groot-brit-annie.
Lokden den a October, De Koningin heeft den 28 September i. 1. ver
scheiden regimenten vnn onderscheiden wapen in oogenschouw genomen.
Zij droeg bij die gelegenheid de Windsor -uniformwelke bestaat in eenen
blaanwen rok met rooden kraag en opslagen en een casquet. 11. M, was
vergezeld door onderscheiden hooge personen van beide kunnen.
Morgen zou H. tVl. zich naar Brighton begeven, waarheen hare hofstoet
reeds is vooruitgereisd,
Het Parlement is gisteren wederom pro forma vergaderd geweest eii
thans tot'den 15 November geprorogeerd.
Maandag heeft de Turksche Gezant Recjiid-¥>eyin zijn vaderland tot
Minister van Buitenlandsche Zaken benoemd een nfschcids-gehoor bij de
Koningin gehad. Hij keert over Parijs naar Constahtinopel ïgVug.
Uit een berigt in een Noord-Amerikaansch dagblad blijkt, dat de sla
venhandel tusschen de knst van Afrika en Brazilië bij vbo'ttduring zeer ie-
vendig gevoerd wordt. Waarschijnlijk wordt zulks dóór het Braziliaansche
bewind ter sluik toegestaan. Alleen in het laatst van de maand Julij dezes
jaars zijn vier volgeladen schepen met ongelukkige negers bij Feruambucq
aangekomen, en er werden baast weder vier schepen verwacht. Een der
reeds aangekomen schepen had 447 slaven aan wal gezet.
-Tegenwoordig wordt te Canton eene uitgaaf van het Evangelie van
Joannes met Japansche letters gedruktdezelve is'bestemd om in Japan ver
spreid te worden. De Zendeling Cützlajf heeft de leiding van die uicgaaf
op zich genomen, welke zich ook na de voltooijing naar Japan wil insche
pen en zelf voor de verspreiding zorg dragen.
F R A N K R IJ K.
Parys den 4 October. Eene gebeurtenis, in een in de omstreken dezer
hoofdstad gelegen dorp, houdt de aandacht bezig. De Pastoor der plaats
de begravenis eener vrouw geweigerd hebbende, omdat zij niet kerkelijk
getrouwd was, is de bevolking in massa opgekomen, en beeft zich met ge
weld de deuren der kerk doen openen. Het lijk eenmaal daar binnen zijnde,
verrigtte een der aanwezigen overluid de lijkdienst. Onderscheidene vrou
wen sleepten daarop den Priester met geweid in de kerk, alwaar hij op den
grond werd geworpen. Niet dan met moeite is het aan de Overheden ge
lukt, de orde te herstellen.
Uit Bona meldt men van den 25 September:
De Bey van Consrantine, Achmed, had gedacht, dat het oogmerk onzer
laatste verkenning ten doel nad om naar Constantine Op re rukken. Terug
gekeerd zijnde, vermeende hij, dat wij, door eenige scherpschutters ver
schrikt, ons zoo ver niet hadden durvèn wagen.
Hij heeft in persoon het kamp van Medjez-Ammar aangevallen. Den
23sten heeft hij zich, met eenige Turksche scherpschutters, voor het kamp
der Zouaven vertoond. Zijne magt vermeerderde spoedig, de Zouaven wil
den dezelve terugdrijven, en wij vielen er met de bajonet op in. De Bey
omringd van zijne muzijk en vaandels, scheen ons in persoon uit te dagen.
Tweemaal is een zijner vaandels ter neergeveld, Wij hebben 9 dooden en
29 gekwetsten gehad: de Arabieren hebben 120 man 'verforen. De Gouver
neur-Generaal, die uit Bona den Hertog van Nemours te gemoet is geko-
.men, vertrekc heden naar het kamp van Medjez-Ammar. De Prins ver
trekt morgen.
Den i4(len zijn 1200 Turken te Tripoli ontscheept; zij zijn voor Constan
tine bestemd. Eene andere ontscheping moest te Tunis plaats hebben.
Deze bevonden zich in het smaldeel van den Kapudan-Pac/fohetwelk voor
die haven bestemd was. De Kapudan is echter naar Albanië door de divisie
van Lalande achtervolgd, die hem in eene der havens van die streken tracht
te blokkeren.
Den 5 October. Eindelijk is de Kamer der Afgevaardigden, volgens
het nevensgaande bevelschrift ontbonden:
Art. 1. De Kamer der Afgevaardigden tvordt ontbonden.
