dein!.,.. Deze repel heeft echter uitzonderingen, want Mustapha UT en
zuneu zoon Selim hebben schoone voorbeelden van toegevendheid dienaan
gaande nagelaten.
Er bestaat geen voorbeeld in de Ottomannisclie jaarboeken, dat een Vorst
zicli met geweid van de vrouwen or dochters zijner Christen onderdanen,
heeft meester gemaakt. Zoo eene vrije Muzelmansche vrouw den Sultan
behaagt, roept hij haar niet m den harem hij plaatst haar bij zijne zusters
of nichten, ^en het is in haar paleis dat hij haar komt zien.
Behalve de zwarte gesnedenen, is er nog een beirleger. witte gesnedenen
in het serail. Deze laatsten hebben lang het bestuur van den harem gehad";
maar, bij zekere gelegenheid verloren zij het vertrouwen van [hunnen meester
en werden door de eersten vervangen. Haar opperhoofd heeft rang van Pacha
met drie paardestnarten en titel van eersten Kamerheer.
Nabij den harem, bevindt zich een groot en somber gebouw; aan deszelfs
eenzaamheid, aan de stilte die er heerschc, erkent men de woning of liever
de gevangenis der erfgenamen van den troon. Slaven, opgeleid om hunne
kindschheid te verlengen; eenige gesnedenen, waarvan de oudsten de func-
tien van Gouverneurs vervullen, ziedaar de eenigè bewoners van dit ver
blijf. De Prinsen hebben in het selamlick eelieu AgencAgababa genaamd
bij wién zij zich vervoegen, wanneer zij een verzoek hebben te doen; maar
hunne correspondentie met hem gaat altoos onder de oogen van het opper
hoofd der witte gesnedenen; zij ontvangen uit 's Rijks schatkist een matig
inkomen en worden in hunne ziekten door den eersten geneesheer van den
Grooten lieer verzorgd. Hoewel hunne slavinnen vrouwen van zekere ja
ren zijn, gebeurt het soms, dat zij blijken dragen van het behagen, dat haar
meester in haar schiep. JJij deze gelegenheden, woont de Kiaya-cadme,
vergezeld door eene vroedvrouw en de Kislar-aga, de verlossing bij, en
het kind wordt dadelijk na de geboorte gewurgd. De thans regerende Sul
tan heeft somtijds de meisjes bespaart, maar de jongens niet.
Mustapha IIIvader van Selimbeminde zijnen broeder Bajazet zeer; erf
genaam van den troon, en even zoo zeer uitmuntend door zijn verstand en
zijne talenten, als door zijne ligchaamskrachtwas hij ook bij het volk in
hooge achting. Mustapha kwam hem dikwijls over staatstzaken raadplegen,
waakte aan zijne sponde wanneer hij ziek was en vertrouwde hem aan de
'verlichte zorg van Jean- Carodzavader van den Hospodor van dien naam,
en leerling van den grooten Boer havetoe. Het gebeurde nu, dat eene der
slavinnen van Tkijazet van een mannelijk kind verlosce; maar gedurende de
verlossing sloot de Prins, ten einde de uicvoering der kindermoordende wet
te beletten, de deur der kamer zijner geliefde slavin, en ontving daar alleen
de vroedvrouw; hij hield zich aan hare zijde met eenen dolk in de hand, en
dreigde haar te dooden, zoo zij naar het leven van den jong geborenen stond.
Hij ontving het kind in zijne handen, vertrouwde het aan zijne vrouwen, en
zeide, de kamer uitgaande, aan den Kislar-aga: „Ga, en verkondigdig, van
mijnentwege, aan den Sultan, de gebooite van mijnen zoon." Van dien
©ogenblik af aan, bleef hij gedurig bij het kind, om het tegen deszelfs
moordenaren te veidedigen. Deze tijding bragc Mustapha in groote verle
genheid. Hij zond den Groot-Vizier en den Mufci naar hem toe, met lasc
om alles in hét werk re stellen ten einde hem over te halen zich van de
vrucht zijner liefde te ontdoen. Bajazet bleef onverbiddelijk. De Sultan,
wanhopende, begaf zich zelf bij hem, en bedreigde hem eindelijkj zijhen
zoon met geweld ce doen ombrengen, zoo hij niet vrijwillig zijnen dood
toestond. „Geef, dat bevel, zoo gij durft, riep Bajazet woedend, zijnen
dolk uiccre»kendeen ik stoot u dit staal in de borst; hetzelfde lot is aan
een ieder beschoren, die iets tegen het leven van mijn kind zoude willen
ondernemen." Mustapha vertrok hierop, bleek van woede en schrik, en
om niets deukende dan den hem aangedanen hoon in het bloed zijns broeders
te wreken; hij liet tallooze pogingen tot vergiftiging op hem doen, maar
Bajazet was gedurig op zijne hoede, zijn ongelukkig leven slijtende met over
zijn leven en dat van zijnen zoon te waken. Hij bereidde zelf zijne spijzen,
en gedurende zijne ziekten weigerde hij alle geneesmiddelen, voor dat zija
geneesheer die zeif had geproefd. In weerwil van al deze voorzorgen viel
hij als slagtoffer der lagen van den Grooten Heer, hij stierf vergiftigd door
een lavement. In zijne laatste oogenblikken drukte hij nog mee harestogte-
lijke liefde her kind, dat hem het leven kostte, aan het vaderlijke hart.
