A0. 1836.
LEYDSCHE
VRIJDAG
iis?r "g?4gï Q
N". 37. -
-via
0 U ft A N T.
DEN asstcn MAART.
NEDERLANDEN.
Leyden den 24Sten Maart.
Men meldt uit's Gravenhage van den 23sten dezer hét volgende:
Eergisteren heeft er bij den Baron van Herzecle, eene luiscerlijke soirée
UUsicale plaats gehad, alwaar uitmuntende talenten der toonkunst zich heb.
ben doen hoorenen die insgelijks is Vereerd geworden met het bijzijn van
HU. KK. IlH. Prins Frederik der Nederlanden, de beide oudste zonen van
den Prins van Oranje, en li. D. H. de Hertogin van Saxen-IVeimar.
Heden wordt er een diner van het Corps Diplomatique bij Zijne Exc.
den Minister vaii Buitenlandsche Zaken gehouden; en morgen avond zal er
eene luisterrijke soirée plaats hebben bij den Staatsraad Burgemeester der
Residentie, den heer Copes van Cattenburch.
Naar men verzekert, zouden de zwarigheden, welke de komst van
den Baron Mortier, nieuw benoemd Fiansch Minister aan ons Hof, verhin
derd hebben, uit den weg geruimd zijn, en zoude men alsnu dien Minister
binnen kort in deze Residentie kunnen verwachten.
Naar men thans nader verneemt, heeft men, bij het onderzoek in de
afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaalover de aanhangige
financiële wetten, inlichtingen en mededeelingen gevraagd,, zoowel omtrent
den staatkundigen toestand des lands, als ten aanzien van den staat der geld
middelen van den Oost en van Oud-Nederland. Hoezeer velen niet onge
neigd waren, om het denkbeeld eener Oost-Indische schuld goed te keuren,
zoo konden zij echter dienaangaande geen besluit nemenzoo lang zij niec
alle mogelijke mededeelingen zouden hébben ontvangen. Daaruit zouden
zij eerst kunnen opmaken, of de staat der financien in Oast-Indië dergelijke
krachtige ondersteuning van het Moederland zouden toelaten, en of er, ten
gevolge van den tegenwoordigen bloei der volkplanting, te rekdnen is op
de mogelijkheid, dat dezelve voortdurend met die schuld zou worden be
zwaard. Zoodanige ophelderingen verlangden de leden te meer, omdat het
Rijk als onbepaalde borg gevraagd werd, en zij de schroomelijke gevolgen
niet wenschten te ontvouwendie er, bij eene niet-betaling der renten van
de Indische schuld, voor Oud-Nederland zouden kunnen ontstaan. Men ver-
langde tevens te kennen den grondslag der berekening van de aangevraagde
leeningen, ad 140 en 55 millioenen. Meer zwarigheid vond men in het twee
de deel der eerste wet, ven gevolge waarvan aan het Sijndicaat terugbetalin
gen zouden worden gedaan, wegens het voorgeschotene voor de Belgische
rente-betalingen der Oost-Indische leeniiigen. Wat de eerste' betreft, be.
schouwde men dergelijke betaling ondoelmatig, omdat er later welligt moei-
jelijker eene regeling mei Belgie zön kunnen plaats hebben, indien alle deze
voorschotten op het Javasche grootboek zouden zijn ingeschreven. Wat de
vervroegde aflossing der Oost-Indische geldleeningen betreft, merkte men op,
dar daaTtoe geene noodzakelijkheid bestond. Over het algemeen, zag men
inde vestiging van een grootboek op Java vele moeijelijkheden voorde geld
schieters, die geene voldoende zekerheid zouden bekomen. Wijders was men
van' meening, dat in allen gevalle de schuldbrieven met dan tegen pari moes.
ten worden Uitgegeven, hetgeen, het gcv»i niet oviiv.cu tv iuucu ^iju, uaar
men, bij de tweede schuld, hooger bedrag Voorscelde, dan bij eene bereke
ning van het doel, waartoe de aangevraagde gelden zouden moeten strekken,
gevorderd werd. Eindelijk hebben sommigen begrepen, dat het raadzamer
ware, om de eerste wet ifi twee deelen te splitsen, vermits her zeer wel
mogelijk zoude kunnen zijn, dat men aan het eerste derzelve, eene leening
van 140 millioenen, tot aflossing der Rijks-schuld, zijne goedkeuring zou
kunnen hechten, indien het ontwerp daartoe eenigzins meer in overeenstem
ming met de gemaakte bedenkingen werd gebragt; terwijl men her tweede
deel, het in handen stellen van het Amortisatie-Sijndicaat van zoo grootc
sommen, zelfs bij vooruitbetaling minder raadzaam beschouwde.
De voorgedragene tienjarige begrooting heeft in de meeste afdeelingen
weinig bijval gevonden, ja men heeft zelfs op hare intrekking aangedrongen.
