Eenc ordonnantie, getcekend Bernard, gcdagteekend 19 September,
verdeelt bet Ministerie van Oorlog in twee onderscheidene sectien, die tot
litel zullen aannemen, dc eenc van: algemecsie Directie van het Personeel en
Militaire Werken; en de andere die van: algemeene Directie van Administra
tie en Comptabiliteit van Oorlog.
De Generaal Schram, Afgevaardigde, is tot Chef benoemd van de eerste
generale Directie; de heer Martincau des ChenczStaatsraad, tot Chef van
de tweede.
De Mouitcur bevat nog onder andere benoemingen, deze: dat de Gene
raal Schram tot Staatsraad in buitengewone dienst benoemd is, met autori
satie om aan de werkzaamheden en dcliberatien van den Raad deel te nemen.
Er zijn reeds vertrouwelijke instructicn van het Ministerie van Binnen-
landsche Zaken gezonden aan zekere Prefecten, wier toewijding aan de
zaak der doctrinairen bekend isom de voornaamste kiezers van hunne arron
dissementen te toetsen, in geval de Kamer der Afgevaardigden ontbonden
jnogt worden. Ondcrtusschen schijnt de ontbinding der Kamer nog lang
niet zeker te zijn.
Te Parijs liep het gerucht, dat het Ministerie Melbourne in Engeland
zou ontbonden en met een Tory-Miuisterie verwisseld worden. Doch aan
dit gerucht ontbreekt alle grond.
Men verzekert ons, dat de Spaansche Staatslieden, welke staatkundig
gevallen zijn door de constitutie van 1812, en die voor het grootste gedeelte
zich reeds buitenslands bevinden, rekening zullen gevén van hunne menin
gen, gedrag en tegenwoordige staatkundige gesteldheid.
Den 21 September. De Parijssche oppositie bladen tegen het thans
bestaande doctrinaire Ministerie, laten zich in beschimpende woorden tegen
hetzelve uit. Zoo wordt onder anderen in dezelve gezegd, dat de Generaal
Bernard volstrekt niet bekwaam voor den post van Minister is, en dit ook
zeker niet zou aangenomen hebben, indien hij er, door zijne betrekking tot
den Koning, als zijn Aide-de-Campniet was toe gedrongen geworden.
Hij zelf zou niet gelooven, dat hij voor zijne betrekking geschikt was.
Overigens wordt hij ais een uitmuntend officier der genie geprezen.
Wij vernemenzegt een bladdat het vraagstuk van de expeditie naar
Constantine in Afrika aan den Raad dezer dagen onderworpen is geweest,
en dat het ontkennend is opgelost. Bevelen waren naar Toulon gezonden,
om met het verzenden van troepen, die het effectief van onze troepen ver.
meerderen moesten, niet voort te gaan.
Dit blad bevat ook nog, dat, indien de voor Madrid gekozen Ambas
sadeur Latour-Maubourgal naar zijnen post mogt vertrekkenwaaraan ech.
ter nog getwijfeld weid, hij echter niet geaccrediteerd zou worden bij het
tegenwoordig constitutionncel Gouvernement, maar alleen by de Koningin
Maria Christina.
Den 22 September. Wij lezen in bet Journal des D(bats:
De Graaf l'ozzo di Borgo is sedert twee dagen te Parijs; hij moet op het
einde van de maand naar Londen wederkeeren, om er zijne werkzaamheden
als Ambassadeur van Rusland op te vatten.
Thans neemt dat blad op zich 0111 de Fransche Ambassade in Zwitser
land te regtvaardigen van de beschuldigingen, welke tegen haar zijn aange
voerd en hij bedient zich van de bewijzen, welke de Gezant Montebello
van Bern gezonden heeft. Maar het overlaadt Zwitserland met verwijtingen
en scheldwoorden wegens het radicalismus, hetgeen op dit oogenblikzegt
het, zulk ecnen grooten invloed op de Regering van dat land heeft, en hij
dreigt het met het verlies van de oude vriendschap, welke altijd tusschen
de kantons en Frankrijk bestaan heeft.
Een Ministerieel blad van de departementen had de opening der Kamers
op den iaden December aangekondigd. Een ander doctrinair blad verbetert
deze tijding, aankondigende, dat de hereeniging van de Kamers den 28sten
December zal plaats hebben.
Men leest in den Moniteur:
De contra-Admiraal HugonOpperbevelhebber van het observatie smaldeel
in de Middellandsche zee, is te Toulon den 19 September met een deel van
het smaldeel aangekomen.
