Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, ontvangen hebbende eene cir
culaire van den Héér Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Muilandvan den 6den dezer
snaaiid, Provinciaal Blad N°. 15), betrekkelijk het buiten werking stellen van de op
roeping tot de active diénst der Lotelingen, die, als buitenlandsch zeevarendentijdelijk
zijn vrijgesteld, brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden, het navolgend Ko
ninklijk besluit
Wij WILLEM, bij de gratie GodsKoning der NederlandenPrins van
Oranje-NassauGroot-Hertog van Luxemburgenz. enz enz.
Op de voordragt van Onzen Minister van Biunenlandsclie Zaken, van den 24 Decem
ber 1836, N°. 103, (7de Afdeeling), strekkende, dat door Ons, voor liet tegenvvoor-
di«e, buiten verdere kracht worden gesteld de, ten gevolge van de 2de zinsnede van
\hart. 94 der wet van den 8 January 1817, Staatsblad N°. 1), seder-, het laatst
van 1830, reeds gedane of nog te doene oproepingtot active diensten bij de Nationale
Militie, van de als buitenlandsch zeevarendentijdelijk vrijgestelde Loteiingen;
Gezien de rapporten der Departementen'Van Oorlog en van Marine, van den 31 De
cember 1836, N°. 5, en van den 6den dezer, N°. 9, B.
Herzien Öns besluit van den 8 Mei 1835,, N°. 40, waarbij de hiervoren genoemde
Loteiingen, voor zoo verre zij in persoon waren ingelijfd, al reeds in het genot van
onbepaald verlof zijn gesteld, met vrijlating, óm hun vorig beroep te hervatten;
Gelet op de hierboven aangehaalde en andere daarmede in betrekking staande wette
lijke bepalingen
Den Raad van State gehoord, (advies van den 27Sten dezer, N°. 15);
Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen':
Art. 1. De ten gevolge van de 2de zinsnede van hh, art. 94 der wet van den 8sten
Januarij 1817, Staatsblad N°. 1), 'gedane en nog te doene oproeping tot active diens
ten bij de Natione Militie, van de als buitenlandsch zeevarenden tijdelijk vrijgestelde Lo
teiingen wordt bij deze opgehevenen tot dat dezelve nader noodzakelijk zal zijn ge
oordeeld, buiten verdere werking gesteld.
Art. 2. De als buitenlandsch zeevarenden tijdelijk vrijgestelden, doch bereids in per
soon, bij remplacement of substitutie, ingelijfde Loteiingen, zullen mitsdien, (behou
dens, wanneer de omstandigheden zulks mogten vorderen, de weder-oproeping der zoo-
danigen, die alsdan hun 23ste jaar nog niet zullen hebben volbragt)dadelijk uit Onze
dienst bij de Zee- of Landmagt ontslagen en teruggebragt worden tot de positiewaarin
zij vóór hunne inlijving verkeerden.
Art. 3. De Departementen van Marine en Oorlog, zullen, des vereischt wordende,
met medewerking van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, zorgen, dat de bij
het voorgaande artikel bevolen ontslagen aan de belanghebbenden zoo tijdig worden uit
gereikt/dat deze zaak, voor zoo veel zulks mogelijk mogt zijn, geheel afgeloopen zij,
vóór de opening van de eerste zitting van de Militie Raden, voor de ligting van het
loopende jaar.
Afschriften dezer zullen worden gezonden aan de Departementen van Binnenlandsche
Zaken, van Marine en van Oorlog, ten einde, zoo veel ieder aangaat, voor de uitvoe
ring zorg te dragen, en aan den Raad van State, tot informatie.
Gegeven te 9s Gravenhage9 dentisten Januarij des jaars 1837, van Onze Regering
het vier en twintigste
(Get.) W I L L E M.
Van wege den Koning,
(Get,) Van Doorn.
Accordeert met deszelfs origineel,
De Griffier ter Staats-Secretarie
(Get.) L» IJ. Elias Schovel.
yoor eensluidend afschrift,
De Secretaris Generaal bij het Ministerie van Binnen
landsche Zaken
(Get.) C. Vollenhoven.
Voor kopij conform,
De Griffier der Staten van Holland
(Get.) D. t. z. Ganswyk, L. G.
Leyden9 den 13 Febuarij 1837.
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden
J. G. de MEY.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du Pui.
NEDERLANDEN.
Leyden den ióden February.
