ligheiddoor vele iiocge en aanzienlijke standspersonen en afgevaardigden uit onderscheidene letterkundige maatschappijen en genootschappen werd bijgewoond, is besloten. Het Algemeen Handelsblad wil weten, dat, hetgeen ook te verwachten was, de twist tusschen de Luxemirargscbe en Belgische Overheden gerezen omtrent den houthak van het Granenwalder bosch, bijgelegd is. Den i5deri en ióden December II. heeft voor het Hof van Assises te 's Hertogenbosch gediend de zaak van Johanna van Rosmallen en Josina Ca- tharina van Rosmeulen, de eerste beschuldigd van vergiftiging van den ge- pensionneerden Majoor Ernst PHillem Jan Bagelaar, en van diefstal jegens haren meester, de tweede beschuldigd van medepligtigheid aan den geplecg- den diefstal. De heer Procureur Crimineel had tegen de eerste de doodstraf en tegen de tweede tepronkstelling en tuchthuisstraf gerequireerd. Het Hof heeft de beide beschuldigden, die door den heer Mr. J. Kivits verdedigd waren, vrijgesproken. Uit Belgie berigt men, dat uit onderscheiden provinciën troepen op weg naar Luxemburg zijn, niet om te gaan vechten, maar om komedie te spelen, zoo als een Belgisch dagblad zich uitdrukt. O O S T - I N D I E. "VERHAAL van de geledene schipbreuk op de Lucipara''s, met het stoom schip Willem de I, Commandant-Luitenant honorair Lamnileth, mede gedeeld door aen Colonel de Stuërs. Van Soerabaya had ik de eer, U. Exc. kennis te geven, da;., na mij als daar nagenoeg eene maand te hebben opgehouden, uit hoofde het stoomschip eenigc herstellingen moest ondergaan, ik mee mijn gezin eénige andere pas sagiers en een detachement troepen, den 26 April die plaats verlaten en mij naar mijne bestemming op reis begeven had. Hoewel gedurig de wind, en somwijlen de stroom, tegen hebbende, on danks meug oponthoud waartoe de machinisten veipiigt waren, om kleine herstellingen aan het stoomwerktuig te bewerkstelligen, was onze reis guns tig; want in den morgen van den 5 Mei hadden wij liet Burn- of Brandend- eiland reeds in het gezigt. Dit was Vrijdag, zoodat het niet onmogelijk was, wij den volgenden dag des avonds te Amboina hadden kunnen zijn. De Voorzienigheid beschikte hieromtrent anders, en wij moesten, in stede van dien, het ongeluk ondervinden, 0111 in dien nacht, nagenoeg ten half twee ure, op gemelde koraalbank schipbreuk te lijden. Door drie achtereenvol gende schokken, waardoor wij allen ontwaakten, werd ons die vreesselijke ramp aangekondigd! Wij liepen eene vaart van 5 h 6 mijlen. Des nachts om 12 ure had de Commandant zijn bestek nog gemaakt en stuurde meer oos telijk dan hij den vorigen dag gedaan had, meenende dat hem de stroomen veel westelijk hadden afgezet. Het stoomschip zat vast. Eene doodstilte bcerschte overal, doch alle hoop was niet verdwenen. Het gedruisch der schepraderen, welke achteruit werkten, mengde zich met het verdoovend gedruisch der branding, welke wij van alle kanten rondom ons hoorden en flaanwelijk zien konden. Het achteruit werken der stoomboot en eenige andere middelen, om weder vlot te geraden, werden te vergeefs aangewend; het stoomschip zat onbewegelijk vast! Met ongeduld verbeidden wij in dezen kommervollen toestand de eerste lichtstralen van den volgenden och. tend; de dag brag eindelijk aan en deed ons dien toestand in alle deszelfs ijsselijKheden kennen. Wij zagen voor ons eene uitgestrekte dorre koraal plaat, aan alle kanten door rotsen omgeven, waartegen de zee met gewbld hare schuimende golven kwam breken. Een zeer klein plekje verhief zich op die rots op ongeveer een kwartier uur afstands van ons, en scheen bij hoog water droog te blijven. Ver in het verschiet teekende zich onduidelijk het geboomte van eenige eilandjes. De Commandant van het stoomschip, gebukt onder de ramp, die hem zelf en ons allen trof, en diep geroerd van zulk een kostbaar vaartuig ver. loren te zien, scheen voor het beramen en uitvoeren van krachtdadige be. schikkingen, zoo als onze toestand dezelve vorderde, niet bekwaam. Niet dat ik geloof, dat het elk ander zou hebben kunnen gelukken, het stoom schip weder vlot re krijgen