Art. 2. De kiesvergaderingen worden tegen den 4 November aanstaande
bijeengeroepen, opdat door elke daarvan een Afgevaardigde worde verkozen.
De twee kiesvergaderingen van Corsica worden tot hetzelfde doel tegen den
18 November aanstaande bijeen geroepen.
Art. 3. De Jfatner der Pairs en de Kamer der Afgevaardigden worden tegen
den 18 December aanscaandd bijeen geroepen.
Dit bevel wordt opgevolgd door de benoeming van 50 nieuwe Pairs van
alle staatkundige kleur.
Een particuliere brief bevat hierover het volgende:
Eindelijk hebben wij de, sints zoo langs ons beloofde, ordonnancie ter
Kamer-ontbinding ontvangenzij wordt gevolgd door eene promotie-lijst van
50 nieuwe Pairs van Frankrijkop welke wij eenige namen ontmoeten van
welke nog geen gewag was gemaakt, onder anderen dien van den heer Me.
rilhou, die altijd in de rijen der oppositie is opgetreden. Op deze lijst komen
20 Gedeputeerden en 9 oud-Gedeputeerden voor. De andere nieuwe Pairs
zijn uit de Regterlijke Magt en uit de Luitenant-Generaals genomen. Ove
rigens is het volstrekteen maatregel van verbroedering, want men vindt daar
bij namen van iedere politieke kleur, en zelfs eenige doctrinaire Gedeputeer.
den. De meerderheid dezer promotien behoort echter aan de tiers-partij.
Men heeft nog geene berigten uit Bona. In het Ftansch is een ver.
taalde Arabische brief bekend gemaaktwelke in handen van den Bevelheb.
ber der expeditie gekomen was. Sommigen echter meenëd', dat dezelve met
opzet in zijne handen gespeeld is, om de Franschen vrees, aan te jagen. Hij
is ,de volgende:
„De Arabierenonze broederskoesteren geene vree?, want wij zijn sterk.
Constantine is een steen te midden eener beek, en volgens ónze Profeten en
Marabouts zijn er zoo vele Franschen noodig, om dien steeh weg te nemen,
als mierenom een ei uit een pot met melk op te hcffép:'"' Er zijn grachten
rondom Constantine, die breed en zeer diep zijn; en sléchts eene poort dier
stad is toegankelijk, maar ik zeg u niet welke. Het kamp van den Aga be
staat uit 8000 ruiters en 4000 voetknechten, met 33 stukken geschut. Dat
van den Bey uit 16,000 manwaaronder 5000 ruiters en 22 stukken. Dat der
Kabaïlen uit 13,000 man, allen voetknechten en 12 stukken kanonOp een
uur afstands van het kamp der Kabaïlen, vindt men het fort der overwinning,
dat door 18 kanonnen en 500 Turken wordt verdedigd. De eenige toeganke
lijke poort der stad wordt door 18 kanonnen verdedigd. Op de wallen liggen
63 stukken, terwijl in Constantine nog vele kanonnen zijn.die men, bij ge
mis van affuiten, niet kan gebruiken. De stad zal door 4000 Turken, allen
gewezene Janitsaren van den Dey van Algiers, worden verdédigd."
Den 6 October. Men leest in het Charte de 1830:
Het Ministerie van Oorlog heeft depeches van Bona ontvangenonder
dagteekening van den 23 en 25 September, welke den staat van zaken in de
provincie Constantine open leggen.
Al de corpsen, bestemd tot de expeditie, met uitzondering van het 2de
batraljon van het 26ste regiment van linie, hetwelk naar Port Vendre den
27sten vertrokken is, waren te Bona aangekomen. De sterkte van het leger
is eikend groot genoeg te wezen, men zou den veldtogt beginnen.
D<? voorbereidselen voor de artillerie en genie waren afgeloopen, en de
diensten voor de transporten en benoodigdheden waren in orde. Eene re
serve van levensmiddelen voor 14 dagen was in het kamp van Medjez-Am
mar, .daarenboven zou men, den weg naar Constantine 1 nemendevoor 20
dagen leeftogt medevoeren.