Men meldt uit 's Gravenhage van den i5den dezer:
Bij Zijner Majs. besluit van den 3den dezer, is tot griffier van het Vrede-
geregt in het kanton Alphen benoemdJ. IV. van Musschenbroek.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van lieden is men tot de
zamenstelling van de afdeelingen voor de maand February overgegaan, en zijn tot hare
Voorzitters en onder-Voorzitters benoemdiste alüeelingde heeren van Sytzama en
van Rappard; 2de, de lieéren" óp d'enHooff en de Jonge 3de, de heeren van Swinderen
en van Meeuwen; 4de, de heeren Djckmeestcr en Schimmelpennincken 5de, de heeren
Donker-Custius en Cats. Aan de afdeelingen zullen worden toegezonden i°, de inge
komen ontwerpen van wet tot wijziging van het wetboek van burgerlijke regtsvorde-
ring en 20, drie ontwerpen van wet van financielen aardals:
A.' Een omtrent de uitgifte van losrenten bp een gedeelte der schuld ten laste van de
Overzeescbe Bezittingen. Uit overweging dat de tegenwoordige stand der rente het nood
zakelijk maakt om, ter verkrijging der vereischte fondsen, op de bij art. 4 der wet
van den 24 April 1836 vermelde schuld voorloopig nadere maatregelen te nemen, wordt
bij dit ontwerp voorgedragen: op bet kapitaal van een en twintig millioenen gulden
bedoeld en beschikbaar gesteld bij de wet van 24 April 1836 (Staatsblad N°. 11 en
od dat van negen millioenen guldenvermeld in de wet van den 24 April 1836 (Staats
blad N°. 12,) te zamen uitmakende een kapitaal van dertig millioenentegen vier ten
honderd, opleverende eene rente van een milliocn twee honderd duizend guldenzal kun
nen worden afgegeven een kapitaal van vier en twintig millioen gulden losrentenrentende
vijf ten honderd, onder denzelfden waarborg voor de renté als de oorspronkelijke schuld
welke losrenten achtervolgens zullen worden afgelost en vernietigd, naarmate der uitgifte
van de aandeelen rentende vier ten honderdwanneer die uitgifte tegen den koers van
vier en negentig ten honderd of hooger zal kunnen plaats vinden. De aandeelen ren
tende vier ten honderd, welke in 1836 bereids zijn uitgegeven, zullen tegen drie en
negentig ten honderd worden aangenomen in de fournissementen voor de uitgifte van
losrenten, rentende vijf ten honderd, bij bet vorig art. gemeld, in dier voege dat van
elke deelneming op twee aandeelen van f 1000 een dezer op zoodanige wijze zal kunnen
•worden voldaan. De uitgifte der losrenten tegen vijf ten honderdvolgens art. 1 der
wet, zal zoodanig beperkt moeten blijven, dat de rente daarvan, te zamen met die der
overblijvende aandeelen, a vier ten honderd, nimmer te boven gaan de som van
millioen twee honderd duizend gulden.
B. Een ontwerp ter voorziening in de volle rentebetaling der Nationale Schuld over
1R3T. Bij de becrooting over den jare 1837 is onder de renten der schuld niet be
grepen eche som van acht millioen vier honderd duizend guldenvoor bet gedeelte waar
van bet Rijk eventuëel zal kunnen worden ontlast, terwijl echter bet belang van den
Staat vordert, dat de volle rentébetaling verzekerd blijve en dat de middelen der Over
zeescbe Bezittingen daartoe alsnog dienstbaar worden gemaaktthans wordt bij dit ont
werp voorgedragen te bepalen dat voor ieder der halfjarige renbetalingen van het
gedeelte der nationale werkelijke twee en een half pCt. rentegevendc schuld waarvan
het Rijk eventueel zal kunnen worden ontlast, verschijnende den laatsten Junij en den
laatsten December i837,Kdoor de geldmiddelen der Overzeescbe Bezittingen worden bijge-
gedragen, telkens met eene som van 4 millioen 200,000.'* Deze bijdragen zullen plaats
hebben bij wijze van leening om later met de rentensedert het doen van die lecningen
verschenen (welke renten echter nimmer 5 ten 100 zullen kunnen te boven gaan,) aan
de geldmiddelen der Overzeescbe Bezittingen te worden terug gegeven. De gelden tot
het doen der voormelde leeningen zullen worden gevonden door het daarsteHen eener
schuld, ten bedrage van 9 millioen guldens, ten laste van de Overzecsche Bezittingen,
waarvan zullen worden afgegeven losrenten rehrende 5 ten 100, ingaande den isten April
183", welke renten door bet Rijk worden gewaarborgd; zullende deze schuld van gelijken
aard zijn als die, vermeld in art. 1 van het ontwerp A, in verband tot art. 1 en 4 der
wet van 24 April 1836 (Staatsblad N°. 11.)
