F R A N K R IJ K. Parijs den 25 October. Heden is de groote obelisk van Luxor te 'Parijs opgerigt. Er was eene groote menigto raenschen verzamelddo Koning is er ook bij tegenwoordig geweest, benevens de Koninglijke famielje, welke het werk van het balkon van het Ministerie van Marine aanschouwde. Het is alles zeer voorspoedig gegaan, en er hebben verder geene ongelukken plaats gehad. Wij hebben heden geene brieven Van Zwitserland en de dagbladen bp- vatten niets nieuws. De dag van de tweede algemeene zitting van den Land- dag is nog niet vastgesteld, maar men denkt, dat dezelve den 24Stenofassten zal gehouden worden. Een dagblad meldt, dat twee Zwitsersche bankierste Parijs gevestigd naar Geneve zijn gegaan, met eene zending van het Fransche Gouvernement. Wij hebben brieven uit Napels gezien, van den 14 October, in welke geene melding van eene revolutie in Sicilië gemaakt wordt, waarvan velen /dezen morgen nog spraken, er bijvoegende, dat de Aide-de-Camp van den Koning naar Napels vertrokken was, zoodra die tijding aan de Tuilerien be kend was geworden. Wij houden vol in onze twijfelingen; maar wij zonden niet verwonderd zijn te vernemen, dat eenige volksbeweging werkelijk te Napels en te Pa. leruip was uitgebarsten, maar de tijdingen, die heden zijn aangekomen, kun nen niet dan vooruitloopend zijn. Er heerschr veel gisting te Napels,-en daar het misnoegen veel vordering in het leger gemaakt heeft, zoo is het te vreezen, dat het eene gemeene zaak met de onvergenoegden zoude maken. Men hoopte gisteren, dat het Gouvernement depêches van Madrid ont vangen had welke eindelijk een einde zouden maken aan de onzekerheid omtrent de gebeurtenissen in Andalusie, want men weet, dat er heden eene estafette aan het hotel van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken gekomen was van den Graaf Latour-Maubourg. Ondertusschen al de organen van het Ministerie bewaren heden het stilzwijgen op dit onderwerpen men weet nog niets officiéél omtrent de laatste ontmoeting van Gomez met den Brigadier Alaix. Ondertusschen, wij moeten zeggen, dat men dezelve als zeker aanziet aan het Gezantschap van Spanje. Het Koninglijk Hof heeft heden uitspraak gedaan in het appel van de zaak van het buskruiden heeft eeniger vonnis bevestigdanderen echter in hunne straffen verminderd. Den 26 October. Een Ministerieel blad meldt, dat de Commissie, be. last om het vraagstuk van den eigendom van boekwerken té onderzoeken, bij Leopold van Belgie.een gehoor gehad heeft. Hij zou aangemerkt hebben, dat al werd in Belgie een verbodswet tegen het nadrukken gemaaktdaar door het kwaad niet zou weggenomen worden, daar dan in Holland zou worden nagedrukt en Koning Willem hiertegen zeker geene verordening zou afvaardigen. Men leest in eene correspondentie: Wij zijn geneigd om te gelooven, dat het gerucht te Londen verspreid, omtrent eene verwijdering tussChen de twee Kabinetten onnaauwkeurig is; het Fransché Ministerie schijnt integendeel over te hellen om eenige maat. regelen, tegelijk met Engeland, aan te nemen om in Portugal het Charter van Don Pedro te herstellenin de hoopdat eene reactfe te Madrid zou plaats hebben en aan liet Gouvernement van Maria Christina kracht gege. ven worden, om tot een systeem van het juisten midden terug te keeren. Een brief van Madrid meldt, dat de Gezant Latour-Maubourgsedert zijne aankomst in die hoofdstad meer en meer in zijn crediet achteruitgaat. Men verzekert, dat zijne Secretaris Caze, die reeds eens uit Spanje ver dreven is, wederom uit dat land is gebannen geworden. Dadelijk na zijne aankomst trachtte de Ambassadeur een bijzonder gehoor bij Maria Christina te verkrijgen. Men antwoordde hen in naam van de Koningin en den Voor zitter van den Raaddac een onderhoud tusschen hem en de Koningin