of te redden, maar de meeste der opvarenden tut militairen bestaande, die het op reis niet best gehad hadden, kon onze positie elk oogeublik hagchelijker worden en alle hoop op behoud en red. ding, hoe flaauw die ook scheen, verloren gaan, zoo niet onder de troepen en zeelieden de strengste orde gehandhaafd werd. Ik verzekerde mijdat al mijne dranken en die van den Kapitein behoor, lijk onder slot waren. Elk oogenblik kon bet stoomschip verbrijzeld worden. Het was nieuwe maan, en dus springtijdde branding werd hevig. Tegen zes ure kwam mijne vrouw en al de kinderen met de bonne op het dek; eerst met het aanbreken van den dag had ik haar met onzen noodlottigen toestand bekend gemaakt; zij was bedaard en gelaten. Om half zeven ging zij aan wal (indien een dor plekje op eene groote koraalplaat aldus genoemd kan worden) met de bonne en de kinderen, benevens Mevrouw Heekmans, hare twee kinderen en Mevrouw van Spreeuwenburg. Met een gevoel dat niet te beschrijven is, volgde ik met mijne oogen de beweging dezer sloep; de zelve was weldra door het hevigste der branding heen, bleef nu ook op het rif vastzitten en werd vreesselijk heen en weder gestooten. Onze vier kin deren werden gedragen; mijne vijf maanden zwangere echtgenoot, door een' matroos geleid en hare oogen op hare kinderen gevestigd, moest nagenoeg een half uur tot onder de armen in het water en over eenen scherpen ko- raalgrond gaan, alvorens het droog plekje te kunnen bereiken. Het verlaten wrak van een inlandsch vaartuig was het eenigst en bedroevend gezigt, dat haren geest trof; waren de ongelultkigen van dat vaartuig gered geworden, ,of hadden zij hier hun graf gevondenMet behulp van dat wrak en eenig zeildoek werd eene kleine tent of hut opgeslagen, om deze schipbreu. kelingen voor de warmte van den dag en de koude van den nacht zoo moge. lijk te behoeden. Nadat deze schipbreukelingen geland waren, gingen de Predikant Heekmans, de heer van Spreeuwenberg, met den officier van gezondheid Hollander, en eenige soldaten, met wat zeildoek, benevens eene nog zeer jonge onderoffi. ciers vrouw mede van boord. Ik was aanvankelijk aan boord gebleven. Ik was onderrigt, dat eenige militairen en zeelieden tot muiterij wilden over gaan, omdat zij geene redding mogelijk achtten, en zich niet onderwerpen wilden aan de sobere uitdeeling van water, rijst en spek, die ik onmiddel lijk bevolen had. Tot vreesselijke middelen van geweld, waartoe ik vast besloten was, behoefde ik gelukkig niet over te gaan. Militairen en zee. lieden vereenigde ik rondom mij op het dek. Ik sprak hun eenige woorden toe, vermaande hen ten ernstigste tot orde en gelatenheid, als wanneer red. ding mogelijk was, doch dat wij anders allen verloren waren. De kwalijk- gezinden verwees ik tot de vrouwen en kinderen, die zonder water, zonder voedsel, zonder bescherming, op de koraalbank waren, en evenwel gelaten en vol hoop en vertrouwen bleven. Ik beloofde hen allen bekend te maken met de beschikkingen, die ik, ter onzer redding, zou aanwenden, en ver. zocht hen, vertrouwen in mij te stellen. Een algeineene kreet van goed. keuring, was het antwoordhetwelk daarop volgde. Ik spoedde mij, van die goede stemming gebruik makende, om mij met de teruggekeerde sloep naar de koraalplaat te begeven, en nam wat Hard brood, gekookte rijst en drink- water mede. De vloed, die intusschen meer was doorgekomen, maakte mij nen togt derwaarts gevaarlijk, en zonder den arm van eenen sterk gespierden matroos, zou ik het droog puntje bezwaarlijk bereikt hebben. Ik bragt van mijne levensmiddelen weinig over. Ik oncivaarde, dat er twee plekjes droog bleven, en het mogelijk zijn koude, om daarop allen vereenigd, en tegen den vloed veilig te zijn. Des namiddags keerde ik naar boord terug. Ter. zelfder tijd kwam de tweede stuurman van eenen togt terug, dien hij naar de hiervoren bedoelde eilanden had trachten te doen, doch daarin niet had kunnen slagen, uit hoofde van de zware branding, welke hij van ver tegen die eilanden had gezien. Een moedig en ijverig officier, de 2de Luitenant Rauws, met nog eenige