jisaltte. De geringe achting, die hij bij liet volk genoot, verminderde nog, toen hij den moed had de schandelijke administratie van Calonne te willen verdedigen. Het gemor van het volk sloeg tot oproer over, toen hij het edict op het zegel en grondbelasting voorstelde, en zijn vertrek uit bet hof van rekening (cour dec aidesj ging toen van niet weinig gevaar vergezeld. Hij weigerde zijne benoeming in de Staten-Generaal aan te nemen es ver scheen eerst na den 14 Julij in de vergadering, maar weldra afgeschrikt dooi den voortgang dien de nieuwe denkbeelden maakten, verliet hij in den nacht van den 16 Julij zijne geheele famieljeen begaf zich met de Prinsen van het huis van Condé in ballingschap. Eerst onthield hij zich te Worms, ver volgens te Mantua, van waar hij de Franscbe officieren tot desertie aanzette, terwijl hij de hulp van Keizer Leopold inriep. Te Olmutz bewerkte hij een verbond tusschen den Keizer en den Koning van Pruissen tegen het Fransche volk, en bij den inval der vreemde troepen in Champagne, voerde de Graai van Artois een gedeelte der Fransche uitgewekenen aan. Na den dood van Lodcv/yk XVI, door zijn broeder, den Graaf van Provence (Lodewyk XVIIÏ), tot Luitenant-Generaal van Straatsburg benoemd, deed Artois eene reis naar St. Petersburg, waar Catharina II hem hulptroepen beloofde. Gedurende den oorlog in de Vendee landde de Graaf van Artois, door een Engelsch escader beschermd, op het eiland Rhé aan en deed daar. door den burger-oorlog te feller ontbranden. Onder de Keizerlijke Regering had de verzoening tusschen den Graaf van Artois en den Hertog van Orleans plaats. Zij verschenen te zamen aan het Hof van St. JamesArtois bleef tot in 1813 te Hartwell, bij den Graaf van Provence, wien hij slechts eenmaal verliet, om een reis naar Zweden te ondernemenen het was uit dit oord dat zij hun protest tegen de vestiging van het Keizerrijk uitvaardigden. Toen de aftogt uit Moskou plaats had, begaf de Graaf van Artois zich naar Bazel, ging van daar naar Vesoul en eindelijk naar Parijs. De Senaat vertrouwde'hem het voorloopig bestuur, totdat Lodewyk XVIIIde constitutie aangenomen had. Hij teekende het verdrag, waarbij Frankrijk tot zijne oude grenzen van 1792 teruggebragt werden gaf aan de vreemde Mogendheden al de door de Frunsche'bezette plaatsen terug. Hij stemde er in toe om de zeemagt en het leger van Frankrijk te verminderen. Lodevyk XVIII kwam hierop in Frankrijk maar op de tijding dat Napoleon te Cannes geland was en grooten voortgang maakte, vertrokken de Bourbons in den nacht van den 20 Maart 1815 naar Gent, waar zij tot na den slag van Waterloo verbleven. Toen kwam de Graaf Artois te Parijs terug, werd President van het kieskollegie van het departement der Seine en van het eerste bureau van de Kamer der Pairs. Kort daarna de staatkundige loopbaan verlaten hebbende leidde hij een afgezonderd leven tot aan den dood van Lodewijk XVIIIwien hij onder den tiiel van KarelX opvolgde. Ieder een heeft nog te versch in het geheugen, wat er onder de Regering van dien Vorst is voorgevallen, en hoe hij op den 30 Julij 1830 van den troon ontzet is, om zulks hier te behoeven te herhalen. Men zegt dat er in de kerken van St. Thomas d'Arquin en van St. Roch eene lijkdienst voor den overleden Koning zal gehouden worden. Den 16 November. Het Gouvernement heeft over Ton Ion eene tele- graphische riepeche ontvangen, waarin gemeld wordt, dat de voorhoede van het leger in Afrika, den 8sten, tegen Constantine op weg was gegaan. Men