A". 1837. LEYDSCHE MAANDAG, - .a" MP*^K if} 43. 0 U R A N Te 10 APRIL. NOTIFICATIE. IJ K. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, gezien hebbende de Notificatie van Hun £d. Gr. Achtb. de Heeren uedeputcerae Seated van Zuid-Holland, in dato dén gden Febru'arij 11., betreffende den Herijk der Maten en Gevvigten in Zuid-Holland, en gelet op de voordragt van den Arrondisseraents-IJker alhier, van heden; geven inits dezen den Ingezetenen dezer Stad hunne verpligting te kennen, tot het doen herijken van alle de bereids te voren geijkte lengte- en inhoudsmaten en gewigten, benevens de bij de inhoudsmaten voor drooge waren behoorende strijkels, waarmede deze, overeen komstig artikel 8 van Zijner Majs. besluit van den 21 Dec. 1822, Staatsblad N°. 54), moeten worden afgestreken. En worden zijlieden ten dien einde opgeroepen, ter bezor ging der gemelde Maten en Gewigten, wel schoon gemaakt en gezuiverd, aan het Lo caal van den Ijk, iu de Schoolsteegaan de Latijnsche Schoolzullende daartoe worden ffevaceerd: "T"-"1- T -- A'Voor Wijk V, op den 28April, 1 en2Mei. VIop den 5, 11,12 en 18 Mei. VIIop den 19, 22 en 23 Mei. VIIIop den 25 en 26 Mei. f Voor Wijk I, op den 17 April. II, op den 18 April. 111op den 20 en 21 April. IV, op den 24, 25 en 27 April. met uitzondering echter van de Goud- en Zilversmids-benevens de Apothekers of Me dicinale Gewigten, voor welker herijking afzonderlijk zitting zal gehouden worden, op den 29 cn 30 Mei, telken dage des voormiddags van 9 tot 12 en des namiddags van 3 tot 6 uren. En waarschuwen Burgemeester en Wethouders voornoemd, allen en een iegelijk wien het aangaat, met herinnering tevens aafi artikel 2 van Zijner Majs. besluit, in dato den 30 Maart 1827, Staatsblad N°. 13) om op bovengemelde dagen, (na welke de Arron- dissements-IJker zich, overeenkomstig art. 10 der Notificatie van Hun Ed. Gr. Achtb. de H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, in dato 18 Januarij 1822, tot uitoe fening van den Herijk naar de buitengemeenten van het Arrondissement moet begeven, en alzoo buiten de mogelijkheid is, om gereedelijk aan het verlangen der verzuimd-heb benden te voldoen)zich overeenkomstig hnnne verpligting omtrent dezen Herijk stip- telijk te gedragenten einde buiten bekeuring te blijven; zullende er, na den bepaalden termijningevolge dispositie van Hun Ed. Gr. Achtb. de H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, in dato den 22 November 1831 geenc verlenging van tijd of zooge naamde nadagen gegeven worden. Wordende de belanghebbenden bij deze voorts gewaarschuwd, dat, ingevolge de No tificatie van Hun Ed. Gr. Achtb. de H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, in duo den 4 Augustus 1820, de ijkpligtigheid zich uitstrekt, tot alle handel- cn nering- diende lieden, Fanrikeurs en Ambachtslieden, die, in hunnen handel of hun bedrijf, eenige maten of srewigten gebruiken. En wordt wijders door deze ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot jaar- letter, gedurende 1837, voor den ijk der Maten en Gewigten, bepaald is de letter S. Eindelijk worden de belanghebbenden herinnerd, aan de bepalingen van Zijner Majs. besluit van den 31 December 1834, Staatsblad N°. 45), volgens welke, te rekenen van den isteu januarij 1837, bij de aflevering of het vervoer van bier, azijn, olie, jenever, brandewijn, melk, en in het algemeen, van alle inlandsclie gefabriceerde voch ten, van geen ander dan van behoorlijk geijkt of gebrand vaatwerk'gebruik mag wor den gemaakt, en dat de termijn voor het branden van het oude vaatwerk, bij een nader Koninglijk besluit van den 5 Febr. jl.Staatsblad N°. 