C. Een ontwerp', waarbij wordt voorgesteld te bepalendat, boven en behalve hetgeen
voor de hierna gemcide hoofdstukken op de begrooting voor 1837 is uitget'rok».t
voorz:ening in de uitgavendie het gevolg kunnen zijn van de buitengewone omstandig
heden, waarin zich het Rijk bevindt, het VlIIste hoofdstuk, Departement voor de
Marii.e, te verhoogen 11101/750,000, en hoofdstuk X, Depnr emenc van Oorlog, met
10,603,400, en dus te zamen met 11,353,400. Bij het wegvallen der omstandigheden,
'ter uurzake van welke deze credieten worden toegestaan, zal over het gedeelte daarvan,
van hetwelk alsdan nog geen gebruik zal zijn gemaaktniet anders dan ten gevulge van
nieuwe wettelijke bepalingen worden beschikt. De midde.en tot goedmaking dezer cre
dieten zullen worden gevonden buiten bezwaar der ingezetenendoor hetgeen daartoe
beschikbaar zal kunnen worden gesteld.
In de Koninglijke boodschappen, waarbij deze ontwerpen aan de Kamer zijn toegezon
den benevens" in de memorien van toelichting, waarvan deze zijn vergezeld gegaan,
wordt, onder anderenaangevoerd, dat de verhoogde stand der renten liet ongeraden
heefc doen achten, 0111 tot eene verdere uitgifte over te gaan van de schuld, rentendè
4 pCt.op de Oost-Indiëndat hierdoor een bijzondere maatregel is noodtg geworden
welke thans, te gelijk met de voorziening in de volle rente-betaling van de Nationale
Schuld over 1837 wordt voorgesteld; dat, ten gevolge van de boven vermelde voorstel
len, voor het tegenwoordige alles gebragt wordt tot eene tijdelijke uitgifte van 5 pCt.
papier, om slechts in omloop te blijven tot dat liet tijdstip zal gekomen zijn, óm op
ecnen redelijken voet gebruik te kunnen maken van de 4 pCts. aandeelen, naar de oor
spronkelijke bedoelingwelk tijdstip men vermeend heeft te moeten bepalen, wanneer
de uitgifte daarvan tegen 94 ten honderdtal kunnen geschieden.
Eenige ingekomeiie verzoekschriften, als: van ingezetenen van Rotterdam, die zich
over de wijze van heffing van het personeel beklagen; van den Burgemeester van Oost
burg houdende klagten over de inlegering van krijgsliedenvan een bijzonder persooil
te Leeuwarden, bezwaren inbrengende tegen den Procureur Stinstra aldaar; van ecnen
passement-werker te Middelburg, die met eenige leverantie verzocht begunstigd te wor
den van koornmolenaars in de provincie Groningenbezwaren inbrengende tegen de wet
op het gemaal; en van verveeners van de Smilde, die zich over de belasting op den turf
beklagen; worden aan de Commissie vqfzonden.
Op eenige ingekomeiie boekwerken', en wel de Annates der Leydsche Hoogeschool
voor 1835—1836, bet tijdschrift Athenaeum en de verzameling van wetten en besluiten,
betrekkelijk de geneeskundige dienst, wordt het gewone besluit genomen.
De vergadering is vervolgens tot nadere bijeenroeping gescheiden.
