A". 1837. L E Y D S C O IJ fl A N TV VRIJDAG, NEDERLANDEN. Leyden den loden Augustus. Door Zijne Maj. den Koning is tot Lector in de Practische Sterrekunde 'tan de Hoogeschool te dezer stede benoemd, de Observator van liet Obser vatorium alhier, de heer F. Kaiser; zujlende tor het uitoefenen van deze zijne functie de sterrewacht bij de Akademie behoorlijk verbeterd en iuge- ligt worden. De Staats-Courant van heden bevat het volgend Koninglijk besluit: Wij WILLEM, bij de gratie Gods, Koning der NederlandenPrins van Oranje-Nassau, Groet-Hertog van Luxemburgenz.enz., enz. In aanmerking nemende, dat de ondervinding van den laatsten wincer de noodzakelijkheid heeft doen geboren worden, om de droogmaking van het Haarlemmer-meer op nieuw in opzettelijke overweging te nemen; Gezien de rapporten van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van den 27 Mei 11., N°. ii8, en van den 2den dezer, N". 105, Hebben besloten en besluiten: Art. 1. De overweging, waarvan in den aanhef dezes melding is ge. maakt, wordt opgedragen aan eene Commissie, bestaande uit de heeren: H. Ewijk, Raad-Adviseur bij het Departement van Binnenlandsche Zaken, Voorzitter; Jonkheer IV. P. Barnaart van Bergen, lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; M. G. Beijerinck, Hoofd-Ingenieur van den Wa terstaat in Zuid-Holland; C. J. de Bruijn Kops, Burgemeester der stad Haar. lem; Jonkheer L. R. Gevacrts, lid van de Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland; P. T. GrinvisHpofd-Ingeniepr van dep Waterstaat in Noord- Holland; Jonkhr. D. Hooft .Tacobsz., lid van den Raad der stad Amsterdam; ■D. Mentz, Inspecteur van den Waterstaat; en P. A. du Pui, Hoogheem- taad van Rijnland. Art. 2. De Commissie zal de verschillende reeds bestaande, aan haar door onzen voorn. Minister mede te deelen ontwerpen van droogmaking van het Haarlemmer-meer onderzoeken, en vervolgens een bepaald eind-ont- werp en begrooting van kosten dezer onderneming opmaken. Art. 3. Zij zal hare werkzaamheden dadelijk aanvangen en zoodanig voort zetten, dat haar rapport, uiterlijk op den rsten November aan Ons kan wor den aangeboden. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van "Ons tegenwoordig besluit. Gegeven te 's Gravenhage den 7 Augustus des jaars 1837, van Onze Regering het vier en twintigste. WILLEM. Van wege den Koning, Van Doorn. Men meldt uit 'S Gravenhage van den loden Augustus: Z. K. H. de Prins van Oranje is gisteren alhier aangekomen, doch ver laat heden weder de Residentie. Behalve de reeds in ons vorig nummer medegedeelde benoemingen, door Zijne Maj., tot Ridders der orde van den Nederlandschen Leeuw, zijn, r.aar men verneemt, nog daartoe benoemd geworden, de heeren: A. IVarin en IV. R. Baron van Tuyli van Serooskerken van Coelhorst, leden van de Tweede Kamer der Staten-GenerdalAlewijnConsul-Generaal te Genua; J. Batta, President der Regtbank van Eersten Aanleg te Maastricht; A. Op den Noort, President der Regtbank vin Eersten Aanleg te Zutphen; A. G. Smith, President der Regtbank van Éérsten Aanlég te Utrecht; Beelaerts van Blokland, gepensioneerd oud-Inspecteur; enz. Den 8 Augustus is de Algemeene Vergadering der Maatschappij tot Nut van VAlgemeen, in de Luthersche Nieuwe Kerk te Amsterdam, onder voorzitting van den heer IV. H. fVarnsinck Bz. geopend, en een door dezen vervaardigd dichtstuk, getiteld de Godsdienstop verzoek des Dichters, door den wel eerw. heer kVildschut voorgedragen, welke voor'dragt werd afge. wisseld door de uitvoering eener cantate, waarvan men de tekst insgelijks aan den heer IVarnsinck en de muzijk aan den heer IVilms te danken had. Na den slotzang trad de algemeene Voorzitter in persoon op, en reikte den wel eerw. heer Biben, Predikant te Edam, voor twee door hem ingeleverde en bekroonde verhandelingen, onder hartelijke toespraak, twee gouden me- mailles uit, als mede eene zilVeren medaille aan den heer Koster, die den 31 December des vorigen jaars, nabij Wonner, met levensgevaar eerien reis. genoot uit het ijs gered had. De werkzaamheden zouden, als naar ge woonte des namiddags worden voortgezet. Uit Nijmegen wordt van den 8 Augustus gemeld: Tot een bewijs, dat deze stad en omstreken, zoo door vreemdelingen als door ingezetenen des Rijks, menigvuldig worden bezocht, dient, dat aan