten, ten fine van informatie en narigtwel te willen mededeelen. Terwijl hun wijders is te kennen gegeven, dat het niet geheel ondoelmatig zon zijn, ten einde de admissie als plaatsvervangers, van onbevoegde vreem delingen met te meer naaruk tegen te gaan, de onderscheidene plaatselijke Besturen aan te schrijven, gelijk dan ook geschied is, om geene attesten lett. V der wet, ten behoeve van dezelve, af te geven, dan aan hen, die al de reeds opgegeven vereischten vervuld hebben, en voorts, zoo als vroeger reeds is gezegd, tevens bewijzen, aan de verpligtingen, den inge. zetenen bij de wet op de schutterijen opgelegd, voldaan te hebben. Het Journal de la Hayede aandacht vestigende op den uitval van het Parijsclie dagblad le Journal dei Débats. wegens de groote gemakkelijkheid, waarmede, des begeerd, Fransche troepen langs een' ijzeren spoorweg in Belgie kunnen overgebragt worden, voegt daarbij de volgende aanteekening: Wij kunnen bij de gemakkelijkheid van wapeningen, welke Frankrijk aan de zijde van Belgie geniet, en welke het Journal des Débat! bloot legt, deze omstandigheid voegen, voor welker echtheid wij instaan, te weten: dat het Fransch bewind te Charleroi een amunitie-magazijn, ter waarde van veertien millioen francs, bezit. Een FTansch artillerie-onderofficier neemt dit maga zijn jaarlijks in oogenschouw. De Staats-Courar.t van gisteren bevac over den staat der rivieren, on der dagteekening 's Gravenhage den 23 Februarij, het volgende: Dc heden alhier aangekomene berigten maken nog van geenerlei belang rijke verandering in de gesteldheid van het ijs op onze Nederlandsche rivie ren gewag. Het zit overal nog vast, doch hier en daar merkt men langzame afneming in dikte op. Zoo was bij voorb. de dikte van het ijs op de Maas nabij fieusden den aasten, in de laatste vijf dagen, van 37 tot 33 of 34 dui. men verminderd. Bij Werkendam was het ijs deii2isten nog 25 of 30 dm. dik. Uit Dordrecht schrijft men, dat de stand van de rivier voor die stad onveranderd gebleven is. Den 22 Februarij heeft er te Amsterdam op de O. Z. Achterburgwal wederom een brand plaats gehad, welke echter spoedig gebluscht werd. Een militair-concert, den 22 Februarij te Amsterdam gegeven, heeft voor de algemeene armen aldaar 1750 opgebragc. Den 20 Februarij zijn een man en vrouw, die zich mee eene slede over het IJ lieten overzetten, door het ijs geraakt en ongelukkiglijk verdron ken; tot dus verre zijn de lijken nog niet gevonden, terwijl de persoon, die de slede voortstuwde, zich bij tijds heeft kunnen redden. Men merkc op, dat het ijs in het algemeen van onderen aan het afnemen 13, en alzoo zeer gevaarlijk wordt voor hen, die zich daarop begeven. Uit Uithoorn wordt van den 20 Februarij het volgende gemeld: Heden voormiddag, ten half elf ure, ontstond alhier, bij den winkelier H. van Ingen, een hevige brand, die weldra tot de belendende huizen over sloeg. Door ijverig aangebragte hulp, zoo uit deze gemeente, als uit de naburige plaatsen Mijdrecht en Nieuwer-Amstelwas men te half drie ure den brand meester, doch niet dan nadat de vuurwoede gemelde drie huizen, waarvan twee aan genoemden winkelier en het derde aan den dorpsbode Traa toebehoorden, tot den grond gesloopt had. De bijzonder lofwaardige ijver onzer eigene ingezetenen, en de zeer snel aangebragte hulp van buiten, hebben reeds dreigende en nog grootere onheilen verhoed. De gebouwen zjjn geheel, de winkelgoederen en meubelen slechts gedeeltelijk verzekerd. Te Zwolle is in den nacht van den ipden op den 20 Februarij brand ontstaan in de jenever-stokerij van de heeren Visser, doch nog tijdig gebluscht. Een Bijbel-uitventer is den 6den en ioden dezer maand te Si. Troud, in België, deerlijk mishandeld geworden. Het gepeupel is als woedend op hem aangevallen, heeft hem verschrikkelijk geteisterd en een deel zijner boeken verscheurd. Anderen ontnamen hem de Bijbels, doopten dezelve in terpentijn, en verbrandden ze onder zijne oogen. Den Commandant der maréchaussés met eenige zijner manschappen is het eindelijk gelukt den mati aan de woedende menigte te ontrukken en onder hunne bescherming te ne men; doch het hoofd der polieie van de plaats heeft, zegt men, Zich vol strekt niet vertoond. CHINA, In een berigt uit dat land, medegedeeld in de