onderofficieren en soldaten, beproefde des nachts en den volgenden morgei nóg eenige levensmiddelen, aan de op het strand of op de koraalplaat zijnuê schipbreukelingen aan te voeren. Een onderofficier (de serjant Huurberg zóu daarbij het leven verloren hebben, zoo de korporaal Hlieger hem niec gered hadde. Weinig of niets kon aangebragt worden; de flesschen werden door de branding van de schouders weggeslagen. Tweemaal vier en twintig uren moesten mijne vrouw en kinderen zich dus zeer behelpen; scherpe ko. raalsteenen waren hunne legersteden, en eenige krabben en zeeoesters, bij het vuur geschroeid, hun voesel; over dag aan eene brandende hitte, en somwijlen 's nachts aan regen en wind blootgesteld. Later verkeerden wij allen nagenoeg in dien toestand zeven en dertig dagen. Zelden misschien waren schipbreukelingen in den toestand, waarin wij ons bevonden, en zei. den misschien bleef Iran zoo weinig hoop, zoo weinig mogelijkheid op red', ding over. Elk oogenblik kon het stoomschip verbrijzeld worden, en der. halve de hoop op het aanvoeren van eenige levensmiddelen verdwijnen, het kleine drooge punt op die koraal bank was dor, en als met scherpe koraaT. steenen bevloerd; het bood geen de minste hulpmiddelen a^n; eenige schild, padden, die men een paar dagen vond, verdwenen weldra; slechts een pn- zer twee sloepen was bruikbaar, maar kon weinig volk bevatten. De ko. raaiplaa: was allerwege door eene vreesselijke branding omgeven, en werd zeker door alle schepen met zorg vermeden. Amboina kon mee de variabele winden van de maand Mei, volgens het gevoelen van den Commandant, diet worden bereikt, en was 50 zeemijlen van ons verwijderd. Ëe'n Portugeesch etablissement was daarna het meest in onze nabijheid, en scheen door wind en stroom het meesc genaakbaar te zijn. Geen ramspoed kan evenwel het vertrouwen en de hoop op redding van den sterveling benemen, die met kinderlijken ootmoed op den Almagcigeh blijft hoopen. Eene strenge handhaving der goede orde, daarbij een blinde, ling vertrouwen in een' der deelgenooten van het ongeluk, en êene bedaarde gelatenheid 111 alles, wat zijne beradenheid hem ter redding van allen doec in het werk stellen, maken eene goede uitkomst mogelijk. Terwijl fk op middelen van redding bedacht was, werden intusschen alle provisien van onder uit het ruim naar boven, en vervolgens, zoo veel mogelijk, in de kajuit der campagne bijeengebragt. Zondag morgen waren wij overeengekomen om met den eersten sraurman eene sloep naar Amboina te zenden, ten einde aldaar onzen toestand te doen kennen, en hulp en redding te verzoeken; dezelve vertrok. Nagenoeg den ganschen dag zagen wij dezelve, onder sterken regen en windvlagen, tegen hooge zeeën worstelen, zonder veel oostelijk te kunnen komen, hetgeen de commandant evenwel als een volstrekt vereischte beschouwde, om het oog merk te bereiken; laat in den namiddag moest dezelve aan boord terugkecren. 's Maandags werd voor het laatst nog eene proeve met het stoomvaartuig gedaan; men meende dat hetzelve reeds onbruikbaar was; dit bleek echter niet zoo te zijn; maar deze laatste poging om vlot te komen, was zonder eenig goed gevolg. De zee was hoog en onstuiming, de brandig sterk, de golven, die vreesselijk hoog tegen het schip sloegen, drongen hetzelve zoo mogelijk meer op de rotsen, terwijl de stoom in eenen tegenovergestelden zin werkte; men was verpligt te stoppen, om het vaartuig, dat reeds veel geleden had, niet uit deszelfs verband gerukt te zien. Ik liet onmiddellijk met alle kracht de provisien van achteren naar voren brengen, omdat wij vreesden, dat het schip door midden breken zou; het was tegen den avond. Van nu af liet ik ook aanvang maken, met het allenskens ontschepen der troe pen en provisien. Ik had stellig verbodendat van mijne goederennoch van wien het ware, iets van boord mogt gaan,daar hierdoor niet dan wanorde te voorzien was en geene provisien op de rots zouden komen. Deze operatie ging met onbeschrijfelijke moeite en met gevaren gepaard; 's avonds laat of 'snachts, nimmer over dag, was het water laag of