Mustapha het water in de borst hebbende, en zijn einde voelende naderen
riep den Groot-Vizier en den Mufci bij zijn sterfbed, en deelde hun zijn
voornemen mede, om zijnen broeder AbdulhamidPrins zonder verdiens
ten, van de kroon uit te sluiten, en dezelve aan zijnen zoon Selimtoen
twaalf jaren oud, over ce dragen. De U'lemas, over deze gewigtige zaak
geraadpleegd, antwoordden, dat de grondwet van het Rijk de kroon aan
den oudsten erfgenaam verzekerde, en dat liet onregevaardig zoude zijn, dat
Abdulhamidna veertig jaren in de cafesse (woonplaats der jonge Prinsen)
doorgebragt te hebben, aan een kind werd opgeofferd. Behalve de Ulemas,
had Abdulhamid ook de Janitsaren en den Divan voor zich. Eindelijk kwain
nog de Sultane Asma bij den Sultan de regten harer beide broeders verdedi
gen; zoodat dan ook deze, met uitsluiting van zijnen zoon, op den troon
kwam.
De nieuwe Sultan was een zwak Vorst, die geheel door zijne geliefde
slavinnen werd beheerd. Op haar aanraden trachtte hij verscheidene malen
Sélim te doen vergiftigen, en zocht hem in eene volmaakte domheid te
laten, door hem alle onderwijs te onchouden; ook legde deze Vorsc in de
beide eerste jaren zijner regering de grootste onwetendheid aan den dag; hij
deed buitendien vele buitensporigheden, die hem aan de algemeène bespot
tingblootstelden. Zijne natuurlijke talenten ontwikkelden zich eerst veel later.
Bij den dood van Abdulhamidwas Rusland nog in oorlog mee de Porie.
Selim in plaats-van zich hier mede bezig te houden, gaf zich, onder leiding
van zijnen voogd Mahmoud-Bey, aan de schandelijkste buitensporigheden
over. Van 's ochtends tot 's avonds, doorliep hij de straten der hoofdstad,
mee blooce armen en beenen als een Turksch matroos verkleed. Te ver
geefs zocht zijne moeder die hij teder beminde hem hiervan in de eerste
tijden terug te honden, doch eindelijk, na eene hevige ziekte, verkreeg hij
met zijne gezondheid ook ziinè zielskracht weder. Hij werd de goedaar
digste, doch de zwakste Vorsc die tot nog toe den troon van Otman had
beklommen.
Z E F, - T 1J D 1 N G.
In Tessel binnengekomen G. L. I. van der I-lucht, van Batavia vertrokken 7 Maart,
F. Langevan Stirinamen O. Smith, van Londen, E. A. NieholF, II. K. de Weerd
en Balmer, van Sunderland, W. Harrison en J. C. Luddersvan New Castle, T.
C-ohman, van SealiamHcimcrs, van S'vinoer, C. Ealkenburg, van Drammen G. E.
Jonker, K. de Boer en R. Tekeler, van Flekkéfiorde, J. G. Boon, van Memel,
iVI. 1- Broring, van Dantzig, J. G. Klam, 'van KrageroeA.'Olsen, van Westerwicli.
1 ii bet Vlie binnengekomen J. R. Brons, H. R. Veling en R. C. de Groot, van
Dantzig, K. H. Plukker, van Riga, N. Hansen, van A nel dm', S. T. Meinerts, van
Aarhui's, F. T. Pauls, van Stavanger, YV. II. Kraan, P. Marcy, J. H. Bondt en
J. Bremervan MandahlII. J. Veen, R. YV. Lukens en D. de Groot, van
C'iristiaansandTT. H de Weerd, Jr. en K. 11. de Weerd, van OstrisoerW. H. Mul
der, van Oudsoen, H. H. Koek, van Hvidsteeu, H. J. BenesC. K. Storm, van
Stettin, T- E. Abel en C. Norman, van Bersen, P. J. de Vries, van Fahrsund, H. S.
