A0. 1836. LEYDSCHE VRIJDAG 4 rlËè^ï?' A,jg£ fKf*P 7 '*-*-' Ag, P* I £b*~ O IJ R A N T. DEN ióden DECEMBER. NEDERLANDEN. Leyden den i5den December. - Men meldt uit 's Gravenhage van den 14 December het volgende: De Opperkamerheer van Zijne Maj. den Koning heeft heden bekend ge- maakt, dat het Hof op morgen den I4den dezer, den ligten rouw zal aan nemen, voor den tijd van drie weken, wegens het overlijden van H. K. H. de Prinses Frtderica Dorothea Louisa Phiiippina van Pruissen, Wed. van Z. D. H. den Prins Anthon Radziwill. Zullende deze rouw gelijktijdig met ie thans reeds bestaande en nog acht dagen langer gedragen worden. De zitting van de Tweede Kamer der Siacen-Generaal van heden is ten elf ure geopend. Er waren 49 leden, mi'sgaders de Ministers van Buiten- ta Binnenlandsche Zaken, van Justitie en Finantien, tegenwoordig. Is ontvangen een verzoekschrift van D. Brinkman, zich beklagende over de belasting voor dé Steenenhoeksche vaart. De heeren Drdel en Repelaar verontschuldigen zich schriftelijk wegens het niet bijwonen der zitting, de eerste wegens ongesteldheid, de laatste wegens ambtsbezigheden. De centrale sectie doet verslag nopens twee voordragten, te weten: die nopens de ligting oer Nationale Militie in 1837, de andere nopens de beteu geling van woelingen. Aan de orde van den dag zijn de beraadslagingen nopens de begrootingswetten. Onderscheiden sprekers, als de heeren Op den Iloof, van Dam, de Bordes, van Sytzama, Hooft, de Jonge en van Reenen, brengen bedenkingen in het midden nopens de wettelijkheid der voorstellen, wegens het, aan den eenen kant, pro memorie, uittrekken op de Staatsbegrooting van de uitkeering van 2,500,000 aan het syndiltaat, en, aan de andere zijde, hetmagtigen van dat syndikaat tot vervreemding van effecten, en nog wel tot hooger bedrag dan ■die uitkeering. Voorts had men bezwaar in het niet plaatsen van onderschei den posten op de begrooting, als nopens het batig slot der Oost-Indische re keningen, nopens oorlog, den raad van adel en anderen. Andere bezwaren waren geput uit hét cijler der, begrooting, dat men drie ton hooger vond dan dat der vorige, en in zekeren zin kunstmatig voorstelde, daar men tot de schijnbare vermindering van uitgaven alleen gekomen is door den aftrek van ƒ5,600,000, behoorende tot de 5 pCt. schuld. Eenige dezer leden keurden de vermindering van opcenten op het personeel op zich zelve goed, maar meenden, dat andere accijnsen, zoo als het parent, en inzonderheid de grondbelasting, wel zoo veel aanspraak op afneming had den. Andere leden, met namen de heeren de Jonge en Hooft, begrepen, dat, daar de behoeften van den Staat altijd dringende bleven, ten gevolge van den staatkundigen toestand, waarin men, zijns ondanks, verkeerde, nog aan geene vermindering van opcenten moest worden gedacht. In stede van die vermin dering, moest men toch nn tot ingewikkelde, misschien onwettelijke opera tien toevlugt nemen, die de schatkist in de toekomst meer zouden drukken, dan indien de opcenten onverminderd waren gebleven. Sommige leden, vooral de heer van Reenen, drong op eene herziening van de belastingwetten aan, en allen meenden nadere inlichtingen van den Minister van Finantien te moe ten afwachten, alvorens zij hunne stem konden bepalen, of dezelve in eene goedkeurende veranderen. De heeren van Rappard en Luyben betoogdendatondanks al deze beden kingen, van hoe zwaarwigtigen aard ook, het welbegrepen belang des Staats medebragt de begrootingswetten aan te nemen, en wel op grond, dat bij goedkeuring van bet status-quoook de middelen tot handhaving van hetzelve aan de Regering moesten worden verstrekt. Beide sprekers meenden name- lijk, zondef de geheimhouding te kort te doen, welke na de jongste staat kundige raededeeling opgelegd was, openlijk te mogen belijden, dat zij door die mededeeling de overtuiging ten volle verkregen hadden, dat de Regering alle in haar bereik zijnde middelen had te werk gesteld, om de staatkundige geschillen met Belgie tot een einde te brengen; dat zij hierin buiten haar toe doen was verhinderd, en het status-quo, hoe nadeelig op zich zelve, voor het tegenwoordige het standpunt was, waarop men moest blijven staan. De beer Luyben drong aan, dat hij dien toestand anders als hoogstschadeliilt achtte, en het der Regering op het hart drukte, ook voortaan geene gelegenheid on- aangewend te laten voorbijgaan, om