althans laag genoeg, om er zonder levensgevaar door te kunnen komen. Ik plaatste de militairen op 30 passen afstands van elkander, van het schip toe nabij ons magazljntja eil liet op die wijs van den eenen op den anderen eenig goed overdragen at wat te zwaar was, ging verloren, doordien de meeste menschen tusschen de rotsen struikelden, omsloegen en hunne beenen kwetsten. Ik zelf ging ge. stadig, door een man geleid, de rij op en af, om het volk moed in te spre. ken; meer dan een goed uur kon echter niet gewerkt worden, dan waren zij dood af; op die tvijs hebben wij gedurende verscheidene nachten eenige levensmiddelen aangevoerd, maar allengskens werd het moeijelijker, omdat de menschen moedeloos werdenhunne schoenen meestal hadden verloren en hunne beenen erg gekwetst haddehf Zonder óe moedige inspanning van den heer van Spreeuwenburgvan den Conducteur Berks, van den serjant Hisaan, van den fusilier Dumarer en eenige anderen, zonden wij aanvanke lijk weinig levensmiddelen en water gekregen iiebbenlater waren ons- de inlandsche matrozen van veel dienst; deze waagden het soms, om nog bij dag mee vallend water, al zwemmende, een en ander aan te voeren; de mi litairen zond ik alsdan zoo nabij de branding, als mogelijk was, om het aan. gebragte aan te nemen en v.erder te vervoeren. Wij hebben opgemerkt, dat het laag water overdag, altoos 5 of6 voeten ongeveer met het laag tij van den nacht verschilde; want wat zou het ander» niet een geluk geweest zijn, indien wij bij dag eenig goed van boord had. den kunnen halen; dit mogt ons nooit gelukken dit moesc altoos des avonds Iaat of bfj nacht plaats hebben. Op.die wijs gelukte het mij een klein ma- gazijntje te vormen; evenwel kwam er veel goed onbruikbaar aanomdac het door lier zeewater gesleept had moeten worden; de voornaamste behoef tenals: rijst, brood, aardappelen, arak en jenever, ontbraken onsmaar daarentegen hadden wij voornamelijk van mijne provisien en van de particu. liere provisien van den Kapitein, veel wijn, hammen.worstbier, twee vaten meel, likeuren, boter, suiker, thee en dergelijken kunnen bijeenbren gen. Het kostte mij veel moeite, om aan elk een te doen begrijpen, dar wij alles bijeen, en tot gezamenlijke uitdeeling houden moesten; liever zop elkeen zonder doorzigt voor zich zelf wat mede genomen hebbentie ge volgen daarvan zouden vreesselijk zijn geweest. Ik beproefde vertrouwen in den soldaat te stellen en eene wacht van hen bij het magazijntje te laten; doch gebrek lijdende, resisteerden zij niet, en gingen zich in den drank te buiten; van die oogenblik af hielden de passagiers's nachts wacht; om de twee uren losten zij elkander af; de Predikant Heektnans geliefde wel de eerste wacht te betrekken; hij, aan wien natuurlijk alle militaire gestreng heid zeer vreemd moest wezenonderwierp zich aan alles met gelatenheid en hij was mij steeds zoo behulpzaam als zijne sukkelende gezondheid dit slechts eentgzins toeliet; en van nu af iverd ook een menagemeester aange steld; deze was de Conducteur Torreman; aan hem werd gegeven wat wij dagelijks uitdeelen konden. Zoo lang wij het geluk hadden schildpadden te vinden, hetgeen slechts korte dagen duurde, hadden wij eene tamelijk goede soep van half zoet ett half zout water; later werd het eten ellendig; slechts ruim 10 a 12 pond rijst mogt ik voor 140 monden uitdeelenmet een ham of wat zout vleeich, ongeveer 10 pond. Jenever en arak was er nagenoeg niet, zoodat ik in dep beginne weinig water hebbende, 2 a 3 maal daags een teugje wijn als oor lam gaf, met eet) teugje water. Was het zeer warmen had ik van dep vroeger gevallen regen water kunnen verzamelen, zoo deelde ik water met wijn gemengd, of naar verkiezing der schipbreukelingen, driemaal daags wa ter alleen uit. Elk een kwam, volgens eene raamlijst, zijnen oorlam drin ken vrouwen en kinderen daarvan niet uitgesloten. In den beginne ver zocht ik zelf mevrouw de Stuers, mede piesent te zijnzij kwam met da kinderen, die zich vrijmoedig tusschen de militairen en zeelieden drongen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 2