'DUITSCHLAND. Een belangrijk gevecht heeft den 30'January in de omstreken van Raima, ceda tusschen de troepen van den Generaal Espartero, ter hnlpe van die s-.pd afgezonden, en de Carlistische armee plaatsgehad. De Ciiristino's cite de Carlisten in het front hadden aangevallen, en die op hunne sterke stel lingen steunden zijn tot drie herhaalde malen teruggeslagen, en hébben een belangrijk verlies geledenEspartero ontwaard hebbende, dat de linkerzijde der Carlisten zeer zwak bezet was, liet dezelve aanvallen en dreef haar terug tot op 2 mijlen afstands van Balmaceda. Espartero rukte niet dadelijk de stad binnen, daar hij van plan was, een belangrijk convooi van levensmidde len aldaar in te voeren. Het verlies aan beide kanten was belangrijk; de Christino's tellen ongeveer i5odooden en 300 gekwetsten; de Carlisten, of schoon door verschansingen gedekt, hebben 40 dooden en 120 gekwetsten. De Carlistische bevelhebber Basilio Garcia zet nog ongehinderd zijnen togt aan gene zijde van den Ebro voort, en wordt gedurig door manschap pen versterkt. Zijne troepen maken overal de wegen onveilig en houden de posten en diligences aan. Te Chelva zijn wederom 2000 man verzameld, om zich bij hem te voegen. Men schrijft uit Madrid van 30 January Wij hebben nog geene stellige tijdingenomtrent de bewegingen van Basilio Garciai maar hetgeen zeker is, is, dat de gemeenschap, met Andalusie altijd is afgebroken, en dat een groot getal reizigers, onder welke onderscheiden leden des Senaats zich bevindende opening der wegen van Caroline (in Sierra Mo. reno) afwachten, om zich naar Madrid te begeven. Zoo als in het voorleden jaar gemeld is geworden, was eene deputatie van den Westphaalschen adel, tot welken ook de Bisschop van Keulen be hoort, te Berlijn gekomen, om aan Zijne MÜj. in de zaken van dien Bis. schop inlichtingen te geven en den Koning tot een anderen maatregel om. trent hem over te halen. Gelijk men weet, is echter deze deputatie, zon der zelfs bij Zijne Maj. te zijn toegelaten geworden, onverrigter zake moe ten vertrekken. De Koning nam echter het adies van dezelve aan en heeft met een eigenhandig schrijven geantwoord. Daarin, zoo als men thans uit een echte bron verneemt, drukte de Koning zijne bevreemding uit over het aan hein gerigte adres, hetwelk volstrekt tegen de orde en de staatswet aandruiscluenog meer bevreemdend was aan Zijne Maj. de in het adres te kennen gegeven bezorgdheid, dat de Katholijke keilt in hare regten was aangetast. „Zij mogten tóen aan zijne menigvuldige weldaden jegens de Katholijke kerk gedenken, over welke zelfs de Paus in de bul de salute anima:uw hem den verdienden lof toegezwaaid had. De westelijke provin ciën konden niet boven de oostelijke begunstigd worden. De Koning had ook verpligtingen jegens zijtie Protestantsche onderdanen. Van den stand en de verlichting der Gedeputeerden had men verwacht, dat zij de gebeurte nissen juister zouden beoordeeld hebben, dan geschied >vas. Hoogs: be vreemdend was echter hun openbaar vertoon van leedwezen over dezelve. De Koning wilde hen opmerkzaam gemaakt hebben op hunnen pligt, om daarhenen te werken, dat hunne geloofsgenooten eene voordeeiige meening van de maatregelen der Regering bekwamen. Wat eindelijk den Aartsbisschop beirof, zouden ter gelegener tijd de acte-stukkeu aanwijzen, dat hij de ge moedelijke overtuiging des Konings misleid had, en dat eindelijk de Koning zijn gezag heeft moeten handhaven, vermits de Aartsbisschop niet doen wilde, wat men van hem verwachtte." In dergelijke uitdrukkingen was, zoo als men van eene .geloofwaardige zijde verzekert, ook het schrijven ver vat', hetwelk Z. IC. H. de Kroonprins aan de deputatie uitvaardigde. "De Rhijn stond den 7 Februarij des morgens om 8 ure te