2), tot den 3j December 1837 is verlengd geworden, met kennisgeving dat, tot branding van het Oude en ter ijking van het nieuwe vaatwerk, aan de belanghebbenden, gedurende de uitoefening van den herijk in deze Stad, gelegenheid zal worden gegeven, op eiken Woensdag van iedere week; mits van hun verlangen daartoe, ten minste daags te voren, aan den Arrondisse- mcnts-I|ker worde kennis gegeven, ten einde daaraan geregeld zoude kunnen voldaan worden. Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 3 April 1837. j. G. de M e y. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du Pui. NEDERLANDEN. Leyden den pden April. Gisteren Is alhier de 13de verjaardag van H. K. H. Prinses Wilhelmina Maria Sophie LouisaDochter van Z. K. H. den Prins van Oranjeop de gebruikélijke wijze gevierd geworden. Men melde uit 's Gravenhage van den 7den dezer: Z. K. H. de Prins van Oranje is gisteren morgen, ten 9 ure, uit Tilburg, in deze Residentie terug gekeerd. In den avond van den 4den dezer was er eene luisterrijke soirée bij den Franschen Zaakgelastigde alhier. Z. D. H. de Hertog van Saxen-lVei- mar en onderscheidene Ministers waren daarbij tegenwoordig. Het heeft Zijne Maj. behaagd, den Graaf van Hogenderp tot Raad van Nederlandsch-Indië te benopmep. Bij Koninglijk besluit van den 21 February jl. zijn vastgesteld gewor den de reglementen op de pensioenen en gagementen van de land- en zee- magt en het corps mariniers. Daarbij wordt, onder anderen bepaald, dat gemelde reglementen met den 1 April 1837 *n werking zullen worden ge bragt; dat de bepalingen, in de nieuwe reglementen vervat, niet terug zul len werken, ten aanzien van zoodanige officieren, onderofficieren en milli tairen van minderen graad, van schepelingen, mariniers, weduwen en wee len, als bereids, krachtens vroegere verordeningen, pensioen, gagement of onderstand uit 's Rijks kas genieten, en derhalve ook, in geen geval, tot ïanvrage om verhooging daarvan aanleiding zullen kunnen geven, en dat de Koning zich voorbehoudt, om in de bijzondere gevallen, waarin bij de reg lementen niet is voorzien, zoodanige milicare pensioenen, gagementen, on- derstandsgelden, of verhooging van dien, ten laste van den Staat, te ver- leenen, als Zijne Majesteit, ter zake van bewezen buitengewone diensten, of om andere redenen, noodig zal oordeelen. In het algemeen wordt vast gesteld, dat de aanspraak op militair pensioen, gagement of onderstand, bij iet Departement van Oorlog of Marine zal worden onderzocht, hetwelk des wege op bepaalde'tijdstippen de vereischre rapporten en voorstellen aan den Koning zal doen; dat alle militaire pensioenen, gagementen en onderstand- gelden door den Koning bij speciale besluiten worden toegestaan, dat al wie tenig'militair pensioen, gagement of onderstand geniet, verpligt is, zijne woonplaats op het het grondgebied van den Staat te hebben en te houden (lat met toesremming evenwel van het Departement van Oorlog of van Ma rine, het pensioen, gagement of onderstand, hetzij tijdelijk, hetzij voortdu rend, buiten het Rijk zullen mogen worden verteerd, doch aan die toestem ming reeds verbonden zal zijn eene korting van een derde gedeelte van het pensioen, gagement of onderstand, ren behoeve van den Staat; dat de Ko- ning alleen in bijzondere gevallen, bij wijze van dispensatiede toestem ming verleent, om het pensioen', gagemént of onderstand, hetzij tijdelijk, hetzij voortdurend, zonder aan opgemelde korting te zijn onderworpen, buiten he: Riik te verteren; dat het militair pensioen of gagement, zonder toestemming des Koningsnoch met eenig ander Riiks pensioen of gagement noch met militair tracrement of soldijte gelijk kan worden genoten dat I het militair pensioen en gagement, of de