Men was van oordeel, dat zoo lang de tegenwoordige staatkundige omstan
digheden voortduurden, men geene begrooting voor tien jaren kon en mogt
daarstellen, en dat, wel verre dat men door de aanneming derzelve meer tot
dé grondwettelijke bepalingen zou toenaderen, men, integendeel, al meer en
meer van dezelve zou afwijken. De begrooting voor 1836, welke meh voor
gesteld heeft om voor tien jaren te doen werken, was slechts schoorvoetende,
voor den tijd van een jaar, aangenomen, en eene bestendiging derzelve was
'onaannemelijk. De splitsing van gewoon en buitengewoon, zoodanig als zij
was voorgedragen, was, naar men meende, geenszins in den geest der grond
wet. Als een tusschenweg, werd door eenige leden voorgedragen, om de
begrooting slechts voor drie jaren (1837, 1838 en 1839) vast te stellen,
zijnde de nog overige tijd van het tienjarig tijdvak, hetwelk met 1830 is
aangevangen, doch ten gevolge der gebeurtenissen in Belgie is verbroken,
maar wezenlijk nog bestaat. Wijders vond men het doelmatiger, dat men
de voordeelige uitkomsten van den Oost jaarlijks op de begrooting zoude doen
voorkomen, dan tot zulke groöte maatregelen over te gaan, waarvan de uit
slag niet was te voorzien, en die bij eene mislukking verderfelijk konden
worden.
Wat eindelijk betreft het ontwerp der Belgische rente-betaling, beeft men
inlichtingen omtrent den staat der politieke omstandigheden verlangd, cn den
wensch, op het zoo spoedig mogelijk treffen eener eindschikking, met ernst
herhaald. Velen konden, om de door hen reeds dikwerf voomitgezetten
gronden, de betaling niet bewilligen, doch anderen konden ook thans hunne
goedkeuring er niet aan hechten, omdat daarvoor thans eene vereeniging van
de Oost-Indische schuld met het Belgisch aandeel inde Nederlandsche schuld
zoude voortspruiten, en het welligt mogelijk ware, datBelgieden Oost niet
als zijn schnldeischer zou willen aanmerken. Eindelijk zag men de reden
niet in, waarom men van de gewoonte, om slechts voor de halfjarige renten
te zorgen, was afgeweken.
Met belangstelling ziet men thans uit, naar bet hetgeen door de Rege-
ring, ten gevolge dezer bedenkingen, mogt besloten en voorgesteld worden,
dat men de ontwerpen wijzigen zal, is te voorzien, doch eene geheele om
werking van dezelve, kan men bezwaarlijk verwachten, omdat alsdan het
verband, hetwelk tusschen de vier voorgedragene wets-ontwerpen bestaat,
zoude worden verbroken.
Volgens sedert eenige dagen in omloop zijnde geruchten, zonde de
Regering voornemens zijn, om de aan de Staten-Generaal voorgedragene
tienjarige begrooting in eene driejarige te wijzigen.
Uit Amsterdam meldt men van den 23sten dezer:
Naar. wij vernemen, hebben de bestuurderen van de te dezer stede geves
tigde afdeeüng der Maatschappij: Tot Bevordering der Toonkunst, zich tot
Zijne Maj. den' Koning gerigt, met verzoek, dat het Zijne Maj. behagen
moge, het aanstaande ihuzijkfeest met Hoogstdeszelfs tegenwoordigheid op
re luisteren, in welk verzoek van wege Zijne Maj. zoude bewilligd zijn;
zoodat onze stad zich omstreeks het einde van April, waarschijnlijk niet
een bezoek van het Koninglijk gezin zal vereerd zien.
In de oude Luchersche kerk alhier, is door den Voorzitter der Curato
ren voor de stads armscholen gisteren een openbaar verslag gedaan, wegens
den staat dier scholen. Uit hetzelve bleek, dat gemiddeld 4,200 kinderen en
der winters avond nog daarenboven 1006 kinderen onderwijs kregen. I11 het
algeloopen jaar hadden 1100 kindereu het school veriaten4000 hadden zich
nog tot onderwijs aangemeld. Daar er geene genoegzame lokalen teodieu einde
bestonden, zoo heeft de Regering de gewezen Walsche kerk tot gebruik toe
gestaan. Na het verslag maakt de spreker melding van eene gift eens onbe
kende, waardoor aan 8 jongelingen édn jaar na het verlaten van het school,
in eene goede betrekking geplaatst zijnde en wel oppassende, een zilver
zakuurwerken aan 6 meisjes een geschenk in zilver zou gegeven worden.
Uit Rotterdam meldt men van 23 Maart:
Heden nacht, omtrent half drie ure, ontstond alhier brand in een locaal
aan het Vasteland, dat inzonderheid tot vervaardiging en bewaring van kis.
ten voor den handel diende en waarin ook eene groote hoeveelheid dop lag
opgeslagen. De brand nam zoo snel toe, dat niet slechts dit pand binnen
korten tijd geheel vernield is, maar ook de belendende l'raaijevoor weinige
jaren gestichte stads-school geheel onbruikbaar is geworden, terwijl de wo.
ning van den Onderwijzer en eenige aangrenzende kleine huisjes in de Baan
beduidende schade hebben geleden. De ijver bij de blussching en de orde,
die te midden van deze ramp bewaard is, worden algemeen geroemd.