het Commissariaat van Politie, sedert i°. Januarij tot ultimo Julij dezes jaars, zijn aangeteekend 7756 reispassen, die, zonder vergrooting, op 25,000 per sonen kunnen gerekend worden. Uit Breda meldt men van den 9 Augustus: Zijne Maj. de Koning is eergisteren ten 3 ure aan den Moerdijk, de gren. zen van dit gewest, aangekomen, werwaarts Zijne Exc. de heer Gouverneur dezer provincie en de heer Generaal-Majoor, Opperbevelhebber der hoofd, plaats en vesting 's Hertogenboschzich begeven hadden, om Hoogstden. zelve aldaar te verwelkomen. Ten vijf ure is de Koning langs onze ves ting gepasseerd en werd aan de barrière bij de verwisseling van paarden gegroet, door Z. Exc. den Opperbevelhebber onzer vesting, den Generaal Baron Chassi, alsmede door de Ed. Achtb. heeren De Roy en van Mierlo Burgemeester en Wethouder dezer stad. Ten half zeven lire is Hoogstde- zelve te Tilburg aangekomen, en werd aldaar op de hartelijkste wijs ontvan gen, terwijl ten blijk van der vreugde der ingezetenen over's Konings tegen- Ivoordigheidde stad des avonds fraai verlicht was. De wapenschouwing, gisteren door Zijne Maj. gehouden, is, gelijk men verwachtte, met der daad zeer luisterrijk geweest. De gezamenlijke troe len stonden op de vlakte voor het kamp in een groot half rond, in den vorm van een langwerpig hoefijzer geschaard, en bestonden uit de bataljons der iste divisie infanterie, de regimenten dragonders N°. 4 en 5, en het re- giment huzaren N°. 6, en voorts ujt niet minder dan 8 batterijen artillerie, dus te zamen 64 vuurmondenwaarvan de helft tot de rijdende artillerie behoorde. Omstreeks 11 ure verscheen Z. M. op de vlakte, waar Hoogst- dezelve te paard steeg en vervolgens de gelederen langs reed, vergezeld Van TIH. KK. HH. den Prins van Oranje, Prins Frederik der Nederlanden eri Prins Albert van Pruissenbenevens de beide oudste Zoiien van Z. K. 11. j den Prins van Oranje; terwijl H. K. K. II. de Prinses van Oranje, met *-"v 1 - - i: i'f F-N gewoo* W, TE ii AUGUSTUS. Hoogstderzelver Dochter, on H. K. II. Prinses Albert van Pruissen, in Hoogstcierze wapenschouwing mede bijwoonden. Het ge- heV°werd door eenen luisterrijken -Staf gevolgd Bij het passeeren van Tfine Majesteit werd door dc troepen een zeer luid gejuich aangeheven. Na de inspectie slotende troepen in geslotene co lonnen op, en werd door dezelve divisie's-gewijze, de artillerie met geheele batterijen in het front, 7iinp M gedefileerden dit werd daarna door de iigte kavallerie en de Cerhen rhdmuie artillerie in den draf herhaaldwelke onderscheidene be. wegingen met veel juistheid uitgevoerd werden. Het schoone weder, de Raai uitgedosc'ue troepen, de menigte van aanschouwers, de fraai versierde aiie me[ vlaggen prijkende tenten, leverden te zamen een zeer schoon n'oüw pel op, hetwelk het genoegen van alle, d.e zich in het in wel- Stand aanschouwen van den geliefden Koning en de verdere aanwezende leden van het Vortelijk Huis verheugden, nog meer verhoogde. Na den afloop der wapenschouwing, ten ruim een ure, is Z. M. met de Prinsen en Prinsessen naar Tilburg teruggekeerd. Heden begeeft Hoogst, s.iplvr zich over 's Bosch naar het Loo. Naar wij vernemen zal Z. K. H. de Prins Frederik der Nederlanden op morgen de Koninglijke Militaire Akademie alhier, met een bezoek verteren. SPANJE. Berigten over Parijs van den 7 Augustus. Telecraphische Depeche. Bordeaux, 5 Augustus. Volgens de rapporten der Gouverneurs van Alcaniz en Caspe, van den 31 Julij, was Langostera met twee bataljons en vijf stukken geschut, den apsten ce Orta aangekomen, zijne rigting op Mora aan den Ebro nemende. Men gelooft dat Don Carlos voornemens is, op dat punt aan te rukken-, ten einde aldaar de rivier over te steken. De Graaf van LuchanaEspartero, is tot Minister van Oorlog benoemd; de Graaf Almodovar heeft zijn ontslag genomen. Het Journal des Débats deelt den volgenden brief uit Bayonne mede: De hier aanwezige Carlisten spreken de bekend gemaakte bijzonderheden wegens het, gevecht van Chiva en het aantal der aldaar door den Pretendent geledene verliezen tegen. Maar de sedert plaats gehad hebbende bewegingen der Carlisten bewijzen genoegzaam, welken uitslag dat gevecht gehad heeft. De Pretendent is gedwongen geweest om met de grootste snelheiddoor een armoedig en bijna onbewoond