Hubert, S. A. Parr en C. Hagensen, van Drobach.
Te Tcrsch. niets gepasseerd.
Het schip Gis nare,Kapt. YV. Cusbing, van Havnia, te Cowcs binnen, is op beko
men order den ad Junii naar Amsterdam verzeild.
Het schip Lord LyndockKapt. J. Baker, van Batavia naar Amsterdam, laatst van de
Kaap de Goede Hoop, was den oosten en de schepen 9 s GravèriftagcKapt. J. Rai
sing, van Batavia naar Rotterdam, laatst van St. Helena, en Petrus, Kapt. F. H. Trip,
van Amsterdam naar Batavia, den 26 Junij op de hoogte van Plijmouth.
ArrivernemenTe Surinamen Kapt. R. van der MevH. L. Kayser en E. Speelman,
van Amsterdam; te Odessa Kapt. Bailey, van Rotterdam; te Genua B. J. Direriks, van
Amsterdam; te Gravesend D. Kennedy, J. Boxer en J. Benney, van Rotterdam.
PR IJS-COURANT
Amsterdam den
nr herlanden.
IVerkel. Schuld 2i-pCc.52j^a 52
Dico 5' 99Ja
Uitg. a
Kans-Biljetten...,.22]
Amorc.Syndic. 4I- 92Ja 93
3t "i a
Hand.-Maats. 4Ja
Nieuwe dito.4Ja
Frankrijk.
Inschr. Grb. 3 pCc. a
Rusland.
Gb.//.&C°.I798 5pCc.i04Jai04f
18*; 5104 a
Ins. en Certif. 6- Ó4ja
iBfï 595 3
Pruissen.
Geldl. te Lond. 4pCc. a
Aandeèlen van dito a
Gebl.
52
ÓEit, EFFECTEN.
I. Julij 1837.
Spanje.
Nieuwe 1835 855pCt.2l'saai;
Dito onbep. st...a
Dito passivea
Dito uitgesta—
Coupons 1 Nov...a
Oostenrijk.
Obi. Coil C. 5 pCt. - a
Certificaten.2!a
Neg. Metaliekaj-a
Idem5 99ja
Dito in Lond. 5 a
Bank-Aktien.3 a
Napels.
Certificaten.5 pCt. a
Dito in Napels. 5 a
Griekenland.
Obl. 1 1. gr. l.st. spCt. a
Gebl.
De Prijs van de BOTER aan de Waag binnen Leyden.
Zaturdag den 1. Julij 1837.
Van 30 tot 33 h 34 gulden.
POSTWAGEN-ONDERNEMING,
DE NEDERLANDER.
De Ondernemers hebben de eer het geacht Publiek te berichten, dat
hunne Dienst, vertrekkende van 'j Hage des morgens ten 6 uur 3a minuten
naar Leyden, Woerden, Utrecht, Amsterdam, Rhenen, WageningenArnhem
ZutphenGorinchem, Breda, in correspondentie met Tilburg, sBoschEind.
hoven, enz. enz., te beginnen met Heden zal afrijden en aankomen:
Te ''sHage, bij den Heer Sprenger, in het Groot Keizershof, op het
Buitenhof. Directeur de Heer J. W. OOSTERHOUT.
en te Leyden, bij Mej. de Wed. van der Aar, in ie Zon, op de Breed,
straat. Directeur de Heer M. M. van PRAAG.
Utrecht, 1 Ju/ij 1837. J. van BEUSEKOM Evz. en COMP.
Getrouwd:
Eeyden,
30 Junij 1837.
C. H. van den BERGH
en
C. S. SCHMIER.
Heden verloste voorspoedig van een welgeschapen ZOON, C. M.
PLUYGERS, geliefde Echtgenoote van
Leyden, 29 Junij 1837. A. C. LEEMBRUGGEN.
Heden verloste zeer voorspoedig van een welgeschapen ZOON,
MARIA ENGELINA PAPING, geliefde Echtgenoote van
Leyden den 2 Julij 1837. H. J. van WENSEN.
Heden morgen werd ik met mijne drie Kinderen in diepen rouw ge
dompeld, door het plotseling overlijden van mijn Echtgenoot J. H. C.