Annates de la Propagation ie la Foiwordt het getal der Roomsch-gezinde Christenen in China, op ongeveer een millioen tnenschen gerekend. Dit wijdloopig berigt eindigt aldus: Volgens de berigten van alle missionarissenwas er slechts een Konstantijn noodig, om 300 millioen zielen in den schoot der Christelijke kerk te voe ren. De tegenwoordige Keizer schéén bij deszelfs komst tot de regering hec Christendom niet zeer genegen, hec bloed stroomde; de vervolgingen waren •venwel minder dan vroeger; dezelve eindigden, en ofschoon de proscriptie nog bestaat, zoo hangt thans de toepassing van de stedehouders des Keizers en van de hooge Mandarijnen af, wier eigenbelang vordert, de Christenen niet lastig te vallen. Men zegt zelfs, dac de Keizer de Christenen met voor. kennis duldt, en verzekerc, dac hec Christendom bij hem niet onbekend is M door b«ia geacht wordt. Hec weinig gevolg, dat aan hec in 18315 uiige. vaardigde edict gegeven wordt, schijnt deze meening te bevestigen. Hec scheen bijzonder tegen de Etigeischen gerigc, voor welker staatkundigen invloed de Keizer bevreesd is. Sedert dien lïjd heeft men verschillende per. sonen Kacholijke boeken afgenomen, zonder dat zulks voor heil verder iets onaangenaams ten gevolge heeft gehad. AFRIKA. In een der Duiische bladen leest men het volgènde metr naauwkeurig berigt van het op de Goud-kust voorgevallene: De Overste Tonnebocyer, Gouverneur aan Sc. George-del-Minahet hoofd- etablissement der Hollanders op de Rust van Guinea, zond den Commandant van het fort St. Jago, hetwelk de Negerstad, de hooldplaacs D'Na, in be dwang houdt, benevens den Bevelhebber van een benedenwaaits gelegen fort Sc. Anthoriij in Axim, nagenoeg 8 mijlen \V. ten Z. van het hooldfort, en westelijk van Kaap Three Points aan de rivier Cabra en het Eiigelsche fort Cape Apollonia, een weinig oostelijk van de Goud-rivier, in hec land der Assineërs gelegen, met eenige soldaten naar Buccerie of Boutry, bij hec Hollandsche forc Bacenstein, alwaar de Negers eenige boeten moesten beta, ien. Op de plaats hunner bestemming aangekomen, werden de Europeanen en de overige manschappen door de Negers doodgeschoten, met uitzondering van eenige weinigen, die met de lijken der gesneuvelden naar Si. George- del-Mina terugkeerden. Hierop trok de Gouverneur Tonneboeycr met een aantal troepen, tegen de opscandelingen op, doch mee.dat ongelukkig gevolg, dat hein en de met hem uitgetrokken manschap hetzelfde ongelukkige lot Te beuic viel. De opioerlingen hieuwen hem en een aantal Negers iiec hoofd af. Men zegt, dat de bevolking der hoofdplaats, D'Na, de belangrijkste plaats in die streek, weike 1,000 weerbare mannen kan leveren, den G011. verneur r.iec heeft willen ondersteunen, uit hoofde van een tusschen de in woners en het garnizoen der vesting bestaand misverstand. Ten gevolge van deze treurige gebeurtenis zijn op St. George-del-Mina sleclus twee ambtenaren en eenige soldaten overgebleven. Intusschen heeft een zich op reis bevindend Hollandsch officier het commando op zich genomen, en een verslag van die ongelukkige gebeurtenis aan zijne Regering gegeven, welke zeer nadeelige gevolgen voor de overige alhier gevestigde Europesche vol ken hebben kan, dewijl deze nederlaag den schrik der inboorlingen voor de- zelve zeer heeft vermindeid. De Gouverneur Maclean, van hec hoofd-etablis- sement derEngélschcn op deze kust, CapeCoast-Castle, heeft wel is waar, eenen onderstand van 80 man met congrevische vuurpijlen aan de in eenen benarden toestand verkeerende Hollanders gezonden, maar het zal zeer te bezien staan, of de Negers, die het tusschen beide forten gelegen land be. wonen, den vrijen doortogt aan die troepen zullen toestaan. Kaap Coast- Cast'e is 10 mijlen van Bacenstein verwijderd. Wel is waar worden buiten St. George-del-Mina in deze rigting nog ue Hollandsche forten, Commen- do, St. Sebastian bij Chama, (aan de rivier St. John of Bossum, de Pra of Goud-rivier), Oranje, bij Secondee en Ta corady en de Engelsclie forten Cotnmendo bij Ekke Tekke aan de Goud-hengel, Te-Candee en Ta corady gevonden; maar uit deze kan, (met uitzondering van St. Georde-dei-Mi. na), als bloote handels-etablissementen, welke ieder slechts met éénen Mu. lat en eenige Negers, rot opzigt, bezet zijn, geene