De staat van zaken was den 23 September zoodanig, maar eene tlepeche
van den essten van den Generaal Damremont deëd-'kennenv dat een bedroe,
vend voorval de bewegingen heeft doen staken en vaör het oogenblik ver.
tragen; het 12de regiment van ïinfe, 'hettfeik den aastca zijne qö'a'Mht&Sié
van.5 dagen geëindigd had, heeft eenige cholera gevallen vertoond, en de
Generaal Damremont heeft het voorzigtig geoordeeldom dit corps niet da
delijk te doen oprukken; hij heeft nit Frankrijk de bezending van 12 a 1500
man gevraagd.
Dadelijk zijn er bevelen gegeven om te Cette a bataljons van het 6isce
regeinenr te doen inschepen. Zij zullen uit die haven op drie stoombooten
vertrekken, welke den 8 October te Bone zullen zijn. Voor het overige
Was het leger vervuld met strijdlust.'
MENGELINGEN.
LANDBOUW in GROOT-BRIT ANNIE.
De vorderingen van den handel en der fabrijken in Grooc-Britannie, se
dert de troonsbestijging van Jdeofge^JIl, biedqi een resultaat aan, dat tot
hiertoe zonder voorbeeld in de geschiedenis d'ef nijverheid is. Ook hebben
al de schrijvers, die nasporingen omtrenc.de oorzaken van de vermeerdering
der rijkdommen en der magt van Engeland deden, zich alleen'met deze
twee bronnen bezig gehouden, zonder eenen aandaehtigeii blik op de be
weging van den landbouw te werpen. Echter, hoewel ons beweren op den
eersten aanblik wonderspreukig moge schijnen, gelooven wij te kunnen vol
houden, dat de vorderingen der fabrijken slechts weinig die van den land
bouw hebben overtroffen. De resultaten der vorderingen van de fabrijken
en van den handel treffen dadelijk aller oog. De aanblik der volkrijke ste
den, groote fabrijken, uitgebreide pakhuizen, werven en zoo vele andere
inrigtingen, welke zoo vele schatten in omloop brengen, maken dadelijk
indruk op den geest. De vorderingen van den volmaaktsten landbouw kun
nen dikwijls daarentegen het waarnemend oog ontgaan. Deszelfs uitwerkse
len zijn over eene grootere ruimte verspreid en hebben niets indrukwek.
kends; men moet dezelve dus bijeenzamelen, om er de resultaten van te
leeren kennen. Wanneer wij dus bewijzen, dat de bevolking aanzienlijk
vermeerderd is, dat alle klassen van inwoners thans veel beter gevoed wor
den dan immer; dat de hoeveelheid der door de paarden verbruikt wordende
gewassen, drie óf vier malen aanzienlijker is dan in de vorige eeuw; zoo,
zeggen wij, als deze zaken werkelijk plaats hebben gehad, niet alleen zon
der vermeerdering, maar tevens met volledige opschorting van allen invoer,
za! wel volkomen bewezen zijn, dat de landbouw onmetelijke vorderingen
heeft gemaakt. Het zal welligt niet altoos mogelijk zijn, de verschillende
oorzaken aan te duiden, welke deze groote uitwerking hebben gehad; maar
het zal dan voldoende wezen, het bestaan derzelve te verzekeren. Laten
wij echter, alvorens tot deze opneming over te gaan, onze blikken naar
den toestand van den landbouw in de vorige eeuwen wenden.
Eenige zwakke pogingen 'van den landbouw schijnen reeds in Groot-
Britannie gedaan te zijn, op een tijdstip, vroeger dan deszelfs eerste jaar
boeken aanwijzen. Deze eenvoudige en ruwe proeven werden, zege men,
door eene kolonie van Galliërs genomen, welke op de zuidelijke kusten van
Engeland, omstreeks eene eeuw vóór den inval van Julius Cisar, gevestigd
waren. Wij bezitten geene inlichtingen omtrent den staat van den land
bouw in Engeland onder de Romeinen, maar het valt niet te betwijfelen,
of zij zullen gr.oote pogingen hebben gedaan, om bet land te verbeteren.
Wanneer zelfs de geschiedenis ons niet zoude leeren, dat de talrijke legers,
welke de Romeinen op de Britsche eilanden onderhielden, bijna uitsluitend
met de opbrengst van den grond gevoed werden, dan nog zouden de spo
ren der wegen, welke door hen aldaar geopend zijn geworden, en die nog
bestaan, hunne werkdadigheid aantoonen. De kunsten, welke tot de eerste
behoeften van den mensch dienstbaar zijn, raken zelden geheel verloren;
ook vindt men, hoewel de invallen der Pieten, Saksers en Denen, welke
het vertrek der Romeinsche troepen volgden, de wetten, de Godsdienst en
tot de taal des volks hadden veranderd, en hoewel de gewoonte van roof
en plundering dezer barbaarsche horden, hen minder prijs dan hunne voor
gangers op de voordeden van den landbouw deden stellen, nog sporen der
Romeinen, ook omtrent dit punt, in eenige hunner reglementen op de om
heiningen en de huurcontracten, als ook in de juistheid, waarmede de grens
scheiding der eigendommen op het kadastraal register, Diomsday-Book ge
naamd, zijn aangewezen; een boek, dat de verovering der Noormannen heeft
overleefd en dat thans nog bestaat.