De Moniteur ontvouwt de beweegreden van de terugkomst van een deel
van onze scheepsmagt te Toulon niet; het schijnt van eenen kant, dat de
Porte aan de reclamatien van het Fransche Gouvernement op vele geschil
punten genoegen heeft gegeven, en dat de ontruiming van Silistria volbragt is.
Men zegt, dat de contre-Admiraal Hugon zich met zijn smaldeel op de kus
ten van Spanje moet begeven, om de Fransche burgers te midden van de
staatkundige beroeringen te beschermen.
Het Journal de Paris, onder het vorig Ministerie een Ministerieel blad,
heeft opgehouden dit te wezen. Het zal echter bij voortduring worden uit
gegeven.
Wij zouden niet verwonderd zijn, zegt een blad, de omwenteling-koorts
tot Italië te zien overslaan. Maar dan zouden er gewigtige, staatkundige
verwikkelingen in geheel Europa ontstaan. Want het zou niet twijfelachtig
zijn of Oostenrijk zou tusschen beide komen; en dan zou het Fransche
Kabinet, dat zoo bevreesd is om in Spanje tusschen beide te komen, niet
twijfelen om zich met de Oostenrijkers tegen de revolutionnaire be-weging
in Italië te verzetten.
MENGELINGEN.
GEESTELIJKHEID, ADEL EN MILITAIRE STAAT
VAN HET
OTTOMANNISCHE RIJK.
Om zich een juist denkbeeld van de Ottomannische Priesterschap te ma
ken, is het noodzakelijk met den laagsten trap derzelve, alwaar zich de
Souhtas, of jonge geestelijke aspiranten bevinden, te beginnen. Het woord
Souhtas is uit hec Perzische overgenomen en drukt het denkbeeld van eene
gedurige bezigheid uit. Hunne scholen, medresses genaamd, zijn In de Kei
zerlijke moskéeën van Konstantinopel, Adrianopel of Brousse, in Bithynie,
gevestigd. Geen Muzelman, van welken rang of welken stand hij ook moge
zijn, wordt er toegelaten, zoo hij zich niet tot de geestelijkheid bestemd.
De studiën beginnen met het onderwijs der spraakkunst sarfou nahir)
vervolgens komt de kennis der Arabische en Perzische dichtkunde chüruu
nazmi)en de redekunst (ilmi beyan). Wanneer de jonge leerlingen de
Arabische taal genoegzaam kennen, geeft men hun den Koran met de uit
leggingen in handen, en tevens ook de boeken, welke over de burgerlijke
wetgeving handelen. Alles wordt met de studie van de redeneerkunde (ilmi
maanf), natuurlijke wijsbegeerte (Jlrni takiy), en bovennatuurkunde (ilmi
baadè tabiy), welke men hun uit eene Arabische vertaling van Aristoteles,
een werk der Saracenen, laat leeren, besloten. Wat de wiskunde aangaat,
hier wordt niet om gedacht; doch dezelve wordt door lessen in de starre,
wigchelarij, of liever in eenige bedriegelijke kunsten, om het volk te ver
blinden, vervangen.
De studiën, welke het meest bij de Muzelmannen "worden veronacht
zaamd, zijn buiten twijfel de geschiedenis en de aardrijkskunde. Zij heb
ben dan ook geene volledige algemeene geschiedenis. De uitgebreidste,
welke zij bezitten, is die van eenen Arabier, Ibri-Khalcdoungeschied
schrijver der Kalifen, opvolgers van Mahomet, doch het eerste deel alleen
is in het Tnrksch vertaald. Een schoon handschrift van dit eenig deel werd
te Korsta:;tinopel voor 120 pond st. verkocht, llicrhij moet nóg go.oogJ
worden de geschiedenis der Ottomannische Keizers, door llaiza-TarAndc
levensbeschrijvingen van Cengis-Kanvan zijne opvolgers en van den ver
maarden Ta (Timour-Lang) en eenige Turksche Kronijkcn, bevattende
eene verzameling van anecdoten, betreffende de Sultans. Overigens kan
men, dank zij het verbod der boekdrukkunst, niet anders dan handschriften
verkrijgen, welke zeer zeldzaam en duur zijn; ook worden er naauweliiks
drie of vier boekerijen, aan rijke Turken toebehoorende, gevonden. De
schaarsheid der boeken wordt nog door de menigvuldige confiscatieu en hec
verbranden derzelve op de openbare pleinen, vermeerderd. In dén woord,
niets evenaarde de onwetendheid der Muzelmannen in de oude en nieuwe
geschiedenis. Er is niets voor hen buiten de Kalifen, de Saraceensche Prin
sen of de Vorsten van het Ottomannische Rijk (Selatim, All, Osman'), en
nog, wat weten zij hieromtrent? Wat zijn geschiedenissen door slaven ge
schreven onder de oogen van eenen dwingeland, die regt van leven en dood
over hen heeft en daar dikwerf gebruik van maakt?