in- constitutionneel was, en dat hij slechts een openlijk gehoor kon verkrijgen. De Gezant deed aan den Minister Calatrava opmerken, dat hij door zijnen Vorst belast was, aan de Koningin eenen eigenhandigen brief over te reiken, welken hij slechts aan de Koningin zelve kon ter hand stellen. Het antwoord van den Minister deed zich niet wachten. Men antwoordde, dat de /^w/e/Je-Ambassadeur in geen geval eene derge lijke toestemming zou erlangen; dat eene constitutionnele Koningin geen conferentien met eenen Ambassadeur moest hebben, als die, waarbij de Ministers tegenwoordig waren; dat hij hierdoor genoegzaam ingelicht was, en dat men verder op dergelijke aanzoeken geen aclu zou slaan. Latour- Maubourg heeft er aan onzen Minister Moll kennis van gegeven. Men verzekert dat een koopman te Nantes, die geene aanwijzingen op Havanna in betaling voor zijne Ardoin-Coupons wil ontvangenop dit oogen- blik arrest doet leggen op de Spaansche fondsen, welke zich thans in handen der Parijssche bankiers bevinden. Den 27 October. De Moniteur het bijzijn van Zijne Maj., gedurende de oprigting van de obelisk vermeldendevoegt er'nog bijdat toen dezelve zich op de gallerij vertoonde, er lange en algemeene toejuichingen werden ge hoord, welke elke keer, dat Z. M. zich op nieuw vertoonde, herhaald wer den. Nooit is de Koning met zulk eene levendige en algemeene geestdrift ontvangen; nooit is meer bevettigd'geworden hoezeer zijn heilige persoon in zekerheid is te midden van de loyale bevolking van Parijs. De reis naar Compiègne en de plegtigheid van gisterenmoeten de droevige denkbeelden welke in ons hart waren, voor altijd verbannen. Brieven van Tours melden, dat Talleyrand wel ligt ongesteld is, door eene benaauwdheid op de borst, maar spoedig weder zal hersteld wezen. Het Keizerrijk Marokkobekend onder den naam Mogk'rib-ul-ascade niterste grenzen van het Westen, bevat dat oude gedeelte van Mauritanië, bekend bij de benaming van Mauritania TanginataGemeenlijk wordt deszeifs uitgebreidheid op 24,000 vierkante mijlen gerekend, tusschen 27 en 350 noorder breedte en 2 en 140 wester lengte. Het grondgebied van Ma rokko wordt in 5 kleine Koningrijken verdeeldhet eigenlijke landschap Marokko, Sous, Trafilat, Darat en het Koningrijk Fez. De geheele bevol king wordt op ruim 8,500,000 zielen gerekend, van welke Marokko en Fez het grootste getal bevatten. De Joden, over de geheele aarde verspreid, zijn bok hier ten getale van 4000; doch worden met veel barbaarschheid behan deld; men vindt er ook eenige Christenen. Het voornaamste bestaan van dit volk is de veeteelt; men berekent het getal der schapen op 40 i 45millioen. MENGELINGEN. LETTERKUNDE en DICHTKUNST van BOHEME. Inleiding. Sedert verscheidene jaren vereenigen de rijkste inwoners van Boheme met groote kosten de overblijfselen der kunsten, in museums, en de gedenktee. kenen van deszeifs letterkunde, in opfcnbare boekerijen, waarvan zij stich ters zijn. Het zijn de herinneringen van roem en nationale onafhankelijk heid, welke hun dezelve dierbaar maken; herinneringen, welke hun dage lijks dierbaarder worden. De Bohemers hebben, zoo ais men weet, niets gemeens met de lar.dloopefs van dien naam, die mcti in sommige ge deelten van Azië vindt, doch .welke geheel uit Europa verdwijnen, en ,c- mcen onder den naam van Waarzeggers bekend staan. Het blijkt thans, dat deze laatsten van Indischen oorsprong zijn, want de Ziuganen spreken nu nog op de oevers van den Indus een dialect van dezelfde taal. De Bohe mers integendeel maken eene der talrijke afdeelingen van het Slavische volk uit, dat Rusland, Polen, een gedeelte van Wallachije, Moldavië, Grieken land en de oevers der Adriatischc golf bezet, en zich westwaarts tot aan Stettin en Frankfort aan den Oder uitstrekt. Al deze