m*w*en hezwyken. Ik v>nd onze Bonce en meer anderen, die in dien toestand ver keerd hadden, en de eerste sloepen niet hadden kunnen bereiken, zich echter bij tijds acnreruit begeven hadden, waar de golfslsg minder gevoelig was, en daar de terugkomst der sloepen afwachtende. Den geheelen dag voeren de sloepen heen en weder, telkens een aantal schipbreu kelingen medenemende. Op het midden van den dag bij hoog water moest die operatie evenwel gestaakt worden, omdat de branding toen 'zoo* hevig was, dat de sloepen om sloegen en niet buiten de branding te brengen waren. De zee niet het vallend water eenigzins bedaarder zijnde, werd alles ingespannen, om met al de aan strand zijnde sloepen van de twee vaartuigende laatste schipbreuke lingen over te voeren"; dat getal bedroeg nog 40. Ik verdeelde dezelve naauwkcurig met den Luitenant der marine, Vlewegen liet dezelve naar de verschillende stand punten der sloepen gaan; dit alles liep" gelukkig geregeld af, hoewel zich daarbij ver scheidene zieken en vrouwen bevonden, die herhaaldelijk beproefd hadden om aan boord van de sloepen tc komen, doch telkens, om de hierboven vermelde redenen, hadden moeten terugkeeren. Wij verloren slechts één man, zijnde een Javaansch matroos. Nu was het 5 ure des avonds den 9 Junij. De brik had den gansclien dag met talent gemanoeuvreerd, 0111 het aan boord brengito der schipbreukelingen te begunstigenzij had er ruim 100 aan boordde Erich een veertigtal. Op het rif bevond ik mij toeif nog met den heer van der Dussendie mij niet had willen verlatenbenevens den commandant Lammleth den sergeant-majoor Schwab en twee matrozende laatste sloep van den Nautilus zou terugkeeren, 0111 ons te halen, maar wind, zee en branding verhieven zich zoo sterk, dat de vaartuigen moesten afhouden. Ook den volgenden dagden 10 Junijwas er om even vermelde redenen nog geene mogelijkheidom eene sloep uit te zettendie van den Nautilus hadden buitendien te veel op de branding geledenom 1111 anders dan bij stille zee gebruikt te kunnen worden. Eerst den 11 Junij, hoewel de zee nog zeer onstuiming en hoog waseene eigenschap van de Bandasche zeewaarin wij waren en dus ook eene hooge branding, werd echter onze redding benroefd. Door toedoen van den magistraat de Riemerwaagde het de 2de stuurman van de Erichmet eene sterke sloep naar ons toe te komen. De golven waren zoo hoog, in vergelijking van het lage punt, waar wij ons bevonden, dat des morgens tegen 8 ure, de sloep met eeup zware brandings-golf opgenomen, eensklaps aan stand of op het rif geworpen werdv. Er was niet veel tijd te verliezen, want het water was wassende. Ik vroeg he>n, or hij zou durven ondernemen om'ons naar de brik te brengen; hij beloofde het. zoo zijne Javaansche roeijers kracht genoeg hadden0111 de sloep door de branding re roeijen, zij waren 3 man. Ik zeide hun eene geldelijke belooning toe, zoo zij mij aan boord van den Nautilus bragten. Zij spanden al hunne krachten in er hoewel het aan boord komen hoogstmoeijelijk waswerd mij en mijne bij mij zijnde lotge- nooten dit gemakkelijk gemaakt door het goed manoeuvreren van de brik. Men ge liefde mij met een levendig en herhaald hoerah aan boord te verwelkomen. Wij waren nu allen gered, maar wij hadden meest allen veel geleden. Mijne echtgenoot vooral veelzeer veelen hoewel allen vcrcenigdzag ik voor haar de toekomst niet zonder bekommering te gemoet. Het mij toekomend salut werd gedaan, de commandant vroeg mijne bevelen. Ik aarzelde geen oogenblik om koers naar Amboina te doen nemen. Had ik al een oogenblik het voornemen gehad, bij den toestand van mijne echtgenoot en na het totaal verlies van al onze goederen en provisienvooreerst weder naar Batavia terug te keerenandere redenen noopten mij, welke ook onze positie was, mij naar mijne bestemmingsplaats onmiddellijk te begeven. Wij genoten gedurende den overtogt de hartelijkste zorg en