uit den maalstroom van de laatste zes jaren te geraken. De heer van Rappard deed de omstandigheid uitkomen, dat Wij door het zoogenaamde regt, of liever onregr, van den sterkste, niet slechts tot het status-quo genoopt werden, maar dit ons zelfs de magt beno men heeft, om, des noods, tot de wapenen toevlugt te nemen. Hij zag in eene beslechting tusschen de beide geschilvoerende partijen geenerlei waar borg, van de zijde van Belgie. Ten half 4 ure werd de vergadering gescheiden met bepaling van het ver volg der beraadslagingen op morgen ochtend ten half elf ure. Zitting van Donderdag den 15 December. In deze zitting heeft de Commissie tot de verzoekschriften, bii monde der heeren Lemker en Kniphorstverslag gedaan: i°. op een verzoekschrift van verveeners van hooge veenen in Drenthe, die bedenkingen tegen de belasting van langen turf voordragen; a°. op dat van den heer van Schouwenbergtaal meester te Zwolle, die aanmerkingen tegen de spraakkunst van IVcylandmzoVr, en 30 op dat van 104 inwoners aan de Neder-Betuwedie over de belasting voor het Steenenhoeksche kanaal klagen. Het tweede dezer stukken wordt ter zijde gelegd; het eerste en derde zullen ter griffie worden netlergelegd. Vervolgens zijn de beraadslagingen omtrent de begrootingswetten voor 1827 voortgezet. De heer Schimmelpenninck zal voor de begrootingswet van uitgavenmaar tegen die op de schuld en de middelen stemmen. Hij oordeelt, dat de mid delen onze behoeften niet dekken, en dat de gelden van den Oost behoo- ren te worden verantwoord. Ook heeft hij inlichting gevraagd, wat de Re gering voornemens is met het concent-reglement wegens de polder-besturen in Gelderland te doen, daar deze zaak dringende voorziening vordert, ver mits vele polders een gebrekkig bestuur bezitten, of aan geheele regering loosheid blootgesteld zijn. De heer Tromp heeft bijzonder op de invoering der nieuwe regterlijke organisatie aangedrongenvooral ter voorkoming van het wijzen van uiteen, loopende vonnissen en arresten over dezelfde punten, in ons verkleind Rijk, hetwelk de schroomlijke gevolgen zou kunnen na zich slepen. De heer van Alphen verlangt dat men langzamenhand tot de orde en re gelmatigheid terugkeer. H;j houdt het er voor, dat de vaststelling der uit gaven afhankelijk is van onze staatkundige gesteldheid. Hij meent, dat er ten aanziep van het hooger onderwijs over-productie bestaaten dat het zich zelf al meer en meer behoort te bekostigen. Hij dringt eindelijk met er s- aan, dit alles beproefd worde, om ons uit onze tegenwoordig onze kerheid te brengen, daar wij anders gevaar loopen ecu vermanend slagioiier van dezelve te worden. De heer Donker Curtius meent, dat het eene onmogelijkheid is, om iu 1837 de nieuwe wetgeving in te voeren. Ook hij verlangt eene eindschik- king, doch wijt het geenszins der Regering, dat dezelve nog niet getroffen is. Zulks is alleen aan het bestaan van te strijdige belangen bij de sciiuwei- schers van den Staat toe te schrijven. De heer Beelaerts gelooft integendeel, dat, na de herziening van het IVctbcek van Burgerlijke Regtsvordering, het tijdstip tot invoering van de nieuw e wetgeving zeer spoedig zoit kunnen plaats hebben. Hij beschouwt de begrootings-tvetten slechts als exceptionele-wetten. Eene vermindering van opcenten acht hij ontijdig. De heer van Asch van IVyck heeft de goede uitkomsten der graanwet ge schetstwelke aan de verwachting algemeen beantwoordt. Hij meent, dat de schuldeischers geen regt op vermindering en aflossing van schuld hebben. De heer Frets verklaart zich ten voordeele der begrootingswetten, welke vervolgens door Zijne Exc. den Minister van Financien breedvoerig verde digd worden. In oaivrage gebragt zijnde, is bet eerste ontwerp, betrekke lijk de uitgaven, met eene meerderheid van 45 tegen 7, dat nopens de mid delen met 38 tegen 14, dat betrekkelijk de schuld met 42 tegen io stemmen aangenomen; zullende dezelve aan de Eerste Kamer worden gezonden. Tegen de uitgaven hebben gestemd de heeren van Dam van IsseltKnip horst, de Jonge, Kijf huis, Sandberg, IVarin en van Sytzama. Tegen de ontvansten hebben gestemd de heeren: Schimmelpenninckvan Dam van IsseltCorver-HooftVerwey-Méjande Jongevan ReenenSandberg IVarinvan Sytzama, de Bordes, Beelaerts van Blokland, Ingenhousz, van Alphen en van Meeuwen. Tegen de schuld-wet verklaarden zich de heeren: v<7n Dam van Isselt, Corv