verleende onderstand, zal kunnen gepaard gaan met het genot van tractement wegens burgerlijke betrekkingen in 's Rijks dienstmits evenwel het gezamenlijk bedrag van het een en ander niet meer dan 300 beloopt; dat, in geval het gezamenlijk bedrag gcmeldé sofn te boven gaater eene bijzondere vergunning van den Koning vereischt worde, om het pensioen of gagement geheel of gedeeltelijk boven het bur gerlijk tractement, te blijven genieten; dac, almede buiten toestemming des Konings, het militair pensioen of gagement niet gelijktijdig mee een pensioen, aangeboden door een buitenlandsch gouvernement, zal mogen worden geno tendac liet Departement van Oorlog of van Marine zorg dragen zal, dat de bepalingen der wet van 24 Januarij 1815, met opzigc tot de arresten en kor tingen, op militaire pensioenen naauwkeurig worde opgevolgd; dac op mili taire gagementen, weduwen-pensioenen en onderstanusgelden voor kinderen, bij administration maatregelgeene kortingen ten behoeve van schuldeischers kunnen worden toegestaan; dac hec militair pensioen gagement of onderstand geheel ophoudt mei den dag van het overlijden van den titularis;b, wan neer de militaire gepensioneerde of gegageerde, zonder de vereischte toe stemming te hebben bekomen, hec verblijf buiten 's Lands houdt; c, wanneer de militaire gepensioneerde of gegageerde, buiten toestemming des Konings, eenige functie of pensioen, door een buitenlandsch gouvernement aangebo den, heeft aangenomen; dwanneer een militaire gepensioneerde of gega geerde tot eene ïnfamerende straf mogt worden veroordeeld in geval van gratie of rehabilitatie, wordi de belanghebbende in hei genot van pensioen, gagemenc of onderstand hersteld, en e, wanneer het militair pensioen, gage ment of onderstandgedurende drie achtereen volgende jarenniet is ingevorderd. In de reglementen wordt hoofdzakelijk bepaald, dat hec militair pensioen en gagement ten laste van den Staat door den Koning wordt verleend, in de gevallen dat Hoogscdezelve daartoe, volgens art. 59 der grondwet, ter men vindt, en, in dat geval, strekt zoo toe belooning van getrouwe dien sten aan het Rijk bewezen, als tér geheele of gedeeltelijke verzorging van hen die in 's Rijks militaire dienst verwondingen bekomen hebbenof met ziels- en ligc'.iaams-gebreken bezocht zijn geworden; dac het bedrag van het pensioen en gagement, voor iederen rang en graad, wordt vastge steld, zoo als zulks iu staten, bij de reglementen gevoegd, is aangewezen; dac als langdurige diensc aangemerkt worde 40 jaren dienst en daarboven in militaire of burgerlijke betrekkingen van den Staat vervuld; dat alleen zoodanige wonden of verminkingenwelke den militair niet slechts tijde lijk, maar voordurend tot alle militaire dienst, zelfs cot die bij de garni- zoens-troepen, ongeschikt maken, tot het toekennen van pensioen of gage ment in aanmeiking kunnen komen; dat ziels- en ligchaams-gebre'k'enin en door de militaire diensc ontstaanclan eerstbij gemis aan de gevorderde dienstjaren, voor pensioen of gagement in aanmerking kunnen worden gebragt wanneer zij tevens van dien aard zijn, dat de militair daardoor almede geene geschiktheid meer heeft voor de dienst bij de garnizoens-croepen, en dat hij geheel of gedeeltelijk, buiten staat is om uit eigen middelen, of door handenarbeid, in zijn dagelijksch onderhoud te voorzien; dat het bedrag van het pensioen of gagement, aan de militairen hierboven bedoeld toe ce staar,zal worden geregeld naar gelang van den aard der gebrekenen in evenredigheid tot hunne dienstjaren: zullende dac bedrag evenwel nimmer worden vastgesteld benedén de helfc van het gewoon pensioen of gagement voor 40 jaren dienst toegekenddat aan de militairen