"fr;iaÊqÊó-ssir.i4 'fi:' '.«-ste..
De ontwerpen van wet tot vaststelling van de begromiug en de nnddeie
ot dekking der uitgaven voor 1838, door Zijne Exc. den Minister van Fi
lancien laatstleden Donderdag den ipden dezer, in de zitting van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal ingediend, en waarvan wij in onze vorige met
een enkel woord hebben melding gemaakt, zijn de volgende:
1 A. ONTWERP FAN WET, tot vaststelling van de begrooting voor den
jare 1838,
WIJ WILLEM, ENz.
Alzoo wij in overweging genomen hebben de noodzakelijkheid, om vast
t te stellen eene begrooting van staats-uitgaven voor den jare 1838
Zoo is liet, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen over
leg van de Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan, bij deze:
Art. 1. De begrooting der staats-uitgaven voorden jare 1838, wordtvast.
gesteld op eene som van vier en veertig millioen zes honderd zeven en tachtig
I duizend vijf en veertig guldens en dertig centenen zulks, wat betreft de ver
schillende hoofdstukken, verdeeld als volgt:
I floofdst.Huis des Konings f
II
III
IV
V
VI
VII
I VIII
XI
1,425,000.00
De Secretaris van Staat en de Hooge Collegien 538,200.00
Departement van Buitenlandsche Zaken - 797,600.00
Justitie- 1,347,520.00
Binnenlandsche Zaken - 2,991,800.00
voor de Zaken der Hervormde
kerk, enz- 1,336,900.00
Zaken van de Roomsch
Katholijke Eeredienst- 400,000.00
Marine- 4,750,000.00
20,010,689.44
X
XI
f
\A. Nationale
l X
schuld
1- 1
f B. Kosten van
Js
liet depar-
temen t en
1s 1
verdere ad-
li
1 ministrati-
15
I enpensioe»
l J
1 ncnenz.
van Oorlog
Koloniën
- 11,000,000.00
80,335,86
Totaal f 44,687,045.30
Art. 2. Naar aanleiding van art. 1 der wet van 24 April 1836 Staatsblad
I N°. 11) zal, zoo lang en in zoo verre als de splitsing der schuld en de uit-
gifte der obligatien niet zal hebben plaats gehad, de som van vijf millioen
zes honderd duizend guldens (f 5,600,000) op de 2de afdeeling van het onder
deel A van het IX hoofdstuk afgetrokken, ten behoeve van de schatkist, uit
de geldmiddelen van de Overzeesche Bezittingen verstrekt worden.
Art. 3. Ter bevordering der onvoorziene behoeften, welke gedurende den
loop van het jaar 1838, mogen opkomen, wordt ter beschikking van den
Koning gesteld eene som van vijf honderd duizend guldente vinden in de
eerste plaats, uit hetgeen de uitgaven, vermeld in de begrooting van staats
uitgaven over hetzelfde jaar, beneden de sommen daarvoor toegestaan, mog-
ten komen te blijven, zullende het niet aldus gevondene, worden gerang.
schikt onder de uitgaven van een volgend jaar.
Lasten en bevelen enz.
B. ONTWERP FAN WET tot vaststelling der middelen tot dekking
van de uitgaven, begrepen in de begrooting over 1838.
Wij WILLEMENZ.
Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat de belastingen, ten be-
I hoeve van de Staat, behooren te worden vastgesteld in verhand met de be
hoeftenzoo als die voor 1838 berekend worden en bepaald zijn bij de Wet
tot regeling van de Begrooting voor dat jaar;
Zoo Is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen over.