er-Hooft, Verwey-Méjanvan ReenenSandberg, Hooft, IVarin, van Sytzama, van Asch van IVyck, de Bordes en Beelaerts van Blokland. Nog wordt in omvrage gebragt het ontwerp tot verlenging der woelings- wet, hetwelk met 49 tegen 5 stemmen wordt aangenomen. Tegenstemden de heeren Corver Hooft, Luyben, de la Court, Romme en Ingenhousz. De vergadering is tot morgen ochtend ten elf ure gescheiden, teneinde alsdan over de wet betrekkelijk de Nationale Militie te beraadslagen. Uit Amsterdam meldt men van den 13 December: Naar men verneemt, zal de Raad van Bestuur der Koninglijke Akademie van Beeldende Kunsten binnen deze stad, op Maandag den ipden dezer, eene openbare algemeene vergadering houden, ter uitreiking van de in de afgeloopene winter- en zomer-cursns behaalde eereprijzen. Uit Utrecht meldt men van den 9 December: Op heden heeft de weleerwaarde heer H. E. Vinke, beroepen tot gewoon Hoogleeraar in de faculteit der godgeleerdheid aan de Iloogeschool alhier, zijne bediening aanvaard met eene plegtige redevoering: de germano Phiioso- pho, optima Theoiogoten betooge, dat de echte IVijsgeer de beste Godgeleerde is. De HH. Studenten hebben des avonds eene serenade aan hunnen nieuwen Hoogleeraar gegeven. Uit Leeuwarden schrijft men van 12 December: Men heeft te Marum, (provincie Groningen), even als in de gemeente Leek, gedurende den storm van 29 November, opgemerkt, dat de barmo- meter ten half 7 ure op 18 Engelsche duimen teekende; zelden i> er zulk eene daling waargenomen. Ook houdt men het er daar voor, dat deze storm in verhard stond met eene elders voorgevallene aardbeving; ten minste is het vcoi-ekomendat de grond in beweging is geweest, want, gedurende het hevigste van den storm, is de pompput van A. E. Palsma, te Marum, van zelve beginnen te werken, zoodat het water gestadig het pompgat uit stroomde. Van Schokland schrijft men dat de jongste orcaan zich ook daar op eene geduchte wijs heeft doen gevoelen, en het eiland zoodanig heeft geteisterd dat men eene doorscheuring vreesde. Aan de oostzijde, tusschen de Em. meioord en de Momenbuurt, is ongeveer 300 el paalwerk geruïneerd, waar van ruim 100 el totaal is weggeslagen, zoodat de communicatie gestremd is. Uit Groningen wordt gemeld, dat in het dorp Veis bij het stadje Doe- tichem, eene boerin woont, oud 104 jaren, welke ale hare geestver mogens bezit, en in het voorleden jaar nog korenschoven bad helpen binden. Zij verdiende haren kost steeds door vlas te spinnen. Men meldt uit Tilburg, dat het dezer dagen aan de marechaussees Zuidland en Murray, van de aldaar gestationneerde brigade, is gelukt een persoon te arresteren, die zich aan het schrijven en nederieggen van zooge naamde brand- en bedreigingsbrieven schuldig maakte, welke arrestatie plaats had op het oogenblik dat hij bezig was, zich eenig geld toe te eigenen, dat op zijn schrijven even onder de oppervlakte van deu grond verborgen lag. SPANJE. Berigten over Parijs van den u December De Generaal Narvaez heeft twee depêches aan den Madridschen Minister van Oorlog gezonden, waarin hij de nederlang van Gomez, in onze vorige medegedeeld bekend maakt. Uit deze rapporten blijkt, dat Gomez bij Arcos de la Frontera geslagen is; doch of nu wel het gros van Gomez leger eene nederlaag heeft ontvangen is nog te betwijfelen. Over die nederlaag bevat de Madridsche Gazette het volgend officieel rapport van de Bevelhebber van de provincie Xeresvan den 2ósten: In den afgeloopen nacht heeft de Generaal Narvaez in het gezigt des vij. ands gekampeerd op een uur afstands van deze stad en heden heeft hij zijne vereeniging met den Generaal Riberodie zich aan liet hoofd der bevolkii.g van los Arcos bevonddaargesteld. De slag van gisteren is roemrijk voor de zaak der vrijheid geweest. De insurgenten hadden volgens hunne gewone taktiek het gevecht zoeken te ontwijken maar zij hebben een aanzienlijk verlies geleden. Op dit oogenblik valt de Generaal /llaix hen in de nabij heid van Villa Martin aan. Zal de neêrlaag der bende van Gomez volkomen wezenzoo moet nu de nationale garde zich gereed houden om de omstre ken te doorloopen en de vlngtelingen op te vangen; zij zijn talrijk, want men verzekert dat de bende 2500 man sterk was en dat slechts de helft zich heeft knnnen redden. In andere berigten wordt gemelddat Comet reed* veel tegenstand had

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1836 | | pagina 1