A0. 1836. L E Y I) S C II E fsmm hQ< C O R A N T, Ig®1 MAANDAG ciir lift a r' - m kfc 14 DEN a isten NOVEMBER. 4?- «t;<i« ft .-'^>01; i?. rr \v - >*2 25?* NEDERLANDEN. Leyden den 2osten November. Laatstleden Vrijdag is alhier op de gewone wijze gevierd de 62ste verjaar- dag van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, en tevens herdacht geworden de 23ste verjaardag van de verlossing van Nederland van de Fran- sche overheersching. Men meldt uit 's Gravenhage van den ipden dezer het volgende: Gisteren is de 62ste verjaardag van Hare Maj. de Koningin der Nederlan. den op de gebruikelijke wijze gevierd, door het spelen der klokken, het uitsteken van vlaggen, zoo van de openbare als van vele particuliere gebou wen en het houden eener groote parade door het garnizoen dezer Residen tie. Des middags was groot diner ten Hove, waarop, onder anderen, de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de heer Luzacge- iioodigd was. Des avonds is er eetie fraaije eereboog aan het stadhuis ver licht geworden. Naar men verneemt heeft Zijne Maj. dezer dagen den heer Mr. Scholten van Oud HaarlemRaadsheer in het Hoog-Geregtshof alhier, benoemd tot President van het Geregtshof te Batavia. Bij het onderzoek van de begrootings-wetten, is, in eene der afdee- lingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, door een der leden de volgende Noca overgelegd: i°. Dat het herzien der grondwet, het leggen van den hoeksteen van ons maatschappelijk gebouw, naar welbegrepen inzigten, meer dan tijd wordt, en dat zulks met angstig verlangen door de Natie wordt te gemoet gezien, opdat men eindelijk de pligten kenne, tot welker vervulling men, na de ont binding van den Staat, waarvoor de nog gevolgd wordende grondwet was daargestgld, zoude kunnen worden genoodzaakt, maar ook de regten, daar aan verbonden, of, met anJere woorden, dat voor Oud-Nederland de om trekken worden daargesteld, binnen welke regeerders en geregeerden zich behooren te bewegen. 2°. Dat de beëindiging der geschillen metBelgie hoogst wenschelijk schijnt, aangezien de tegenwoordige staat van zaken aan de getrouwe Nederlandsche provinciën eeilen onverpligten en op den duur ondragelijken last oplegt; men denke hier slechts aan al het gebeurde gedurende nu zes jareu, aan de mil- lioenen schuld, reeds opgelegd, aan de aanhoudende rente-betaling van het Belgisch aandeel, aan het in dienst houden van tien jaren militie, (welke mén gaarne, voor zoo verre hun diensttijd, volgens de wet, geëxpireerd is, ontslagen zag); van welk alles het onmiddellijk gevolg is het bèlasten van meest alle voorwerpen, welke het beter ware onbelast te latenin één woord, het opdrijven van vele belastingen tot eene hoogte, te bezwarend voor de midden en lagere standen, en daaróm verderfelijk voor den Staat. 30. Dat zoowel de ontvangsten als de uitgaven der koloniën, welke door het opperbestuur kunnen geregeld worden, op de begrooting van het Moe derland in ontvang en uitgaaf behooren voor te komen, even als bij voorb. de tractementen der ambtenaren hier te lande, welke door den Koning be paald worden, maar dat, indien men zulks in zijn geheel eens meende niet te kunnen toegeven, dan toch het batig saldo, na aftrek der uitgaven voor «die afgelegene provinciën des Rijks, waarvan het aantal inwoners in der tnd mede heeft gestrekt tot grondslag van het getal leden der Staten-Generaal, Tweede Kamer, voor de Noordelijke provinciën, op de staatsbegrootingon behoort te worden gebragt, en door het opperbestuur der koloniën niet be hoort te worden gebezigd tot einden, aan dat opperbestuur vreemd. Dat zulks ook, behalve dat alles, in den aard der zaak ligt: want indien de saldo's der Oost-Indische kas bij voorb. eens gebezigd wierden tot goed. making van uitgaven, door de Staten-Generaal niet ingewilligd, en daarom van dè begrooting weggelaten, dan zoude hierdoor alle betnoeijing derScacen- Generaal, alle gemeen overleg, door de grondwet bevolen, worden vernie tigd, en de staten van begrooting tot eene fictie worden gebragt; met den meesten eerbied, maar daarom niet minder dringendmeent men de overwe. ging hiervan, in het belang des Vaderlands, in het belang van .den waardigen Vorst, die aan het hoofd van hetzelve geplaatst is, welmeenend te mogen aanbevelen. 40. Dat het saldo van de laatste rekening waarvan het bekend is, op den staac van begrooting behoort voor te komen, al was het dan ook slechts tót bevordering van orde en regtvaardigheid. 