Wat er ook van zij, onder de Saksers was de landbouw nog In deszelfs
kindschheid. Men had op dat tijdstip zoo weinig denkbeeld der verdeeling
van het werk, dat er verondersteld werd, dat de landbouwers zeiven hunne
ploegen moesten vervaardigen, in de vervaardiging waarvan, wel is waar,
bijna geen ijzer gebruikt werd. Deze ploegen waren met acht ossen be
spannen, en met de grootste moeite kon men 50 vierkante roeden op eeneil
dag beploegen. Het blijkt niet, dat men toen het gebruik van de egge ken
de, en het koren werd door middel van den dorschvlegel van deszelfs schil
ontdaan. I11 de tiende eenw had de grond zoo weinig waardedat men vijf
bunders voor een paard gaf, terwijl vier schapen de waarde van 1 bunder
hadden. Men verkreeg het genot van den grond voor een jaar, onder de
eenige voorwaarde om denzelven, geheel bemest, bij het vervallen van den
termijn weder uit te leveren,. Bijna de geheele oppervlakte van den grond
bestond in weilanden, en de bebouwde landen waren in zoo geringe hoe
veelheid, en werden zoo slecht geadministreerd, dat dezelve slecht brood,
aan de weinige bevolking, welke daarvan leefde, gaven. De grondenwelke
aan de woningen der groote grondeigenaren grensden, werden voor hunne
rekening bebouw door lijfeigenen, die met den grond verkocht werden.
De huren der verkochte goederen werden in natura betaaldde handel was
van geene waarde, en het geld zoo zeldzaam, dat het gebruik om de beta
lingen in natura te doen, zich tot de boeten uitstrekte, welke door 'slands
schatkist werden opgelegd.
De menigvuldige rooverijen bragten het volk in de noodzakelijkheidom
verzameld in de dorpen te wonen. Eene groote hoeveelheid gronds werd in
het gemeen bebouwd, en aan elk gehucht was eene zekere hoeveelheid
weiland verbonden, waarvan de inwoners het genot hadden in evenredigheid
van de uitgestrektheid hunner bebouwbare grondeneene gewoontewaarin
men den oorsprong vindt der gemeente-goederen en van het regt van bewei
den, zoo als dezelve thans bestaan. Reeds vóór de regering van Eduardden
Belydervindt men eene ordonnantie, volgens welke; elke pachter eigenaar
van twintig bides land, op liet einde van den huurtijd, er twaalf zaaisels
koren van moest achterlaten. Do hide is eene oude maat, waarvan men niec
wel de uitgestrektheid kent, maar, welke men over het algemeen gelooft
gelijk te staan met 100 k 120 bunders. Zoo deze berekening juist isver
onderstelt de ordopnantiewelke wij aangehaald hebben, bij de pachters
meerdere onafhankelijkheid en kapitalen, dan men bij lijfeigehen zoude zoe*
kenmaar men moet opmerkendar het vee gewoonlijk door den heer werd
geleverd, en dat dikwijls zelfs de boeren eene bijzondere som betaalden
voor huur van den heerlijken ploeg.
Het tafereel van het Koningrijk, voor zoover de landbouw betreft, tijdens
de verovering der Noormannen, zoo als dezelve in het Doomsday-Book wordt
voorgesteld, toont ons het land als bijna geheel in weilanden, groote bos-
schen en woestenijen bestaande, Men zal over de kleine hoeveelheid be
bouwden grond kunnen oordeelen, wanneer men weet, dat de bevolking
van Engeland op dat tijdstip, dpor de oude schrijvers, slechts op 1,504,000
zielen wordt begroot. De- bosschen werden voor brandstof en het onder
houd der varkens bewaard: de konijnenbergen waren talrijk en zorgvuldig
onderhouden, want de kleederen der hoogere klassen waren met konijnen*