oplettendheid aan boordmaar honderd zielen meer op eene brik die al niet zeer groot ismaakte dat wij opgepropt waren en mijne vrouw op dien kor ten overtogt weder veel te lijden had. De deelneming, waarmede ons alle ingezetenen van alle standen en rangen re Amboina, den 12 junij, ontvingen, is niet te beschrijven, want Amboina was in verslagenheid wegens de ramp, die ons getroffen had. Onze kin deren werden met aandoening beschouwdomhelsd en naar de rijtuigen geleid. Wij namen onzen intrek bij den adsistent-resident Kohier. Deze hartelijke man en deszelfs echtgenoot deden al wat mogelijk wasom het geleden leed te verzachten. Den i4den des morgens aanvaardde ik het gezag. Naar ziel en ligchaam had ik veel geleden. Ik was bij die plegtigiieid geroerd en werd het nog meer, toen een der aanwe zigen, zijnde een onzer lote.enooten, de gewezen adsistent resident, de heer van Spreeu- yenburgin diepe ontroering naar mij toesnelde, en mij omhelzende, tranen van innige aandoening stortte. Den volgenden dag aanvaardde ik mede het militair bevel in de MoKitkos. Zeker zullen mij van de vreesselijke rampwaarvan ik de bijzonderheden heb trachten te beschrijven, lange jaren de berinneringen bijblijven, maar mogen dezelve door bijko mende onstandi jheden op geene grievende wijs nader worden opgewekt! Eene aangename voldoening blijft mij intusscheu overig, dat ik namelijk mijne pogingen, tot behoud van allen aangewend, met zulke gelukkige uitkomsten heb mogen bekroond zien, daar wij bij het schipbreuk lijden en bij de weder zoo gevaarlijke inscheping, niemand dan een enkel man te betreuren hebben gehad. Zeelieden en militairen geliefden mij een blijk van erken tenis daarvoor aan tc bieden. Uwe Exc. veroorlove mijhetzelve hierbij kopijclijk over tc leggen; voor mij zal zulk een geschrift tot een duurzaam en vereerend aandenken strekken (1). Had ik niet in afzonderlijde rapporten de vrijheid reeds genomen, Uwe Exc. de namen te doen kennen van nl dezulken, die in de moeijelijke omstandigheden, waarin wij ons bevonden hebben, nuttig zijn geweest en goede diensten hebben bewezen, ik zou het mij nu tot eenen pligt rekenen, zulks by deze te doen, maar aan deze myne verpligting heb ik reeds voldaan. Ik heb, bij het sluiten van dit verhaal, alleen nog Uwe Exc. om eerbiedige verschoo ning te vragenzoo ik mogelijk in te veel bijzonderheden getreden benen Hare aan dacht alzoo tc lang heb bezig gehoudendan Uwe Exc. heeft mij altoos te veel blijken van welwillendheid gegevenen heeft gewis te veel deel genomen in het wedervaren van ruim 140 schipbreukelingen, om niet te wenschen, met eenige bijzonderheden te hunnen aanzien te worden bekend gemaakt. De Steurs, Luitenant-Colonel, (1) In dit geschrift, dat door een aantal zeelieden en militairen, meest onder-officie ren, onderteekend is, wordt aan den Lui tenant-Colonel de Stuers de openlyke dank der schipbreukelingen betuigd voor zijne onvermoeide zorgen tot hunne be scherming en behoud. SPANJE. Berigten over Parijs van den 23 December. Te Bayonne liep het gerucht, dat de Prinses van Beira aldaar was aange houdenzij zou zich naar Don Carlos begeven hoewel dit gerucht geen ge loof verdient, zoo is het echter zeker, dat aldaar twee dames zijn aange. houden, die eene reis door Spanje doen wilden. Te San-Sebastian zijn 340 Engelsche mariniers aangekomen. Het dorp Zugarramurdislechts door 20 Carlisten bezet, is door 100 Chapelgorris aangevallendie aldaar eenige ingezetenen van hun bed geiigt en doodgeschoten hebben. De Commandant echter en I7 man zijn van de Chapelgorris gevallen. Telegraphische Depeche. Madrid, 17 December. H. M. de Koningin heeft het volgend nieuw Ministerie benoemd: De Graaf d Of aliaVoorzitter; de Generaal EsparteroMinister van Oor log, welke betrekking echter nog bij voortduring tijdelijk door den Baron del Solar zal worden waargenomen; de heer MonMinister van Financien; de