In de Staats-Courant wordt uit Nootdorp omtrent den in onze vorige
medegedeelden brand, van den 11 February gemeld:
Allernoodlotcigst was de dag van beden voor deze gemeente, daar des
voormiddags ten 11 ure, een huis, midden in het dorp gelegen, in brand
geraakte, bewoond door twee ruim tachtigjarige? liedenJan Dijkman en
zijne vrouw- In weinige oogenblikken was dit huis, benevens twee belen-
deneen nog twee daartegen overstaande met eene steenen stalling, allen
met riet gedekt, eene prooi der vlammen geworden; door den hevigen wind
was de brand zoo fel, dac bij den meesten ijver geene bluschmiddelen baat-
ten. Vele inwoners en vreemden hebben zich zeer verdienstelijk gemaakt:
door het breken eener ladder, zijn eenige personen gevallen, die zich allen
min of meer bezeerd hebben, en waaronder Gerrit Schinkel* de bovenste op
liet dak geklommen, vrij ernstig is gekwetst; een der brandmeesteren dezer
gemeente Ar ie Langeveldis door het instorten eener gevelop vele plaat
sen en vooral inwendig gekneusd.
Openlijken dank brengen wij bij deze toe aan de naburige gemeenten Pij"-
naker en Leidschendam, die met hunne brandspuiten waren ter hulp gesneld.
In anderhalf uur was alles geheel uitgebrand, en zijn vijf huisgezinnen en
enkele bijzondere personen van hunne middelen van bestaan verstokenter
wijl van sommige en vooral van Antonie Meijsterdie eene komenijswinkel
deed, genoegzaam niets van den inboedel is geborgen.
De twee laatst in brand geraakte huizen waren slechts voor brandschade
gewaarborgd.
De ondergeteekenden roepen dringend de milddadigheid van hunne landge-
nooten in voor die leden hunner gemeente, die door dezen brand van huis,
have en middelen van bestaan zijn beroofd. Dezer dagen met dankgevoel
hebbende mogen ondervinden, dat milddadigheid, een hoofdkaraktertrek is
van Neêrlands volk, zoo vertrouwen zij daarom dan ook nu, dat hunne bede
niet te vergeefs zal zijn*
C. Reijtenbach, Burgemeester
C. A. Klinkenberg, Predikant,
V. F. Simmers, R. K. Pastoor.
Uit Amsterdam meldt men van den 14 February
Naar men verzekert moet hec bij de Hooge Regering steeds een punt van
naauwgezet onderzoek uitmaken in hoe verre het raadzaam geoordeeld kan
worden, om een ijzeren spoorweg van Amsterdam naar Arnhem, aan te leg
gen, en wel in verband, door zijtakken, met Rotterdam. Sommigen willen
zelfs, dat de Regering er op bedacht zou wezen, dienaangaande, zoo mo
gelijk nog in de te hervatten zitting der Kamers, voordragten van wet aan
dezelve aan te bieden.
Uit Harderwijk schrijft men van den 13 Febrnarij
Op den nden dezer zijn alhier van Kampen aangekomen 23 jagers van het
corps van Cleerens, bestemd voor Oost-Indië, en op den ieden van hiei met
de Beurtman naar Amsterdam en vervolgens naar Hellevoetsluis vertrokken
14 onder-officieren en manschappen, onder bevel van den isten Luitenant
B. F. L. H. Le Bron de Vexalavergezeld van de 2de Luitenants H. Val
kenier en IV. H. C. de Seijf, alsmede den officier van gezondheid 3de klasse
J. J. Adriaansom van daar met het schip Jacobsna de kust van Guinea
te hebben aangedaan, naar Java te worden overgevoerd.
O O s T - I N D I E.
Volgens ontvangen Javastbe ouranten tot 22 October 1R36 rijn door Zijne
Exc. "den Gouverneur-Generaal onderscheiden benoemingen gedaan in het
civiele. Bij de navolgende gemeenten ziin als Predikanten geplaatst:
Te Soerakarta, de Predikant P. van Laren, met intrekking van de lieni
vroeger aangewezene bestemming naar Makasser.
Te Makasser, de Predikant J. J. Veekmam, thans Voorlogpig dienstdoende
hij de gemeente te Samarang; en te Padang, de Predikant A. E. C, Hardtj
onlangs uit Nederland aangekomen.
T U R K Y E.
Konstantinopel den 16 Januarij. Betreffende d^ ChurcTtUlscbe aangele
genheid, welke onlangs een nog ernstiger karakter scheen aan te nemen,
schiint reeds een middel van uitkomst gevonden te zijn(waarmede allen, die
in die zaak belang hebben, verklaarden te vreden te zijn. De Porte wil
namenliik erkennen, dat aan Churchill onregt geschied is en wil hem eene
zeer aanzienliike vergoeding toestaan, wanneer hii van zijnen kant verklaart,
dat hy bevredigd is, en deze verklaring ook van dt zgde der Engelsche Re-