50. Dat zoo lang er nog partiele opcenten betaaldof met andere woor den, opcenten geheven worden, op éénzijdig werkende belastingen, men niet kan instemmen in de vermindering der opcenten op het personeel. Niet iedere burger, b. v. betaalt in het patentregt: door dus opcenten te vorderen van de patentpligtigen als zoodanig, en tevens dezelven in de opcenten op de algemeen gedragen woidende personele belasting te begrijpen, doet men dezen individu dubbel betalen in verhouding van den rijken rentenier, waarover men steeds hoort klagen dat hij niet getroffen kan worden: hier zonde men hem in evenredigheid kunnen treffen, maar ontheft hem moedwillig, en laat liever den nijveren man dubbel betalen. Eveneens is het gelegen met de opcenten op de grondbelasting: dat men, om regtvaardig te wezen, 'liever de opcenten van de partiele belastingen, het patent en grondlasten, geheel wegneme, en die overbrenge op de alge meen betaald wordende personele belasting: daarin immers worden evenzeer de grondbezitter, rentenier, als patentpligtige, getroffen; dan zal men even redig doen betalen door een iegelijk die betalen kan, terwijl men, door de opcenten van de personeele belasting te verminderen, en die op de éénzijdig werkende belastingen te laten bestaaneene onevenredigheidhet privilegie in belastingen, slechts vergroot. Men kent de oppervlakkige tegenwerping, welke men hier gewoon is te maken, dat namelijk, het personeel door het algemeen gedragen wordendede vermindering van hetzelve het algemeen ook verligt. Dit is op zich zelf waar, maar het druischt tegen alle regels van staathuishoudkunde aan enkele individus voor het algemeen te doen be talen de Staat heeft er belang bij dat ieder naar vermogen en in evenredig heid betale, ten einde zijne nijverheid te kunnen blijven voortzetten, maar dan mag men geene individus mogelijk driedubbel treffen in verhouding tot anderen; de patenthouder wordt immers in de personele belasting, in zijne uitgaven dus, die hij door zijne nijverheid, welke door het patent reeds be last is, doet, en alleen kan doen, evenzeer getroffen als de rijke tentenier, die niets betaalt dan het personeel en de accijnsen; of heeft de Staat mis schien meer belang bij den stilzittenden rentenierdan bij den nijveren man Men wil door deze redenering niet gezegd hebben dat de wet op het per soneel volmaakt is: daar zjjn nog groote verbeteringen in aan te brengen, b. v. door de belasting óp de paarden té verminderen en eeti deel daarvan op de rijtuigen over te brengen, en meer anderen; maar evenwel is het de meest algemeen doeltreffende van alle belastingen, hoewel dezelve, even ais het patent, hoe langer hoe slechter, en meer inpopulair wordt gemaakt, door de opdrijving derzelve boven de waarheid, en door uitleggingen aan die wetten te geven, die nimmer in de denkbeelden van den wetgever ztjtl opgekomen. 0 6°. Dat indien de Regering gelooft dat, na jareh lijdens, de landbouw geene ontlasting behoeftnten dan ten minste aan de gemeenten behoorde terug te geven de 2 opcenten, welke aan dezelve ontnomen zijnen nu, onder de acht begrepen, aan het Rijk betaald worden. Nopens de middelen is door een ander lid de volgende Nota overgelegd: „Omtrent de middelen van inkomsten van den Staat, zal ik jin het kort mijne beoordeeling ontwikkelen. „Het is niet genoeg elke belasting op zich zelve te beschouwen, maar, als bestanddeelen van een belastingstelsel, moet dat stelsel in beginsel en strekking beoordeeld worden. „Sedert de wet op de granen beperkende maatregelen gesteld heeft aan den vrijen graanhandel, is het niet twijfelachtig, dat er een grondslag ge legd is voor een zoogenaamd beschermend stelsel; alle belanghebbenden, om vreemde concurrentie te werenhebben daardoor een onbetwistbaar regt ver kregen op bescherming door hooge inkomende regten. „Buiten en behalve die gelijkheid vaD aanspraak, die alle producteuren heuben, is het nog veel minder immoreel, eene consumtive belasting voor hooge inkomende regten te leggen op voorwerpen van weelde, als bij voor beeld, manufacturen, dan op granen en toevoer van levensmiddelen. De consumtive belasting-wet die, eenige jaren geleden, aan de Kamer is voor gesteld, doch weder is ingetrokken, kan en mag nu niet geweerd of gewei, gerd worden, en het product daarvan zoude kunnen dienen om den drukken- den accijns op de brandstoffen, zoo niet geheel in te trekken, althans zeer te verminderen. De Regering moet in deze