Keulen, op 14 voet 10 duim (4,65 el) zijnde de rivier alzoo in het laatste etmaal 1 voet 7 duim (0,49 el) gewassen. Op het genoemde tijdstip bleef het te ÏCeulen nog vriezen met helder weder. Overigens blijkt uit de onderscheidene be rigren van den Bovenrhijn, dat het in den nacht van den 3den op den 4den 'i aan den Unk.eistein, eenige tiren boven Godesberg, losgeraakte en afgedre ven ijs zich den 4den beneden Keulen ineen gedreven heeft; dat liet menig vuldig afkomend ijs den éden zeer langzaam voorbij Keulen dreef; en dac de voor die stad in de laatste dagen opgemerkte, niet onaanzienlijke aanwas van wafer, meer benedenwaarts, zoo als te Langel, reeds minder werd waargenomen; terwijl de rivier te Duss'eldorp zonder was of val bleef en te Emmerik nog den 7den eene daling van 7 duim in den waterstand werd op. gemerkt. Uit deze en andere omstandigheden besluit men tot het bestaan eener opstopping in de rivier tusschen Keulen en Langel. Over het alge meen acht men den staat van den Boven-Rhijn, voor Nederland voor het oogenblik niet ongunstig. De Koningin van Napels zou zich in gezegenden omstandigheden bevinden. Triest den 30 Januarij. Uit Griekenland schrijft men dat Z. M. de Ko ning sedert dat hij alleen zijn Ministerie voorzit, verdubbelde werkzaamheid aan den dag legt en veel sterkte van karakter toont. Voor het overige was in Griekenland alles rustig en de zaken gingen onder de tegenwoordige om standigheden redelijk goed. Men schrijft uit verscheiden havens van de Middelandsche zee, dat bij de Engelsche en Fransche smaldeelen groote werkzaamheid heerscht, dat het Fransch smaldeel onder den admiraal Gallois, dat aan de Syrische kust kruist, door onderscheiden zware schepen versterkt is geworden. De in Syrië voortdurend daargestelde wervingen schenen de Fransche Regering ge genoopt te hebben, zich voor de dadr mogelijke gebeurtenissen voor te bereiden. GROOT-BRITANNIE. Londen den 6 Februarij. Uit Parijs is de Amerikaansche Gezant aan gekomen. Gisteren avond is voor de balie van het Hooger-Huis, het lid van het Lager-Huis, Roebuck toegelaten, hetwelk voor hetzelve zijne meening om trent de Kanaoasche zaken ontwikkeld en betoogd heeft, dat de geheele op stand veroorzaakt was geworden, door het verkeerd bestuur van dat gewest; hij heeft middelen voorgesteld, om Kanada wederom aan het moederland te sluiten. Zijne bill is in comité behandeld en de derde lezing bepaald op aan staanden Dondeidag. Lord Russell heeft in het Lager-Huis de tweede lezing der armen- wet ten voor Ierland gedaan. O'Connell heeft verklaard, dat hij zich vóór de derde lezing tegen die wetten zou verklaren, en nader zijn gevoelen ont wikkelen. De berigten uit Lissabon luiden nog altijd treurig, ten aanzien der geld. ^aken. De jonggeboren zoon der Koningin was door de Cortes tot troons- opvolger benoemd. De berigten uit Kanada melden, dat Navy-Island zich nog in de magt der opstandelingen bevindt, zij aldaar goed van geschut voorzien zijn en een' aanval der Engelschen met gerustheid afwachten. F R A N K R IJ K. Parijs den 9 Februarij. Zoo als in onze vorige gemeld is, heeft de Ka mer van Afgevaardigden, voor de weduwe van den Generaal Damrimont niet 10,000 fr., zoo als het Ministerieel voorstel was, maar slechts 6,000 fr. 