volken spreken, niet tegenstaande de afstanden, welke hen van elkander scheiden, dialecten, welke meer overeenkomst met elkander aanbieden, dan de zuidelijke tong vallen Van Frankrijk met het Fransch. Door een zeldzaam toeval kwamen de Slavoniërs van het westen onder de Germaar.sche heerschappij, te gelijker tijd, toen hunne oostelijke broeders jn Rusland, onder de slagen der Tar taren bezweken. Op omstreeks 30 millioenen onderdanentelt Oostenrijk 14 millioenen Slavoniërs, 5 millioenen Duitschers, 4 millioenen Hongaren, en evenveel Italianen, terwijl het overige uit Grieken enz. bestaat. Hec zijn dus de Slavoniërs, die de talrijkste bevolking van de Oostenrijksche monarchie uitmaken, waaronder de. Bohemers den eersten rang beklecdcn, en dus onze aandacht overwaardig zijn. De onvermoeide nasporihgen der Duitschershebben sedert eenige jaren veel liciit over de-Slavische, letterkunde en dichtkunst verspreid, welke eeu wen lang veronachtzaamd waren geworden. In de zeer verschillende land strekenahvaar zich de talrijke takken van het groote Slavische volk hebben gevestigd, hebber, zij hunne bijzondere eigenschappen behouden. Men her. kent bij de Russen en Serben, de Carinthiërs en Moraviërs, de Bohemers en Polen, dezelfde voorvaderlijke eenvoudigheid en eene natuurlijke buig zaamheid, welke naar de tijden en plaatsen zijn gewijzigd geworden, zonder derzelver oorspronkelijk kenmerk te verliezen. Hetzij de Slavoniërs solda ten, herders, beschaafd of onbeschaafd waren, hetzij zij met de Germanen, Turken, Scandinavïërs, Grieken of Mongolen in aanraking kwamen, zij heb ben hunne bepaalde kenmerken behouden. Alzoo tootien zij zich in de volks zangen, welke men kortelings verzameld heeft, gevoelig aan de schoonhe den der natuur, gehecht aan den grond, welke hen heeft zien geboren wor den en bijzonder ingenomen met het landelijk leven. Hun toon is meer zacht dart levendig, en wanneer zij schriktafereelen moeten afschilderen, houden zij zich niet gelijk de Schotten, Germanen en Scandinaviërs bij de bloedtooneelen op. Men zoude zeggen, dat eene vonk van den ouden geest der Hellenen hen bezielt, maar dit vuur, dat zwakker en somberder isgetuigt van een minder gelukkig klimaat. De dichters dezer verschil lende natiën, ten minste zij, die geene klassische letterkunde nabootsen, munten uit in het voorstellen van den indruk der natuur op de menschelijke ziel, de bijzondere gewoonten van hun land, het vreedzaam gelukde zachte en tevens diep gewortelde geestvervoering, welke in de eenzaamheid gebo ren wordt. Eij eenige, zoo als de Polen, vindt men eenen schijn dei ridder lijke zeden weder, bij anderen, zoo als de Bohemers, heeft zich de Ger- maansche met den Slavischen geest vereenigd, maar het oorspronkelijk ka rakter is bij geen dezer volken uitgewischt. De verschillende dialecten van de Slavische taal zijn bijzonder geschikc tot de levendigheid van uitdrukking. Haar alphabet biedt eene vreemde vermenging van medeklinkers voor het oog aan, die echter bij de uitspraak verdwijnt. Men vindt er niets keelachtigs, gestooten noch ruws in de ge luiden, maar wel vele vreemde buigingen, eene zachte en welluidende ac centuatie welke ons door hare vreemdheid verrast. Onze Romeinsche let ters zijn onvoldoendeom de zeer teedere schakeringen van deze uitspraak voor te brengenwaarbij door het oude Slavische alphabet zes en veertig geheel verschillende letters worden aangeduid: eenige derzelven schijnen slechts gezangen of een zacht gemurmel te zijn, waarvan wij met moeite de vlugheid kunnen nabootsen. Alzoo zoude men te vergeefs in Romeinsche letters den tz der Serben zoeken uit te drukken, welke de Polen «en de Bohemers ch schrijven; de sch derzelfde Serben, welke de Russen sh schrij ven, de Polen sz en de Bohemers ss; de szer der Polen, welke de Germa nen door hun sc'itsch, de Serben door schczde Russen door stc'ide Bohe mers door ssht nabootsen. De Slavische letters alleen kunnen door hunne verscheidenheid deze menigte verschillende geluiden uitdrukken. Onder deze talrijke dialecten is er geene bijzondere volkstaaldezelve is voor vrouwen, boeren, herders en grooten, gelijk.