van alle rangen en graden, die na hec invoeren der tegenwoordige verordeningen in dienst zul len treden de dienstjaren ter regeling van hun pensioen of gagemenc toe gerekend worden van den ouderdom van 18 jaren af, in het geval dat zij zich op dien leeftijd reeds in de dienst mogten hebben bevonden: zullende aan zoodanige militairen, die vóór het in werking brengen van het tegen woordig reglemenc reeds, sederc dat zij den ouderdom van 16 jaren hebben bereikt, in militaire dienst zijn opgenomen, de diensten, van dien leeftijd af, bij voortduring worden goedgedaandac elke veldcogt, die door den militair wordt bijgewoond, hem als een dienstjaar, boven en behalve de iaren die hij werkelijk gediend heefc, zal worden toegerekend; dat voor militai. ren, cot de landmagt behoorende, die, uit krachce der bepa.ingen van het reglemenc, tot pensioen of gagement uit'sRjjks schatkist in aanmerking komen voor zoo verre zij onder hunne diensten er ook eenige mogren kun nen cellen, in 's Rijks Overzeesche Bezittingen volbragt, elk jaar dienst in die Bezittingen, zoo wel in tijd van vrede als van oorlog, voor twee dienst jaren gerekend worden, aanvang nemende met den dag van het inschepen en eindigende met dien van het ontschepen in het Moederland dat het pen sioen of gagement geregeld wordt naar den rang of graad, welke de militair de laacste twee jaren werkelijk heeft gehad, of aan welken rang of graad hij in zijne militaire betrekking geassimileerd is geweest; dat, bij gemis van twee volle jaren in den laatsten rang of graad hec p.ensioen of gage ment berekend wordt naar den onmiddellijk voorafgaanden rangofgTaad, en dat alle aanspraak op pensioen of gagement voor den militair verloren gaat: <7, door het ontslag op eigen verzoek, en h, door de verwijdering uit de dienst, hetzij ten gevolge eener infamerende straf, hetzij om aanhou dend wangedrag. Wijders wordt bepaald, dat de weduwen van militairen van allen rang, die in den strijd, of ten gevolge van bevolen diensc-verrigting zijn gesneuveld of omgekomenen van hen die aan de gevolgen van won den, in den strijd of in. diensr-verrigting bekomen, binnen zes maanden na de verwonding zijn overleden, in geval de voltrekking van het huwelijk de verwonding is voorafgegaan, aanspraak hebben op een jaarlijksch pensioen ten laste van den Staatgeregeld raar den rang of graad door hare ecbtge- nooten werkelijk bekleed, ot aan welken laatstgemelden in hunne betrekking geassimileerd zün geweest, met ingang van den dag volgende op dien van het overlijden harer echtgenootenen dac aan geheel ouderlooze kinderen van militairen van allen rang, die op de bovenstaande wijze het leven hebben verloren, en aan dezulken wier moeder een opvolgend huwelijk heefc aan gegaan, voor 7.00 lang die kinderen den ouderdom van 18 jaren niet hebben bereikt, een jaarliiksche onderstand wordt toegekend, ten gelijken bedrage als het pensioen, dat aan hunne moeder is of zou zijn toegestaan met ingang van den dag, volgende op dien van het sterven van hunnen vader, of op dien. waarop hnnne moeder is overleden of een nieuw huwelijk heeft aan gegaan De Minister van Srnat, belast, ad interimmet het bestuur der Finan. cien. heeft hekend gemaakt, dat op Maardag den 10 April, te Amsterdam bij de Nederlnndsche Bank en in de hoofdplaatsen der provinciën, zoo mede te Rotterdam bij de Agenten van den Riikskassier, zal worden geopend de inschriiving tot deelneming in de Negotiatie tor te geldmaking van losrenten, rentende vijf ten honderd in bet jaar, ren laste van \s Rijks Overzeesche Bezittingen, waarvan de renten door het Rijk onvoorwaardelijk zijn gewaar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 1