leg der Staten-Generaal,
Hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Art. 1. Ter goedmaking van de uitgaven begrepen in de begrooting over
1838, zullen worden gebezigd, als:
i°. De Rijks-directe en indirecte belastingen, accijnsen en regten hierna
genoemd, zoo als dezelve thans worden geheven, of door nadere wettelijke
bepalingen roogten worden geregeld, te weten:
a. De grondlasten benevens twee opcenten voor kwade posten;
b. De belasting op het personeel}
c. Het patentregt
d. De accijnsen
e. Het regt op het zegel en de successie;
f. Het regt van registratie en verdere indirecte belastingen van griffie- en
I hypotheek-regten
I g. De regten op den in-, uit- en doorvoer, het buitenlandsch tennegeld
de watertollende scheepvaart- en recognitie-regten en de baak of vuurgelden
h. Het regt van waarborg op de gouden- en zilveren-werken
20. De posterijen
30. De loterij;
40. De jagt en visscherij;
5°. De opcenten op de hoofdsom der volgende belastingen, accijnsen en
I regten, te weten:
a. Acht opcenten op de grondbelasting, daaronder begrepen twee opcenten
welke, naar aanleiding van de tweede zinsnede van art. 15 der wet van den
I2den Julij 1821 (Staatsblad N°. 9), voor de gemeenten hebben kunnen ge
heven worden en die ten behoeve van het Rijk zullen worden betaald;
b. Fijf opcenten op het personeel
c. Fijf opcenten op bet patentregt
zullende de opcenten op het personeel en het patentregt geheven wor-
I den over het geheele belasting-jaar, eindigende den laatsten April 1839;'
I d. Fijf en twintig opcenten op de accijnsen op de suiker, den wijn, het
binnenlandsch gcdisteleerdhet buitenlandsch gcdisteleerd en het geslachtbene
vens op het collectief-zegel daartoe behoorende en op vervoerbiljetten voor
I alle de accijnsen
e, Fijf opcenten op de accijnsen op het zout, de zeep-, de bieren en azijnen
I de turf en de steenkolen alsmede over het collectief zegel daartoe behoorende
f Fijf en twintig opcenten op de regten van zegel en successie;
g. Tien opcenten op het regc van registratie, de griffie en hypotheek regten.
6". De inkomsien der domeinen van Onzen beminden Zoon Prjns Frederik
der Nederlandenovergedragen bij de wet van 25 Mei i8r6 (StaatsbladW25).
70. De opbrengst van de te verkoopen goederen, buitengewone inkomsten
en alle verdere toevallige baten.
8°. Eene uitkeering van een millioen twee honderd duizend guldens 1,200,000)
uit de geldmiddelen der overzeesche bezittingen.
A t 2. Ter voorziening in de buitengewone pensioenen, lijfrenten en an-
dere afloopende Betalingen, zullen worden gebezigd;
a. Eene uitkeerirg van een millioen negentien duizend drie honderd zes en
negentig guldens dertien cents (f 1,019,396.13), door het Amortisatie-Syndi-
I caat aan de schatkist te doen, volgens art. 9 der wet van den 27Sten Decem
ber 1822 Staatsblad N°. 59);
b. Eene uitkeering van twee honderd vijf en vijftig duizend guldens (ƒ255,000),
[door het Amortisatie-Syndicaat aan de schatkist te doen, volgens art. 1 der
I wet van 5 Junij 1824 Staatsblad N°. 38).
Lasten en bevelen enz.
iVicn utclUc uit 's Gravenhage van den 20 October:
Heden heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal eene zitting met
sloteii deuren gehouden, waarin de Commissie, belast met het opstellen
een ontwerp van adres, in antwoord der troonrede, haar verslag heeft
daan, en een ontwerp heeft voorgesteld, hetwelk vervolgens in de afj
linger: is onderzocht en waarover de centrale afdeeling thans in eene nad
zitting met gesloten deuren haar verslag zal doen
Bij Koninglijk besluit is bewilligd in eenige wijzigingen in en aanvvill
van liet reglement voor de bevordering der paardenfokkerij in de provit
Holland. Onder anderen is bepaald: i°. dat het, bij art. 4 van het reg
ment op vijf gulden vastgestelde springioon, ten behoeve van den eigec:
van eenen goedgekeurden springhengst, voor het dekken van iedere mern
zal worden verhoogd tot op zes gulden, en zulks alléén voor zoo veel betm
de eilanden van Overflakké eu Goedereede; en 2". dat er binnen de gehti
provincie Holland eene boete van drie gulden zal gevorderd worden van
genen, welke na den isten September achterlijk en nalatig mogten zijn
het inzenden der lijsten van gedekte merrien, bedoeld bij artikel 13 van
meergemelde reglement.