- De klinker' a, welke dikwijls in de zamenstelling der Slavische woorden wordt gevondenver zacht het scherp geluid door de opeenstapeling der medeklinkers veroorzaakt, en de herhaalde a en s, geven aan die taal eene verwonderlijke snelheid. De Boheemsche tongval heeft het eerst onder de Slavische dialecten eenen grammaticalen vorm ontvangen. De nabuurschap van Duitschland, en de onderwerping van Boheme onder het Oostenrijksche jukhebben er eene menigte Germaansche spreekwijzen in gebragr. Te vergeefs heeft echter Oostenrijk getracht de herinnering aan de aloude Boheemsche letterkunde te doen verliezen, en het gebruik der Slavische taal in deszeifs Staten tc ver nietigen. Het volk heeft deszeifs moedertaal niet vergeten en zelfs de aan zienlijken des lauds, die Hoogduitsch moeten leerën om ambten te verkrij gen hebben niettemin de taal hunner voorouders bestudeerd. Verscheidene onder hen, Schneider b. v., in het Boheemsch Snaïdra, hebben in beide talen goede werken uitgegeven. I11 Boheme hebben zich de oude gewoonten en gebruiken, door alle tijden heenmet eene verwonderlijke vastheid gehandhaafd. Talrijke Sanskritschc wortels vindt men in die taal weder, welke den Indisch-Germnanscben oor sprong van dit volk aanduiden. Het Christendom zelfsdat alles veranderd heeft, heeft de Bramanische plegtighedenwelke van de vroegste tijden af in Boheme werden gevierd, niet vernietigd. De boeren vooral zijn aan deze heidensche gewoonten gehecht gebleven. Kom op Kersdag in een dorp: de straat is door eenen lijkstoet bezet, die den wagen van MorenaGodin des doods, omringt; een man geheel in rouw gekleed vertegenwoordigt de Go. din, wier zegetogt het zinnebeeld is der overwinning, welke de winter op de natuur heeft behaald. Bij de terugkomst der lentewanneer de dagen langer wordenwanneer de nieuwe glans waarmede de zon dan schittert het ontwaken der wereld uit den winterslaap aankondigt, begint Morena met hangende haren, gescheude kleeding en neérgebukt hoofd, achter den zegewagen van haren overwinnaar loopende, op nieuw hare wandeling door het dorp. De jongens en meisjes vergezellen haar met hunne dansen en zan. gen en voegen hunne verwenschingen tegen den winter, wiens nederlaag zij vierenbij de lofzangen van het schoone jaargetijde dat weder verschijnt. Voorzeker is er in deze personificatie van de lente en het leven, den win ter en den dood, een dichterlijk denkbeeld dat Griekenland niet onwaardig is, en dat bij een naauwelijks beschaafd volk eene levendige verbeeldings kracht verraadt. MitkoGodin der liefde, LadaGodin der schoonheid, zijn ook de voorwerpen, niet van eene bijzondere vereering, maar van zeld zame en belangwekkende plegtighedenen hunne namen worden gedurig in de oude balladen en verhalen wedergevonden. De overlevering doet, lang voor onze jaartelling, eenige dichters leven, van welke de namen 'alleen zijn. bewaard gebleven. Deze geheimzinnige bar. den, Lamir, Z.rvisck en Zocbog, worden nog tegenwoordig als de vaders der nationale dichtkunst ingeroepen; het zijn de Lineussen en Orpheussen der Slavische fabelleer. Het oudste dichtstuk, dat ontdekt is geworden, is van de achtste eeuw. Het is de treffende levensgeschiedenis van eene Prinses Libusa genaamd, wier ongelukken en dwalingen aan Maria Stuart doen gedenken. Er zijn in Saud Libusin Qde veroordeeling van Libusateeder

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1836 | | pagina 3