'tot een pensioen goedgekeurd. Naar men verneemt, zou de Koning er de andere 4,000 fr. uit de fondsen der civiele lijst bijvoegen. De Kamer van Afgevaardigden heeft in hare zitting van den 6den de wet behandeld over bet aannemen van een costuum, hetwelk bestaan zou in een' blaanwen frak met zilveren geborduurden kraag en opslagen. Hoewel de wét eerst in het algemeen door de meerderheid was aangenomen, doch een amendement van een lid verworpen, 'waarbij bepaald werd, dat tij Af gevaardigden altijd in dit costuum in uc Kamer zouden moeten komen, is daarna de wet zelve ia hoofdelijke omvraag gebragt en met 196 tegen 158 stemmen verworpeu. Het eerste Bureau van de Kamer van Afgevaardigden heefc hedeti het onderzoek over de financiële wet van 1839 onderzocht. De Kamer der Afgevaardigden behandelt thans zaken van plaatselijk belang, als over de verbetering van rivieren en vloeden. In een der Londensche Ministeriele bladen komt de volgende brief voor, uit Parij» geschreven „Vóór ik u de vólgende daadzaken mededeel, moet ik u verzekeren, dat zij aan de meest echte brbn ontleend zijn, en dat men er zonder aarzelen geloof aan mag hechten. „i°. Het Spaansche Kabinet, de nederlaag van den heer Thiersen de partij, die voor eene tusschenkomst isbij de beraadslaging over het adres, vernomen hebbende, schreef aan Graaf Molé, dat, vermits hetzelve het be wind op zich genomen hadingevolge de beloftenwelke het Kabinet der Tuilerien aan hetzelve gedaan had het besloten had deszelfs ontslag te ne men, ten zij deze beloften vervuld werden. De Spaansche bewindslieden vroegen dan ook een' onmiddeliiken onderstand van geld, zonder welken zij, zelfs, al wilden zij dit, niet langer.aan het roer konden blijven. „Na de ontvangst van deze medédeeling, was het uitzigt op een' onder- sta'nd echter verijdeld enbij de weigering van het Bricsche bewind om mee Frankrijk tot zulk een' stap mede te werken, liet men deze zaak geheel varen, „Daarop is laatstelijk een nog krachtiger vertoog, dan het vorige, uit Spanje ontvangen. Het Spaansche bewind verklaart daarindat, indien Frankrijk niet te voorschijn treedt, en door. eenige openlijke daad bewijst, dat hetzelve werkelijk tegen de ontwerpen van den Pretendent gekant is, binnen eene maand de ovefdrevene partij op nieuw meester van het bewind zal zijn, en de tooneelen van La Granja waarschijnlijk zouden worden hernieuwd. „Woensdag, als wanneer dit laatste vertoog uit Spanje te Parijs was aan gekomen, werd een Kabinetsraad gehouden, waarvan het gevolg wasdat een besluit genomen werdom eene niéuwe hulpmagt van ten minste 6000 man te organiserenen dit, met de noodige uitrustingen, ter beschikking van den Graaf Ofalia te stellen. Dit plan is door Lodewyk Philips goedgekeurd, en thans onder overwe ging van het Madridsche bewind, immers is hetzelve door een buitengewoon renbode aan dat bewind toegezonden. Zoodra uien een antwoord zal bekomen hebben, hetwelk wel toestemmend zal zijn, zullen maatregelen worden ge troffen, om het ontwerp ten uitvoer te leggen. „De hnlpmagc zal, gelijk ik boven gemeld heb, ten minste 6000 man be dragen. De wapenen en krijgsbehoeften zullen uit de Fransche tuighuizen worden geleverd. Alleen de soldij wordt ten laste van Spanje gelaten. Hec geheele ontwerp schijnt niet meer dan eene herhaling te zijn van datgene, hetwelk zoo noodlottig is geweest aan het bewind, waarvan de heer Thiers voorzitter was. Misschien zal het echter ditmaal betere vruchten dragen, „20. Een gerucht (misschien noem ik het verkeerdelijk aldus, daar hec allezins een echt berigt schijnt te zijn) een gerucht is hier in omloop, naar luid waarvan eerlang eene conferentie, nopens Spanje, tussclien de Gezan. ten van de vijf groote Mogendheden zal gehouden worden. „Men spreekt van eene schikking (jransactie~)en het is mij bekend, dac een lid van het Spaanschè bewind, hetwelk veel invloed bezit, verklaard heeft, dat hij dit als den eenigen weg beschouwt otn aan den burgerkrijg een einde te maken. Alleen bestaat nog zwarigheid tegen deze wijze van regeling der zaak, daar het Kabinet van Groot-Britarinie afkeerig is om zich weder met eene diplomatische schikking óp het vaste land in te laten. Als du bezwaar uit den weg geruimd wordt, zal Londen tot de