heer de SomeruelosVoorzitter der Cortes; en de heer Castro, Minister van Justitie. De Minister van Marine was nog niet benoemd» Alle die mannen behooren, zoo men meent, tot de gematigde partij. De Graaf cPOfaüa is vóór 1830 Gezant te Parijs geweest. DUITSCHLAND. Volgens eene Duitsche courant hebben de 7 door den Koning van Hanover afgezette Hoogleeraren van Göttingen, een nieuw protest geteekend, dat hierop neerkomt Volgens de regtens steeds bestaande grondwet kon geen lands-ambtenaar zonder vonnis van zijn ambt ontzet worden, weshalve zij plegtiglijk tegen hnnne afdanking protesteerden. Zelfs volgens het patent van 14 November had de Koning verklarad geenen ambtenaar af te zetten, dan na alvorens zij. nen Staatsraad daarover geraadpleegd te hebben. Daar nu zelfs deze vorm niet eens in acht genomen is, aangezien er geen Staatsraad bestaat, zoo moet men ook uit dien grond tegen elke maatregel protesteren. Aan de ze ven Professoren sloten zich nog zes andere, de heeren K. O. MullerRitter, Schneidewin, LeutscbThölen Kraut, die alle hunne voorlezingen gestaakt hebben. Voor het auditorium van Professor Muller was aangeplakt: Ik kan niet voorlezen. Men vreesde daarom dat het te Göttingen door de Studenten wat ruw zou toegaan; doch de in de stad gekomen ruiterij, dreef hen telkens uit een, zoodat zjj niets konden ondernemen; ook de verbannen Professoren zijn rus tig de stad uitgegaan 4 hierover schrijft metl Uit Witsenhauzen van den ipden het volgende: Heden zijn alhier de drie afgezette en verbannen Göttingsche Professoren DahlmanGrimm en Gervinus, vergezeld door verscheiden andere Professo ren van Göttingen, aangekomen. Kort te voren schaarden zich ruim 100 Studenten, die in den loop van jl. nacht hier aangekomen waren, in twee rijen voor de poort, en toen de Professoren, door een detachement ruiterij geëscorteerd, voor de stad aankwamen, hield een der lieden eene aan spraak tot hen, waarop vervolgens de paarden afgespannen en de rijtuigen door de Studenten, onder bestendige vivats! tot aan het logement zur Kro:ie voortgetrokken werden. Na het middagmaal genuttigd te hebben, werd de reis naar Kassei voortgezet; alwaar zij den i8den zijn aangekomen, van waar Dahlmann en Gervinus naar Leipzig, Grimm naar Darmstadt gereisd is. Uit Petersburg beek men berigt, dat het ijs op de Nevva zich den 10. dezer heeft vastgezet; hetgeen in vergelijking van andere jaren zeer laat is, GROOT-BRITANNIE. Londen den 22 December. Gisteren avond heeft de Minister Melbourne aan het Hooger-Huis berigt gegeven, dat hetzelve zich niet tot 1 Februari.!, maar tot 16 Januarij zou adjourherenwegens de ongunstige berigten, weilie men uit Neder-Kanada ontvangen had, daar dit land door den gedurigen wedijver van Franschen en Engelschen, die, wat het getal van inwoners aangaat, hoewel het onder Engelsch bestuur is, gelijk staan, vooreenen openlijken opstand bloot stond. Ook in het Lager Huis heeft de Minister Russell eene dergelijke aankondi. ging gedaan in welk Huis men nog breedvoerig over de Kanadascne zaken gesproken heeft. O'Comiell heeft de laatste beraadslagingen niet bijgewoond maar be vindt zich te Dublin en houdt zich aldaar bezig om een stuk tegen de armen wetten op te stellen. Dezer dagen is bij Turiff, in het Schotsche Graafschap Banff, een arme landman gestorven, John Gordon genaamd die den merkwaardig hopgen quder- dom van 132 jaren bereikt had. Zijn zoon was 92 en zijn kleinzoon 73 jaren oud. Volgens de Lissabonsche brieven van 13 dezer, had de Minister van Financien verscheiden ontwerpen aan de Cortes voorgelegd, het voornaamste waarvan op eene nieuwe uitgifte van papieren geld betrekking had, waar. mede de helft van alle betalingen, zoowel aan het Gouvernement als aan particulieren, zou kunnen geschieden, en dat in den loop van 1840 tegen specie ingewisseld zou worden. [Erratum In de Advertentie van den Heer J. Feeterse geplaatst in ons vorig Nommer, staat, dat zijne met roem bekende Punschbij den Heer F. Zuur alhier, te bekomen is tegen 2. 