land, naar het punt, waaruit hij vertrokken was, terug te keeren. Zijn togt is dus mislukt, en hij heeft alle de zedelijke voordeelen zijner stelling verloren. Hij heeft bij de bevolking geenerlei steun gevonden, en de landlieden van Valencia hebben zelfs zijne achterblijvers vermoord, gelijk die van la Mancha tijdens den terugtogt van Gomez deden. De beide ondernemingen hebben werkelijk veel overeenkomst, en de tegen, woordige zal waarschijnlijk op dezelfde wijze eindigenden, als de vroegere. Intusschen hebben ook nu weder de Generaals der Koningin vele missla, gen begaanin hunne marschen veel langzaamheidin hunne bewegingen zeer weinig overleg en overeenstemming aan den drg gelegd. Indien toch Don Carlos en zijne raadslieden na den overtogt der Ebrogenoeg zelfver trouwen bezeten en op de medewerking der natie gebouwd haddenhad niets hen kunnen beletten, om, terwijl Oraa veel tijd mét het hereenigen zijner verstrooide afdeelingen verspilde en Espartero zich nog in het Noorder-leger bevond, te Madrid aan te komen. Ook laat het zich moeijelijk begrijpen, waarom Buerens, nadat Don Carlos eenmaal beneden Tortosa de Ebro was overgetrokken, in plaats van tot het bereiken van Tertiel eenen overgrooten omweg te maken, zich niet liever onmiddelijk met de 20,000 man, die Oraa en hij in weinig tijd bijeen konden rapenin de vlakte van Castellon gewor. pen heeft, teil einde daar den Pretendent aan te tasten, en zich eene veel talrijker ruiterij ten nutte te maken. Don Carlos had toen niet meer dan 15,000 man, waarbij naauwelijks 1000 ruiters, bij zich. Bij derzelver aan. komst voor Valencia was deze magt reeds met 4000 man verminderden sedert heeft de desertiede op het slagveld ondergane verliezen en de moei. jelijkheid om levensmiddelen te verzamelen, daaraan ten minste even veel manschappen ontnomen. Zoo Don Carlos thans te Cantavieja blijfl, te midden eener moeijelijk te genaken bergland, dat echter arm en sedert lang uitgeput is, dan heeft hij ongetwijfeld daarmede ten doei, om de versterkingen af te wachten, die over de Ebro getrokken zijn doch er welligt niet in zullen slagen, om zich met hem in verband te stellen. Men jgelooft hier, dat Don Carlos, door naar Catalonie en later naar Va lencia te trekken, ten oogmerk had, om de eene óf andere plaats aan de zeekust te bezetten en zich van hem over de Middellandscha zee aange voerde wapenen en krijgsbehoeften te voorzien, iets, hetgeen hem door de gunstige stemming van sommige Italiaansche Vorsten te zijnen aanzien vrij gemakkelijk zou zijn gevallen. Maar hij heeft onverwachte hinderpalen ont moet. De schaarschheid der levensmiddelen in Catalonie, de onmogelijk heid, om eene goede overeenstemming tusschen de Navarrezen en de Kara, loniers te doen heerschen en de dreigende houding der Engelsche zeemagt in die waterenhebben hem bewogen om de Ebro over te trekken. De geheime verstandhouding, die hij in de sterke plaatsen ten zuiden dier rivier onderhield, hebben hem niet gebaat, en alle de steden, welker belegering hij beproefd heeft, hebben zich zeer goed verdedigd. Ik acht het thans niet onwaarschijnlijk, dat Don Carlos zich voor goed in de gebergten van Canta-vieja zal nestelen, die te gelijk de boorden van de Ebro, van de Guadalaviar en van den Taag beh.eerschenmaar het is zeer twijfelachtig, of zijne troepen aldaar wel behoorlijk onderhoud kunnen vin den en indien bij de grondwetsgezinden een weinig geestkracht en vastheid van wil heersc'htenzouden zij thansna de bovenhand te hebben bekomen, sterk genoeg zijn. om hem te verdrijven. Hunne pogingen zouden door de ontmoediging, die zoo vele teleurstellingen in de vijandelijke rijen hebben doen ontstaan, krachtig ondersteund worden. Aan de hoven-Ebro heelt de Generaal Escalera, wegens gebrek aan levens, middelen en aan geld, zich eenige dagen achtereen buiten de mogelijkheid gezien, om te veldè te trekken. Voor niets was gezorgd; geenerlei dienst was zelfs voor een etmaal verzekerd. Onder die omstandigheden heeft Es calera, die veel vastheid van Karakter bezit, de Junta van Navarre te Patu- peiitna bijeengetrokken, en aan deze 25,000 piüsters gevraagd, of liever af» geperst. Hij heeft namelijk verklaard, dat hij dip som noodighad, en indien

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 1