belangrijke materie consequent handelen. „Daar ik echter het stelsel en het principe er van verderfelijk beschouw, omdat hetzelve de basis van ons nationaal bestaan ondermijnt en bede/ftdaar ik de onwederstaanbare strekking van het beperkend stelsel heb leeren ken nen kan ik mijne toestemming niet geven tot het zamenstel van middelen van inkomstenzoo als dat thans bestaat. Ik vertegenwoordig hier niet alleen sommigemaar alle producteurs, en niet alleen alle producteurs, maar ook de consumateurs, en die hebben on- eindig grooter belang in den vrijen handel in granendan in overvloed van goedkoope wollen en katoenen-stoffen; waarbij nog in aanmerking komt het belang van de sebatkist, die door restitutien importante schade lijdt en hoe langer hoe meer lijden zal; terwijl de immoraliteit van de sluikerijen en kwade praktijken in graan dagelijks toeneemt. „Men verzoekt eene opgave van de restitutien, die, ten gevolge van de graanwettenuitgekeerd zijn aan branders of bierbrouwersvoor zoo verre de Regering die opgave fourneren kan." Zijne Exc. de Minister van Financien, ontvangen hebbende de hierna vermelde giften ten behoeve van het Vaderland, maakt van dezelve door middel van de Staats-Courant eervolle melding, als: van net Stedelijk Bestuur van Middelburg, f 79. 98 cents; van iemand, die verlangt onbekend te blijven, ƒ25; en van zekere Dame, teekenende L. V. St., welke bij herhaling bijgedragen heeft, op nieuw ƒ60. Uit Amsterdam meldt men van den 18 November: Het Hof van Assises alhier heeft gisteren uitspraak gedaan in de zaak van Abraham Hagen/aker, c. s., en dezen, benevens HhinanJ lleinhart, schul dig verklaard aan het door besnoeijing en altereren van zilveren muntspe ciën, alsmede van het des bewust in omloop brengen van door besnoeijing gealtereerde muntspeciën, en beiden alzoo veroordeeld tot geesseling, brand merk, strop om den hals en een tsjarig confinement. Terwijl Catharina IVugemaker en Fina Catharina Ceerts zijn schuldig verklaard aan het des be wust 111 omloop brengen van door besnoeijing gealtereerde muntspeciën, ert dien ten gevolge veroordeeld, de eerste tot een half uur lepronkstelling en een ójarig confinement en de laatste tot eene gevangenisstraf van 20 maan den in een huis van correctie. Uit Eindhoven wordt van den tóden gemeld, dat de Colonel van Cam- pen van het ligte regiment dragonders N°. 4 in andere betrekking verplaatst, van genoemd regiment afscheid heeft genomen. De volgei.de aanspraak heeft hij bil die gelegenheid gedaan: „Oflicieren, onder-officieren en dragonders! Het heeft Z. M. den Koning behaagd, mij tot Colonel te benoemen en tot andere betrekkingen te roepen, terwjii de Luitenant-Colonel Buno tot Commandant ad interim van hetzelve is benoemd. „Ik heb in persoon van het regiment afscheid willen nemen, en openlijk betuigen, hoe leed het mij doet, een corps te verlaten, waarbij ik de ge noeglijkste jaren mijns levens heb doorgebragt. Ik heb het regiment ge commandeerd in garnizoen, in kantonnement, voor den vijand; overal heeft hetzelve blijken gegeven van krijgstucht, orde en liefde voor Koning en Vaderland. In de velden van Hasselt en Leuven heeft het lauweren geplukt, die nooit verwelken, want het metalen kruis, hetwelk onze borst versiert, is van het geschut gegoten, door u op den vijand veroverd. Ik dank het regiment voor de wijze, waarop elk onder mijne bevelen gediend heeft, en heb het vertrouwen, dat gij ook met dezelfde bereidwilligheid en ijver die nen zult onder de orders van hemaan wien ik thans het bevel overgeve. Ik dank allen voor de achting en genegenheid, die men mij heeft toegedra gen. Heeren officieren, onder-officieren en dragonders! vaartwel; het leed uit te drukken, dat ik gevoel van u te verlaten, kan ik niet; maar zijt ver zekerd, dat de voorspoed en de roem van dit schoone regiment, mij immer zullen ter harte gaan. Het 4de regiment dragonders vergeet ik nooit." Hierna schrijft men nog nader: Deze hartelijke aanspraak, in de ware krijgsmans-taal gevoerd, maakte op allen eenen diepen indruk, en werd, door een eenparig drie maal herhaald hurrah! cn leve onze brave Colonel van Campen! beantwoord. Het leedwezen, hetwelk het corps gevoelt bij het verliezen van deszelfs Chef, is algemeen, zelfs bij de minderen in rang, in hunne gesprekken en in de'den soldaat zoo bijzonder eigene, maar niet te min ronde taal ten dui. delijkste bljjkbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1836 | | pagina 1