leest in den Moniteur: Het Gouvernement ontvangt van Weenen, onder dagteekening van den 9den, de volgende depeche, van Straatsburg door den telegraaph aangebragt: Karei X is den éden des avonds te Görcz overleden, na eene ziekte vai; 24 ure, welke het karakter van de cholera vertoonde. De Kamer der Pairs en die der Afgevaardigden zijn tegen Dingsdag den 27 December zaamgeroepen. Het nommer van het Journal la France, is heden aangehouden, in uitvoe ring van een bevel van den Regter van Instructie, als in een van zijne arti kels het karakter vertoonende van eene misdaad van aanval tegen de regten, welke de Koning bezit volgens den wensch van de Fransche natie, eene misdaad voorzien door de wet van 29 November 1830 en 9 September 1835. In bet dagblad la France leest men: Wij kunnen als zeker melden, dat de Faubourg St. Germain den rouw aan neemt ter gelegenheid van het overlijden van Karei X. Deze ronw zal zoo als die van Lodtwyk XVIII, gedurende 6 maanden gedragen worden. Den 17 November. De Moniteur van heden bevat geene tijding over de gebeurtenissen te Lissabon. Een Ministerieel blad bevat een brief uit Brest (zie den hoofdinhoud onder Portugal) en voegt er bij Dezen avond verzekerde men, dat Lissabon den 4den nog in eenen s'aat van volkomene gisting was. De nationale garde, welke de constitutie van 1822 wilde behouden, had de geheele gemeenschap van het kasteel Belem, waarin de Koningin zich bevondmet de zee afgesneden. Men had nog geene andere bijzonderheden vernomen. Een blad van dezen morgen zegt, dat het gisteren besloten is. dat het Hof voor zes maanden den rouw zou aannemen, ter oorzaak van den dood van KarelX. MENGELINGEN. LETTERKUNDE en DICHTKUNST van BOHEME. Vervolg van Maandag den 7 November 1836). Op dit schitterend tijdperk volgt diepe duisternis, vervolgingenen slavernij. Alle Bohemers die aan hun vaderland gehecht waren, worden gebannen, ge vangen genomen of ter dood gebragt. De in beslagnemingen, plundering en vernietiging der Protestansche kerken, en van alle werken in de Slavische taal geschreven, kenmerkten den ijver der Katholijken. Gedurende ander halve eenw heerschte eene doodelijke stilt» in Boheme. Letterkundedicht kunst, nationale Godsdienst, vaderland, ja zelfs alle hoop waar verloren. De verbasterde Latijnsche taal hernam hare heerschappijnaauwlijks durf. den de boer of de herder de klanken der moedertaal doen hooren. De Hooge- school van Praag, zoo vermaard sedert de veertiende eeuw, verloor haren luister. In vele opzigten heeft die stad den aanblik van de Italiaansche steden, want overal toont zij teekenen van vervallene grootheid en van eenen voor spoed, welke met hare onafhankelijkheid is geëindigd. De Slavische natio naliteit moet met de grootste levenskracht bezield zijnom te hebben blij. ven kunnen bestaan. Zij bleef dan leventoen men tegen het einde der achttiende eeuweensklaps eene menigte jeugdige schrijvers zag verschij nen vol vuur en blakende van vaderlandsliefde die zoo als Doctor Jung- mann in zijne Geschiedenis der Boheemsche letterkunde, zegt, zich aan den haat hunner meesters en de ondankbaarheid hunner landgenooten blootstel lende, de oude letterkunde en taal weder in eere bragten. Men speelde op den schouwburg van Praag stukken in de nationale taal; geleerde mannen wijdden zich aan het opsporen der Boheemsche gedenkteekenen toeen deze nieuwe, thans bioeijendeschool, heeft reeds een groot aantal schrij vers in bijna alle vakkenvoortgebragt. A. Puchmajer, geboren in 1769 en