Bij resolutie van het Departement vanFinancien isbepaaid, dat de kt
ten van taxatiën voor de personele belasting, beneden de termen van bela:
baarheid blijvende, niet meer ten laste der schatpligtigen op de kohieren zi
len worden gebragt, maar dat dezelve, ten bedrage van tien cents voor tax
tie, voor rekening der administratie zullen blijven.
Dezer dagen is aan de ambcenaren der belastingen en accijnsen,
de zijde van het Hoofdbestuurte kennen gegeven, dat bij resoiutien vs
19 Januarij 1829 en 27 Junij 1835, door bet Hoofdbestuur bepalingen
vastgesteld, uit opzigt tot den uitslag en het Vervoer van zoete likeure
siroop van punsch daaronder begrepen. De blijkbare bedoeling van die res'
lutien strekt daarhenen, eensdeels, om aan de tabrijkanten van genoem
dranken den uitslag, op vertoon van quitantie van betaalden accijns, wege
door hen ingeslagen binnenlandsch of buitenlandsch gedistilleerd, gemakkei
te maken, en, anderdeels, om hun, die van een fabrijkant zoete likeuren
siroop van punsch op een gelei-biljet, krachtens eene vertoonde quitantie afgi
geven, heeft ingeslagen, in staat te stellen,om,des verlangende, diedranki
wederom op gelei-biljet aan een' ander af te leveren. Intusschen isliet der ad
ministratie geblekendatzoo wel het verkeerde begrip van sommige ambten:
ren omtrent de ware strekking der bovengemelde resoiutienals de onbekendhen
der belanghebbenden met dezelve, hier en elders, aan laatstgemelden moe
jelijkheden heeft veroorzaakt, bij den Vervoer van likeuren of punsch, welkt
gedekt waren door gelei-biljetten voor binnenlandsche gedistilleerd, en zoc
der dat die biljetten alzoo de opgave vermelddenbij de resolutie van 27 Ju
1835, N°. 189, gevorderd, te weten: zoete likeur, gestookt of be
reid van buiten- of binnenlandsch gedistilleerd, van eene sterkte van
graden of percent." Ter voorkoming van verder misverstand ten deze, heel
de Staatsraad, ad interim belast met de directie van het Departement va
Financien, onlangs gelieven te bepalen, dat de ambtenaren, welken zulk
mogt aangaan, in het algemeen, opmerkzaam zuilen worden gemaakt op d
voorschriften, in meergemelde resoiutien vervat, en in het bijzonder, aa
de ontvangers zal worden herinnerd, dat dq accijns-quitantien of gelei-bi
jetten, afgegeven voor buitenlandsch of binnenlandsch gedistilleerd, slecht
om daarop gelei-biljetten tot weder uitslag te ligten, geldende zijn, gedi
rende den lijd van zes maanden, bepaald bij art. 38 der wet, op het buitei
landsch gedistilleerd, van den 2 Augustus 1827 (Staatsblad N°. 30), en au
77 van die op het binnenlandsch gedistilleerd, van den 26 Augustus 182
(Staatsblad N°. 37), en dat op de, dienvolgens, door hen uit te reikt
gelei-biljèttentot weder uitslag de soort en sterkte van het te vervoert
gedistilleerd, door hen behoort te worden omschreven, hetzij van jeneve;
brandewijn, likeuren of siroop van punsch, en wat de sterkte aangaat, de
beide laatstgenoemde dranken, de overschrijving moet worden in acht gerio
men, gegeven bij de meergemelde resolutie van 27 Junij 1836, N°. 189
waarmede den ontvangers wordt aanbevolen, op de meest geschikte wjjzt
ten hunnen kantore, de belanghebbenden bekend te maken.
Op 1 October dezer jaars was *s Lands zeemagt sterk 174 schepen e
vaartuigen van oorlog, als 2 van 84 stukken (Je Zeeuw en Neptunusfj 6 V-
in j) 1 vs
in 54 (de Rijn;
14 van 44 (Diana, de Amstel, de Schelde, de Sambrede Maas, Bellow.