Wat de aardrijkskunde betreft, hiervan hebben zij niet het minste denk
beeld. De vermaarde Arabische aardrijkskundige Aboutféda zelf is hun
geheel onbekend, men vindt zijn werk in geene der openbare of bijzondere
boekerijen van het Keizerrijk. Zie hier overigens hunne schatten in dit vak.
Eene systems van aardrijkskunde, in het begin der achttiende eeuw, in de
Turksche taai te Konstantinopel onder den titel van Dzihan-uonma of Be
schrijving der Wereld, uitgegeven. Een werk over de Aardrijkskunde, mede
te Konstantinopel door eenen Secretaris van de Porte, Jacovaky Argyropaulo
in jhet Tnrksch, uitgegeven. Eindelijk, eene kaart van het Ottomannische
Keizerrijk met eene globedoor Constantyn TypaidoZaakgelastigde van den
Grooten Heer aan het Weener hof in 1806, vervaardigd. Doch tevens
moeten wij billijkerwijze aanmerken, dat deze studie bij de Turken meer
begint beoefend te worden.
Uit het bovenstaande kan men zich een denkbeeld maken der kundigheden
van de Souhtas. Dit Seminarium der Turksche geestelijkheid wordt voor-
namelijk met jonge lieden uit Syrië en Klein-Azie aangevuld; uit Europisch
Turkije zijn er slechts weinige. Hun getal is zeer groot, Konstantinopel
alleen bevat er bijna tien duizend. In hunne hoedanigheid van leden der
geestelijkheid zij zij met de dienst der verschillende moskeeën belastwelke
zij bewonen. Men voorziet regelmatig in huune dagelijksche behoefte uit
de inkomsten der kerken, waarin zij wonen. Zij erkennen tot opperhoofd
den Muphti.
Volgens de bestaande verordeningen moeten alle ulemas of leden van de
hooge geestelijkheid naar volgorde, van den rang van Muderiss of Professo
ren, tot de waardigheid van Muphti komen. Zoo is het beginsel; maar in
de toepassing doen geheel andere beweegredenen tot bevordering besluiten.
Rijkdom, geboorte, bescherming, hebben daar, zoo als overal elders, won
derbare voorregten. Wees arm en zonder magtige vrienden en gij zulc
moeijelijk, na eene lange loopbaan, tot eene hooge waardigheid komen.
Er zoude een buitengewone zamenloop van voordeelige omstandighedenmet
uitstekende-verdiensten gepaard, benoodigd zijn, om na lange jaren vaneenen
Souhta eenen Muphti of zelfs eenen Kazi-asker te worden. De groote menigte
Turksche studenten is bestemd om de plaatsen van eenvoudige cadis of reg-
ters en vau tiaïbs of suppleanten dezer regters, in de steden en dorpen,
te vervullen.
Een Souhta wordt eerst Professor of Muderiss na veertien jaren studie en
na talrijke examens te hebben doorgestaan. De oudste Professor wordt tot
den rang van Molla of opperregter verheven. Men telt acht Mallas in het
Keizerrijk: twee voor de voorsteden Galata en Eyoub te Konstantinopel,
en de zes anderen in de steden ScutariSmyrna, Thessalonika, Larissa hoofd
stad van Thessalië, Haleb in Syrië en Jerusalem. Hunne functien duren een
jaar, waarna zij drie of vier jaren moeten wachten alvorens herkozen te kun-
nen worden. Dan komen zij naar anciënniteit tot een der vier posten van
opperste Mollas, zoo als die van Adrianopel, Brousse, Cham ofwelDamas,
hoofdstad van Syrië en Misr of Kaïro. Onder deze vier Mollas worden de
beide oudscc tot den rang van Mollas van Mekka en Medina bevorderd, en
van deze beide laatsten wordt de eene tot de waardigheid van Istambol-ejjendi
of hoofd der Policie te Konstantinopel benoemd. Deszelfs functien bestaan
in het uitoefenen eener soort van algemeene inspectie op de mondbehoeften,
ten dienste der hoofdstad. Door dit ambt komt men tot dat van Kazi-asker
of burgerlijk grootregter van Natolie of Aziatisch-Turkije; dan tot den rang
van Kazi-asker van Romeliê of Europisch-Turkjje, en eindelijk tot dien van
Muphti. De Kazi-asker van Natolie heeft alleen magt over de Turksche be
zittingen in Klciu-Aziëterwijl die van den Kazi-asker van Romeliê zich
over alle provinciën des Keizerrijks uitstrekt. De Muphti en de beide Kazi-
asker resideren altoos te Konstantinopel.