te Praag in 1820 overledengaf de eerste impulsie aan deze beweging, waarvan het moeijelijk is de staatkundige gevolgen te berekenen. Hij verzamelde en gaf van 1790 tot 1804 de dicht stukken van verscheidene zijner jonge landgenooten uit; de meeste handel-- den over hetzelfde onderwerp zij betreurden het verlies der vrijheidriepen den roem oeroude Slavoniers in, en zongen de toekomstige zege ccner onaf hankelijkheid reeds zoo lang voor Boheme verloren. Puchmajer zelf was dichter: zij re ode aan Zizka gaat voor zijn meesterstuk door. Dwalende in de puinhoopen van Gothische kasteelen, welke door Zizka verbrand zijn, beschouwt de dichter met schrik deze oude getuigen der Godsdienstige twis ten en spreek: dezelve aan: „Overblijfselen van weleer prachtige verblijf platen, gij getuigt van de woede der menscheni naauwlijks heeft men moeds genoeg om alleen in u midden te blijven, wanneer de donkere nacht u met deszelfs digten sluijer bedekt. Het schijnt dat de vreesseiijke Zizka uit deze puinhoopen opstijgt, dat de geesten der hier gevallene slagtofiers, in deze gangen ronddwalen, en dat de helsche lach der duivels van alle zij den weergalmendede menschelijke dwalingen en misdaden bespot." Seba ticn Hucknowsky, schrijver van het kluchtig dichtstuk, Denrjn genaamd, drukte het voetspoor van Puchmajer. Men prijst de gemakkelijkheid en be valligheid zijner verzen. De gebroeders Johann en Adalbert Negedly gaven uit, de eene, geachte vertalingen van de Ilias van Homerus, van den dood van Abel door Gesneren der nachtgedachten van Toting; de andere een aan genante roman, genaamd Ladislawhistorische vertellingen in verzen, eeil leerdicht, en een uitmuntend journal in de Boheemsche taai, onder den naam van Illasatel-Cosky. De baan was geopend, en werd al spoedig door eene menigte voorname mannen bezocht. Wij kunnen hier slechts noemen Hanka, dichter en geleerd schrijver Kamarytvertaler van Iloratius; Marek, vertaler van Shakspearc; Sjrschrijver van werken over de OpvoedingTurinsky; Prczl, redacteur van de beste letterkundige verzameling, welke te Praag verschijnt; MUota Zdi rad Polak, vervaardiger van een beschrijvend dichtstuk, betiteld Geest der Natuur; Chemlenskyjong dichter, wiens liederen, wegens het teeder gevoel dat dezelve kenmerkt, aan Cowper en Goethe doen denken; KUchpera, zeer oorspronkelijk tooncelschrijverPaul Schaffarikschrijver van eene drooge maar belangrijke geschiedenis der Slavische letterkunde; KopitarBibliothe- karis des Keizers van Oostenrijk, uitmuntend boekbeoordeelaarDobrou'sky, de geleerdste der letterkundigen, die zich met de Slavische taal hebben be zig gehouden. Sneuder, schrijver van Okusgeschiedkundig dichtstuk, verdient eene bij zondere vermelding. Zijne Duitsche dichtstukken hebben bijval in Duitsch- land gevonden; zijne werken in de moedertaal werden met niet minder beha gen in zijn geboorteland ontvangen. Hij heeft aan de oude Boheemsche bal lade meerdere uitgestrektheid en verscheidenheid gegeven, dezelve is bij hein altoos opmerkenswaardig door de bevalligheid van het rhythmus en het be langwekkende van het verhaal. Vervolg en slot hiernaj. ZEE-TIJDING. Kapt. H. Zoetelief, van Batavia, in Tesscl binnen, heeft in den ochtend van den 14 Nov.tusschen de Galloper en Goodwinsandgepraaid het fregat Oceaan, Kapt. P. Zunderdorp, van Rotterdam naar Batavia; aan boord wasalles welendewind VV. N. W. Kapt. J. Haasnoot, van Faro, in Tessel binnen, heeft den 15 Nov. op de hoogte van Douyrcs gezien een fregat toonende vlag van het Coliegie Zeemanshoop, Emet N°. 