plaats der bij. eenkomst worden gekozen; alleen Weenen maakt mede op die eer aanspraak. Wat Parijs betreftde belanghebbende partijen stemmen er in overeen, dac deze hoofdstad hieromtrent niet in aanmerking komt." Volgens berigten uit Bona van 22 Januarij was van daar een convooi van 800 muilezels, onder bedekking van een bataljon voetvolk naar Coa- stantine, op weg gegaan. Tn laatstgenoemde plaats was de bezetting 4000 man sterk. I11 de provincie Constancine bevonden zich in het geheel 9000 man. MENGELINGEN. MILITAIRE ORDEN in FRANKRIJK. Midden in de tijden van ellende en slavernij, welke op de invallen de barbaren volgden, zag eene edelmoedige stichting het licht, welke de lij. dende menschheid te hulp snelde; het was de ridderschap. De ridderschap, welke later verdween, om plaats te maken voor de wet ten, in wier plaats dezelve om zoo te zeggen, was opgetreden, heeft diepe wortels nagelaten; later hebben hare wetten tot rigtsnoer gediend bij de inrigting der orden, welke bestemd waren, om moed en verdiensten bij de meeste volken te beloonen. „Het is," zegt Montaigne, „eene schoone uitvinding geweest, welke „bij de meeste beschaafde volken der wereld is aangenomen, om zekere „teekenen, zonder waarde, in te stellen, ten einde de deugd daarmede te „vereeren en te beloonen, zoo als daar zijn de laauwer-eiken en rayrte- „kroonen, de vorm van zekere kleederen, het voorregt om in wagens „door dë stad te rijden, om des nachts met fakkels te gaan, eene bijzon- „tlere zitplaats bij de algemeene vergaderingen te hebben, het voeren van „bijnamen of ticels, zekere teekenen in het blazoen en andere soortgelijke „zaken, waarvan het gebruik, volgens het karakter der natiën, verschilt, „en nog bestaat. Het is schoon, de menschen te bevredigen met betslin- „gen, welke het volk niet bezwaren en den Vorst niets kosten; en niette- „min verwekken deze belooningen meer afgunst bij lieden van aanzien dan „de geldelijke. Die is.zeer natuurlijk; zoo men bij den prijs, welke alleen „tot eer moet strekken, andere gemakken en rijkdom voege, daalt dezelve „in waarde. De deugd verlangt eene zuivere belooning, meer eervol dan „nuttig. Door geld betaalt roen de diensten van eenen knecht, den spoed „van eenen koerier, ja zelfs de vleijerijhet verraad, enz." Thans worden de zuivere eereteekenen, hoewel dezelve somwijlen zoo ïigtvaardig en in zoo grooten getale zijn geschonken geworden, dat derzel. ver waarde daardoor zeer moest verminderen, nog bijzonder gezocht. Hec getal der ridders is niettemin in alle landen thans zeer aanzienlijk. Zoo was liet echter niet met de ridderorden, welke in de eerste tijden der Fransche monarchie zijn ingesteld geworden. Weinige personen verkre gen zoodanige onderscheidingsteekenen. Frans II, Koning van Frankrijk, in 1559 te gelijker tijd achttien ridders van St. Michiel geslagen hebbende, waarvan het getal door den stichter Lodewyk XI op zes en dertig bepaald was, begon deze orde in minachting te vallen. De oudste 01de is voorzeker die der ridders van de ronde-tafel, welke men meent dat ingesteld werd door Irthur of Artus, Koning der Britanniërs, omstreeks het jaar 516. Men zegt dat deze ridders, allen onder de dap. persten der natie gekozen, vier en twintig in getal waren, en dat de ronde tafel, vanwaar zii hunnen naam trekken, door Arthur werd gebruikt, die de volmaaktste gelijkheid tusschen hen wilde, invoeren, en vooral de twisten wlide vermijden, waartoe hec zitten aan het hooger of lager einde der cafel, eene pligtpleging waaraan men toen veel hechtte, aanleiding gaf. Het ont breekt ons geheel aan inlichtingen betreffende deze orde, waarvan het be- staan buitendien door verscheidene geleerden wordt betwijfeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 3