Het opperhoofd der emirs of Nakiborol-eshrraf is ook lid der hooge geeste
lijkheid, gelijk mede de Ulemas, die de inwendige dienst van het paleis ver-
rigten. Zij zijn ten getale van vier, te weten: de twee Imams of aalmoe,
zenieren van den Sultan, Khunkiar intamlari; zijn eerste geneesheer ILkim-
bachy', en de regter der zaken betreffende de inkomsten van Medina en Mekka,
Hercsncin mufeltichy-ejfetidi. De Inspecteur dezer zelfde zaken is het opper
hoofd der zwarte gesnedenen. Deze vier Ulemas hebben buitendien de eere-
titels van Mollas van Medina en Mekka, zij hebben het regt dadelijk tot de
waardigheid en functien van Kazi-askers over te gaan.
liet grootste gedeelte der Ulemas bestaat uit mannen van alle verdiensten
ontbloot, en waarvan niets de onwetendheid evenaart, ten zij het hunne ver
beelding ware. De eerste geneesheeren van den Sultan zelfs maken geene
uitzondering op den algemcenen regel; het zijn volmaakce kwakzalversniets
meer. Zij loopen echter groot gevaar, wanneer in belangrijke gevallen hunne
pogingen met geen goed gevolg worden bekroond, hetgeen zij zoo veel mo
gelijk trachten te voorkomen door zich als raadslieden Fransche of Grieksche
geneesheeren toe te voegen, die hunne studiën bij eenê of andere Europc-
sche lloogeschool hebben volbragt. Alzoo geruggesteundkomen zij dik.
wijls toe eene hoogen trap van aanzien, zelfs ziet men hen niet zelden een
belangrijk deel in de staatszaken nemen. Massond-Effendigewezen eerste
Doctor van den tegenwoordigen Sultanbereikte eenen dergelijken hoogen
trap van magt, doch bij den dood der Sultane-moeder, welke hij niet had
kunnen beletten, werd hij van alle zijne waardigheden beroofd en uit hec
paleis gebannen, hetwelk hij zich zoo geweldig aantrok, dat hij kort daarna
stierf. Wat de vreemde geneesheeren van het Hof Uetreft, deze kunnen niec
altoos hun leven veilig achten, daar zij bij ziekte van den troonopvolger ge
bruikt wordende, meermalen, wanneer deze tot de opperste magt komt, op
zijnen lastals van aanslag op zijn leven beschuldigd zijndeter dood worden
gebragc. Op deze wijze deed Mahmoud, de thans regerende Vorst, den ge
neesheer Lorenzo, van Pizavermoorden, om dat hij hem voor medepligtige
hield aan den aanslag, welke tegen zijn leven door den Sultan MustaphaIK
was beraamd geworden.
Uit het voorgaande heefc men gezien, dat de geestelijkheid voornamelijk
tot twee zeer verschillende einden wordt gebezigd, dat is de eeredienst en
de handhaving en uitlegging der wetten, echter bepaalt zich hunne magt niet
daarbij. Het Tnrksch Gouvernement biedt in deszelfs geheel eene zeldzam*
vereeniging van Priester-Regering en militaire heerschappij aanwelke men
natuurlijk aan de instelling det Mahometaansche godsdienst zelve moet toe
schrijven. De wetgever der Muzelmansche bevolkingen begreep alles in
den Koran; burgerlijke, staatkundige en godsdienstge instellingen, alles staat
er op gelijken rang, en als de bepaalde wil van God aangeteekend. Van
ddiir de groote zedelijke magt der geestelijkheid, maar van daar ook de hei
ligheid der opperste magt van den Grooten Heer, daar die uit dezelfde God.
dclijke bron voortspruit.