263. Zijnde die van Kapt. van Duin, voerende het schip Admiraal de Ruiter, van Am sterdam naar Batavia. Het schip Anna Margaretha ElizabethKapt. J. Nielsenvan Drammen naar Amster dam is, volgens een brief van den Helder, van den 17 Nov. den vorigen avond met mistig weêr, op de Noordcr Haaks gestrand en geheel verbrijzeld, doch bet volkreeds geheel van koude verkleumd, door den Tcsselsche Loodsscbippcr S. C. Duinkcr, gered en in bet Nieuwe Diep aangebragt. Het schip de Vrouw HelenaKapt. A. J. Pekeldervan Amsterdam naar Stettin, is, volgens een partikulier berigt, den 8 Nov. van Ameland naar zee gezeild. Het schip de 2 GebroedersKapt. P. F. Visser, van Stettin naar Zaandijk, is, vol gens een brief van Delfzijl van den 16 Nov.ill den nacht tusschen den 14 en 15 dito tusschen Schiemionikoog en Ameland geheel verongelukt; twee dochters van den Kapt. zijn daarbij verdronken, doch de Kapt. zelve door den hier onder gemelde Kapt. Brahms gered en den töden dito te Delfzijl aangebragt. De schepen Antina, Kapt. H. H. Brahms, van fleiligenhaven naar Holland, en Helena Jr-C'baKapt. B. Davids, van Hamburg naar Amsterdam, laatst van Guxhavenzijn vol-ens L-en brief van Delfzijl van den 16 Nov. aldaar binnengeloopen. Arrivcmenrer.Te Marseille Kapt. K. Hoek, van Cctte en Rotterdam; te Douvres D. Knp.vlcs. cn ie Gravesend T. Covens, beide van Rotterdam, J. Hall en D. Char- rosiit, van Hariiugen; te Yarmouth P. Lindeman cn J. A. Lindeman, van Amsterdam. PRIjS-COURANT der EFFECTEN. Amsterdam den 19. November 1836. Nederlanden. IVerkel. Schuld 2! pCc. 52rs,a52| Dito5'99,» a 99J LJicg.a Kans-Biljetten2I!Ja 21 Amon. Syndic. 4I 94^ - - 75» 751 Hand. Maats. 4J -I774al78 Nieuwe dito.. 4' a Frankrijk. luschr. Grb. 3 pCt. 79ga79ij Rusland. Gb.7/.&C°.i798 5pCt. 103 aio3j i3|Ssl°3ts lus. en Cenif. 6égla 94i '8315 Pruissen. Geld!, te Land. 4pCt. a Aandeeien van dito 1 n la Gebl. 751 178 Spanje. 1 Gebl. a ot-Awje. 1 oeoi. Nieuwe 1835^ 855-pCt.iplatp', 19J Dito onbep. st.ipia Dito passiveeia 5' ei Dito uitgest8Ja 8J Oostenrijk. Obl. Goll C'. 5 pCt. Certificaten.2 J Neg. Metaliek2j Idem 5 Dito in Lord. 5 Bank-Akiien..3 Napels. Certificaten.5 pCt, Dito in Napels. 5 Griekenland, Obi. 11gr. st. 5 pCt. 99t2 a De Prijs van de BOTER aan de Waag binnin Leyden. Zaturdag den 19. November 1836. Van 3s tot 39 gulden. BROODZETTING voor de Stad LEYDEN, Ingaande Maandag den 21 November 1836. Maximum van den prjjs, waar niet bovenmaar wel beneden, zal moeen worden ver kochtingevolge Koninklijk besluit van den 25 Januarij 1826, Staatsblad N° 5), en de dispositie van H. II. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van den 5 December 1328 Provinciaalblad N°. 161.) Het Roggebroodvan zuivere rogge gebakken, wegende 3 Ncd. ponden, op 33 cents. Een pond vijf oneen, op 161 Het Tarwebroodbeste soortwegende één Nederlandsch pond, op 28* Vijf oneen, op.14 Het Frcnschbroodvan één Nederlandsch pond, op08 Vijf oneen, op Het Huisbakwegende één Nederlandsch pond, op25 Vijf oneen, op jg» Het minste sooj-tof zoogenaamde krop uit de zakvan één Ned. pond op 20 Vijf oneen, op Alles -rebakken overeenkomstig art. 9 en het gealtereerde 10de art. van het Reglement op de Broodbak kers-nering, in dato den 3 Mei 1819. Leydenden 17 November 1836. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden j. G. n e M e y. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du Pui.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1836 | | pagina 3