manschap tot hulp ge trokken worden. Bovendien is het te vreezen, dac de altijd vijandig-ge- zinde Negervorst Jaksoh-Akke bij Appollonia de rebellen zal ondersteunen, hetgeen echter door de bezetting van het eene halve mijl van daar gelegen, Engeisch forc Dixcove zoude kunnen vethinderd worden. Daarentegen ij hec Engelsche forc bij Kaap Appollonia zonder bezetting, en in geen geval van eenig nut, dewijl hetzelve nog, versterkt zijnde, buiten staac was om den genoemden magtigen Negervorst eenigzins te beteugelen. Daar overi gens de plaats, alwaar de creurige gebeurtenis is voorgevallen, meer dan 40 mijlen van de grenzen der Deensche bezittingen, bij het hooidforc Chris, tiaatisberg, verwijderd is, zullen de gevolgen van deze voor de Europëërs bedroevende omstandigheden voor de Deenen het minst nadeelig zijn; zoo slechts de bewoners van het 8 mijlen van de vesting verwijderde Agnapei. sche gebergte rustig blijven, en zich niet door hunnen vorigen beheerscher of kabusser Ada-Adanguadie zich thans bij de Engelsche te Akkro be- vindt, tót oproer laten veileiden. T R K Y E. Uit Konscantinopel wordt van den 27 Januarij geschreven, dat de Engel sche Gezant eene officiële nota aan de Porce had gezonden, in welke hii hec ongenoegen van de Engelsche Regering uitdrukte, dat de Sultan de officië ren, welke de vorige Koning op des Sultans verzoek naar Turkije had gezon. den, om aldaar ter beschikking van Z. H. gesteld te worden, niet had willen plaatsen. Het antwoord op die nota was nog niet gegeven. De jongste zoon van den Sultan is den 24scen overleden. RUSLAND. Z. M. de Keizer van Rusland heeft de volgende ukase uitgevaardigd: De brand, die ons winter-paleis gedeeltelijk vernield heeftheeft onze getrouwe onderdanen de gelegenheid verschafc, om hunne gehechtheid op nieuw aan den dag te leggen. Volgens de berigtendie wij van alle kanten ontvangen, beijveren zich alle volksklassen, als om strijd, om door vrijwil lige aanbieding mede te werken tot den herbouw van dat paleis. Zulke offers zullen echter niet noodjg zijn; wij nemen dezelve niet aan, maar ons hart is levendig getroffen dooi; de gezindheidwaaruit zij voorspruiten, te wetenden geest van innige en trouwe verkleefdheid aan onzen persoon en aan den troon die zich bij elke meer of minder gewigtige gebeurtenis onzer Regering, steeds met nieuwe kracht openbaart. Daar wij dit gaarne openlijk willen erkennen, bevelen wij 11, aan onze getrouwe en veelgeliefde onderdanen uit alle standen, door cusschenkomsc der bewindvoerders in de gouvernementen en der adels-Maarschalken de betuiging van onzen Keizerlijken dank voor die blijken hunner aanhankelijk heid mede te deelen. Wij danken den adel, die in de tegenwoordige om standighedenzoo ais bij elke andere gelegenheid, bewezen heeft, hoe zeer hij steeds getrouw blijft aan liet doel zijner instelling en aan zyne grondbe ginselen, terwijl bij sieeds de eerste is, in het geven van een navolgenswaar dig voorbeeld van verkleefdheid. Deze verkleefdheid is ons dierbaarder dan de kostbaarste schatten en de grootste kunstwerken. De gedachte aan de openhaar bewezene liefde mijner getrouwe ondernanen, aan die in alle om standigheden onveranderlijke liefde, verligt ons de last der van de Regering onafscheidbare zorgen en bekommeringen, want zij is ons een waarborg voor de toekomstige welvaart en den roem van ons veelgeliefd vaderland. Uit Warschau melde men van den i3den Februarij, dat de Poolsche handelsbetrekkingen meer en meer vernietigd worden. Vooral was dit hec geval met den graanhandel, omdat de Pruissische Regering zeer hooge tran* sico-regten op dac vak van handel gelegd had. SPANJE. Berigten over Parijs van den 23 Februarij. Men heeft berigten van de Spaansche grenzen toe den ipden. Dezelve maken gewag van hec bijeentrekken van 20 Carlistische bataljons in den om streek van Èstellawelke troepen den Ebro zouden overtrekken. Espartero trok van zijnen kant ook eene aanzienlijke magc bijeen, om aati de Carlisten slag te leveren; deze Generaal bevond zich te Logrono aan Jen Ebro. Voorts werd nog gemeld, dac de Christinos de stad Bilbao zouden ontruimen. Don Carlos is nog niet te Escella aangekomen, den isdea it hij te Ba. cula gearriveerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 2