PLESMAN, in leven Fabrikeur in Dekens, in den ouderdom van 47 jaren.
Eene hevige beroerte maakte een einde aan zijn leven, dat voor zijne Be.
trekkingen nog zoo nuttig had kunnen zijn.
Leyden A. W. BERLENBACH,
den 47 Junij 1837. Wed. J. H. C. Plesman,
Dienende deze tot eenige algemeene en bijzondere Kennisgeving.
Toe bitteren rouw van mijmijne twee Kinderen en onze Betrekkin,
gen, ontsliep heden, na een smartelijk lijden van tien maanden, in den-ou.
derdom van ruim 45 jaren, mijn tedergeliefde Echtgenoot JAN STEEN-
HAUER, met wien ik twaalf jaren door den gelnkkigsten Ecnt mogt ver-
eenigd zijn.
Leyden A. van GESSEL,
den 27 Junij 1837. Wed. J. Steenhauer.
Eenige Kennisgeving.
De Ondergeteekenden, bij vonnis der Regtbank van Eersten Aanleg
te Leyden, waarnemende de zaken van Koophandel, in dato 23 Junij 1837,
behoorlijk geregistreerd, benoemd tot Provisioneeic Syndics in den Boedel
van den getailleerden GERRIT WILLEM GRUNDEMANN, Winkelier in
Manufacturen, wonende te Leyden, roepen mits deze zijne Crediteuren op,
om binnen den tijd van eerstkomende veertig dagen, en dus vóór of op den
elfden Augustus 1837, in persoon of door een' gemagtigden, ten huize van
den eersten Ondergetekende, wonende te Leyden, op liet Kort Rapenburg!
Wijk I N°. 39, op te geven, uit welken hoofde, en tot welke som zij
Schuldeisschers zijn, en de bewijzen daarvan, op behoorlijk zegel geschre
ven, tegen refu, bij den eersten Ondergeteekenden, of wel ter Griffie van
bovengemelde!) Regtbank over te leggen, en om vervolgens te compareren
op Woensdag den drie-en-twintigden Augustus 1837, des voormiddags ten
negen ure, ter Kamer, waar de voormelde Regtbank hare gewone teregt-
zitting houdt, ten einde aldaar de ingeleverde Preientien, ten overstaan vin
den Heer Regter-Commissaris in voornoemd Fa.llissement, te verifiëeren en
te beëedigen, als ingevolge de Wet.
Leyden, 3 Ju lij 1837. Ee provisioneel Syndics in vootmeld
Faillissement
W. GOEDKOOP.
B. J. van TROTSENBURG.
Mejufvrouw M. HEYNE beeft de eer aan de Dames bekend te mi-
ken* dat zij een schoon Assortiment HOEDEN heeft ontvangen, zoowel
Scroóhoeden als anderen; alsmede eene schoone Verzameling MUTZEN,
volgens de Modes van Parijs.
AFDEELING KURASSIERS N°. 3.
De Hoofd-Administratie van opgemeld Afdeeling, als daartoe geautoriseerd,
is van ïneening op Donderdag den 6 Julij 1837, des morgens ten 10 ure,
in den Doelen te Leyden, publiek, om Contant Geld, te Verkoopen:
Eenige voor den dienst onbruikbare UITRUSTINGSTUKKEN, onder
anderen: Zadels, Sabelkoppels, Hoofdstellen» Stalhalsters, Kettingen, Wa-
tertrensen, Schapenvachten, Paardendekens, Linnen Bedlakens, en hetgeen
verder op den dag der Verkooping te voorschijn zal worden gebragt.
Alles een uur vóór de Verkooping te zien.
De Luitenant-Colonel, commanderende het Dépit
van bovengenoemde Afdeeling,
VAN SCHAECK.
VERKOOPING op REGTERK1JK GEZAG.
Op Zatnrdag den 8 Julij 1837, des voormiddags ten 10 ure, zal men «n
bec gewoon Boedelhuis, op de Hooglandsche Kerkgracht, binnen deze Stad,
in het openbaar en om Contant Geld. Verkoopen»
Eenige MEUBILAIRE GOEDEREN, bestaande in een Chifonniére,
Ledikanten, Tafels, Stoelen, Glas- en Aardewerk, Koper-, Tin- en Ijzer-
werk en hetgeen verder te voorschijn zal worden gebragt.
Iemand gading hebbende, kome ter plaatse en ure voorschreven, hoorea
de voorwaarden en doen hun voordeel.
ZEGT HET VOORT.
Bij de Wed. ANTHONY de KLOPPER en ZOON, te Leyden.