AMERIKA.
In een aan de Amerikaansche wetgeving voorgedragen wet, omtrent bet
duel, welker aanneming men verwachten kan, vindt men de volgende be.
palingen
Ingeval dat iemand in een duel gedood mogt wordenzullen de schuldeischers
van den overledene hetzelfde verhaal op den overgeblevene hebbenals zij
op den schuldenaar hadden, omdat bet door de schuld des overgeblevene is,
dat zij van liet voordeel van hun crediet zijn beroofd geworden. Hij zal
insgelijks vcrpligt zijn in de behoefte van liet gezin van den overledene te
voorzien.
Indien een van de vechtende zoodanig gewond is, dat bij niet meer in
zijne behoefte noch in die van zijn gezin kan voorzienzal de oudste der
kinderen of een ander bloedverwant van den gewonde tegen den verwonder
eene actie voor kosten en schaden openen. Indien de oudste der kinderen
ot een ander bloedverwant een jaar laat voorbijgaan, zonder dat regt uit te
oefenen, zal de volgende in jaren eeti tweede jaar tiid hebben, 0111 bet te
doen; en hetzelfde regt zal bij vervolg tot al de bloedverwanten overgaan.
'-IlilfiVHHar ron cve>\rnl <ra »r«»» J? -C.-1 j._
een van de strijders niet meer in staat zaï zijnom zijne schulden te beta
len zullea dezelve, even als in geval van sterven, te'n laste komen van hem
dooi wiens toedoen het kwaad geschied is.
De verzekering van den stervende zal een genoegzaam en wettig getuige
nis zijn, ten aanzien van het bedrag en den aard zijnen schulden. Het getui
genis van zijne seconde zal genoegzaam zijn om die verklaring te wettigen
zelfs indien die seconde het regt verloren had om in ieder andere zaak van
eenen verschillenden aard te getuigen.
SPANJE.
Berigten over Parijs van den 20 Maart,
Men leest in het Journal de Paris:
Eene telegraphiéclie depêche van Narbonhe meldt, dat der. 6 Maart té
Valencia onlusten zijn uitgeuroken. De Kapitein-Generaal Caratelia was
gedwongen geworden door de nationale garde de stad en zijn bevelhcbbeis-
schap te verlaten. Hij moest door Men'dez-Figo vervangen worden.
Omtrent deze onlusten wordt door het Spaanscbe dagblad de ,1beja
medegedeeld, dat dezelve ontstaan waren omdat Caratelia de troepen tegen
den in de nabuurschap zich bevindende Cabrera niet had willen laren uit-
marscherenen daarop eene proclamatie had uitgevaardigd, dat zoodra de
bevolking zich onrustig gedroeg, hij de kanonnen van het kasteel tegen de stad
zon laten spelen. Het volk en de nationale garden hadden zich daarop ver
zameld, en de burgerlijke Gouverneur was naar het kasteel toegezonden,
om Caratelia den toestand der stad te berigten. Deze had daarop de stad
verlaten én de onlusten waren gestild geworden, nadat nog eenige gevan
genen in vrijheid gesteld waren.
Het Journal de Paris bevat nog
Een aanval van de factieusen is den I4den te Berga afgeslagenzij heb.
hen een groot aantal gektvesten en döoden'gehad en hebben zich op Prat dé
Llusanes teruggetrokken, waar de Kolonel rlspiroz zich den ijdeu, met
4000 Christinos beeft heen begeven, om ben aan te vallen.
Mina was den iiden te Tarragone, den i4den aan den kant van Cervera.
De Gazette de Madrid van den loden deelt een Koninglijk besluit tot
afschaffing van alle kloosters mede, waarvan het begin dus lnidt:
Overwegendedat de afschaffing der kloosters en abdijen noodzakeliik
is, zoo wegens hooge re lenen van Staat, als in belang der personen, die
tot de daarin aanwezige geesteliike vereenigingen behooren of behoord hebben
Overwegende dat een ontelbaar getal huisgezinnen bij de verbetering van
het lot der schuldeischers van den Staat belang hebben; dat daardoor de al.
gemeene welvaart zal worden bevorderd; en dat liet hoog bedrag derStaats.
schuld krachtige en afdoende maatregelen vereischtvan dien aard, dat daar.
door de lasten onzer volken niet verzwaard, en dat de hulpbronnen voor
dezen binnenlandschen oorlog niet verminderd worden;
Overwegende eindelijk, dat de beginselen eener stipte regtvaardigbeid,
mij, na over de goederen, inkomsten en regten der geestelijke gestichten
van beiderlei kunnen te hebben beschikt, de verpligting opleggen, om aan
alle de kloosterlingen een eerlijk bestaan te bezorgen, in overeenkomst met
de godsdienstige gevoelens eener Katholijke narie;
Zoo heb ik. den Raad van Ministers gehoord, in naam mijner Doorluch.
tige Dochter Isabella II beslotenenz.
Vervolgens bepaalt dit besluit, dat alle mannen-kloosters in het Koning,
rijk. de 'naburige eilanden en de bezittingen in Afrika, zonder onderscheid