50 de Flesch en 1. 30 de halve Flesclidit moet zijn f 1.20.] Qp den 2isten December II. had alhier het Tweede Examen plaats der Leerlingen van het Pharm.-Chemisch en Botanisch Onderwijs, hetwelk hier ter Stede gegeven wordt. Eene Commissie uit de Ed. Achtb. Regering, en Leden der Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek alhier woonachtig, alsmede de Stedelijke Commissie van Ge neeskundig Toevoorzicht en verdere belanghebbenden vereerden hetzelve met hunne te genwoordigheid. Ook dit Examen is even als het vorige teti algemeene genoegen afge- ïoopen. Den igden Januarij aanstaande zal eene nieuwe Cursus geopend worden. Alien die hetzelve willen'hijwonenworden verzocht, zien ter inschrijving daartoe aan te melden bij de Commissie van Directie van bovengenoemd Onderwijs, op Dingsdcg. den 9 Januari] 1838, des avonds tusschen zes en zeven ure, ten huize van den "Heer W. J. Hoefman, in de Stads-Apotheek alhier. Leyden den 24. December 1837. Namens de Commissie van Directie voornoemd H. H E R D I N G H. Mrcn. Regenten van de Gereformeerde Huiszitten- en Diaconie-Armen alhier, dezen Winter wederom Warme Spijzen aan behoeftigen zullende uitdeelen, waarmede een aanvang zal genomen worden op Donderdag den 4 Januarij 1838, geven bij deze kennis, dat men zich ter bekoming van BEWIJZEN voou AANDEELEN, weder dagelijks vervoegen kan bij den Binnenvader van het Huiszittenhuis. Leyden, 25 December 1837. In Naam van Mrcn. Regenten voornoemd, h. p o t t u m. Mijne geliefde Echtgenoot ELISABETH JACOMINA van BUUREN beviel heden zeer voorspoedig van eenen ZOON en eene DOCHTER. Leiden, 23 December 1837. A. C O U V E. Eenige Kennisgeving. Mijne geliefde Huisvrouw, MARIA JOHANNA van KAMPEN, verloste heden zeer voorspoedig van eene welgeschapen DOCHTER. Leyden, 26 December 1837. C. T I E L E. De Ondergeteekende geeft door dezen te kennen, dat hij begonnen is met Les te geven op de PIANO. Verzoekende een ieders gunst en recommandatie. c. van den B E R G H. Haarlemmerstraat, Wijk 6 N°. 411te Leyden, De FABRIEK in WOLLEN-DEKENS, DUFFELS en WOLLEN GARENS tot op ultimo dezer uit te oefenen op de Firma van J. FELIX COMP., zal met primo Januarij 1838 worden gecontinueerd op mijn Ten Kantore van N. NATHANS, te Leyden, zijn nog te bekomen: HEELE en GEDEELTEN van KOOPLOTEN voor de EersteKlasse der \jz$te Kon. Ned. Loterij, waarvan de Trekking begint op Heden. •-* Men verlangt tegen Mei 1838, op eenen aanzienlijken stand binnen Leyden: TWEE h DRIE ONGEMEUBILEERDE BENEDEN KAMERS. Adres bij den Heer L. van DOORENMALEN, op de Langebrug, te Leyden. AFDEELING KURASSIER S N°. 3. AANBESTEDING van den PACHT der PAARDENMIST, voor het Jaar 1838. De Hoofd-Administratic van voorschreven Afdeeling zal op den 27 Decem ber 1837, Aanbesteden den PACHT der PAARDENMIST, des middag? ten één uren, ten Bureelen van den Kapitein-Kwartiermeester te Leyden. De Billetten van Inschrijving zullen worden gestoken in eene besloten Bus, op gemeld Bureau geplaatst, van des morgens 9 tot des nademiddagf 2 uren, en zullen dezelve vóór of uiterlijk op den dag van Aanbesteding, des morgens ten 12 uren zijn ingekomen, na welk uur geene meer zullen aangenomen worden. De Voorwaarden, volgens welke deze Aanbesteding zal plaats hebben', zullen ter lezing liggen op gemeld Bureau van den Kapitein-Kwartiermeester. Namens ae Hoofd-Administratie voornoemd, de Kapitein-Kwartiermeester L A C H A I R E. HOUTVERKOOPING op OUD-POELGEEST, onder Oegstgeest, op Donderdag den 4 Januarij 1838, des voormiddags ten 10 ure, van eene groote Partij ESSEN- en ELZEN-HAKHOUT, en eenige SPARREN BOOMEN; kunnende alles zeer gemakkelijk te water en te land worden-' vervoerd. Bij de Wed. ANTHONY de KLOPPER en ZOON, te Leyden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 2