74 (de Waterloo, KortenaarJupiter, Trompde Ruyter en Piet Hein
64 (Zeeland2 van 60 (de Waal en de Doggersbank;1 van 54 (de Rijn;
RotterdamPalen:bangJason de ZaanCeresde IJssel, de Lek en Ho
landf) 5 van 32 (Euridice, Kenau Hasselaar, Mat ia ReigersbergenJuno c
Argo ;j 12 van 28 (de RupelAlgiers, de Dolfijn Polluxde Triton, Atc
tante, Nehalenia, Hippomenes, van Speyk, AjaxBoreas en Castor f) 2 van
(de Eendragt en Amphitrite10 van 18 (de Kemphaan, de Fatk, de Panter
EchoPegasusde Meermin MerkuurFenusde Koerrier en de Zwaluw
4 van
(de Windh
vaartuig va v.
rus van 8 en Phoenix van 7 stukken;) 3 transportschepen (Dordrecht,
Merwede en Prins Willem Frederik Hendrik f) 10 gafFel-kanonncerhootei
k 1 mortier en 3 stukken, waarvan 5 in dienst; 33 gaffel-kanonneerbootei
groOt-modelk 5 stukken, waarvan 16 in,dienst; 46 gaffel-kanonneerboc
ten, kietn-modelk 3 stukken, waarvan 21 in dienst; en 15 roei-kanoi
neerbooten, k 2 stukken.
Van deze schepen zijn thans rn aanbonw 14, en in dienst 7r. De in aar
bouw zijnde schepen zijn: 3 van 74, als Tromp, te Amsterdam de Ruyte:
te Vlissingenen Piet Heinte Amsterdam2 van 60de Waal, te Rottei
dam, en de Doggersbank, te Amsterdam; 4 van'44, ie Msset, te Rotterdam
de Lek en Hollandte Amsterdam2 van 32, Juno, te Rotterdam, etr Argo
te Amsterdam; 3 van 18, Fenus, te Rotterdam, de Koerrier, re Vlissingen.
en de Zwaluw, te Amsterdam, en 1 van 14, de Arend, te Rotterdam.
Het vaste corps zee-officierenenz. der Nederland'sche marine is zamen
gesteld1 uit: 1 Admiraal (Z. K. II. Prins Frederik cfer Nederlanden;) 4 vice
'Admiraals (O. W. Gobius, A. A. Buyskes, Jhr. II. A. Ruysch en C. Wol
terbeek ;j 6 Schouteir-bij-Nacht (J. A. van der Staten, Jhr. A. C. Twent
A. H. de Man, P. Ziervogel, H. M. Dibbetz en J. H. Bolkenfj 24 Kapitein;
41 Kapitein-Luitenants, 86 Luitenants der iste klasse, i8r Luitenants de
2de klasse, onder welke zicli bevindt Z. K. H. Prins Willem Frederik Hendrik.
en 75 adelborsten der iste klasse. Er zijn 59 officieren van gezondheid, al>
6 chirurgijn-majoors van den isten rang; 9 idem van den 2den rang; 12 vai
den 3den rang; 14 chirurgijns van de 2de klasse, en i& van de 3de klasse.
Er zijn 6 schrijvers en victnalie-meesters van de iste klasse17 van di
2de klasse; 18 van de 3de klasse; 23 adjunct-schrijvers err53 klerken. To1
de dek- en onder-officieren behooren 7 onder-officieren van de xste klasse
als 4 opper-stmirlieden en 3 opper-schippers; 22 van de 2de klasse, als 407
per-scunrlreden9 opper-schippers, 6 constabels-majoor, 3 opper-timmer
lieden, en 9van de sdeklasse, al» 4 tweede schippers, 3 bootslieden1 eersu
schipper en 1 bottelier81 adelborsten zijn thans op-het instituut te Meden-
blik geplaatst.
Het corps' mariniers is zamengesteld als volgtr I Inspecteur, 1 Comman
dant, 2 Majoors, Chefs der divisien9 Kapiteins, 11 eerste Luitenants
4 twee Luitenants, 1 Kapitein-Kwartiermeester, 1 eerste Lujienant-Kwaï
tiermeesrer. 2 tweede Luitenant-Kwartiermeesters, r tweede Luitenant, ai
ministrateur van kleeding en wapening, 1 chirurgijn-majoor, en 1 chirurgi
der 2de klasse.
Uit Groningen meldt men van den 18 October:
Bii felerenheid van de jaarliiksche verwisseling van het Rectoraat dez-