A0. 183(5.
LEYDSCSIE
WOENSDAG
Mir",
tf m
a
r -f™r.-^,v_'irr-. ;-
V.-J fJ&)$C& -
kUZ\ - •-■: .*-■
'<&l?£3£j
r "tir»
n EW00.V
xs
C O SJ R A N T.
DEN 6 ten JANUARIJ.
NOTIFICATIE.
NATIONALE MILITIE.
Ligting van liet Jaar 1836. Oproeping tot de Inschrijving.
Burgemeester en Wethouders der Stad Ley-den, gezien hebbende art. 51 52,
53» 5657, 60 tot 68, en 166 der wet van den 8 January 1817, alsmede art. 5 der yvet
van 'den 27 April 1820, brengen bij deze ter keniiisse van de Ingezetenen dezer Stad,
alsmede van hun, die vroeger onder de Gemeente Oegstgeest,Leyderdorp en Soeterwoude
woonachtig zijn geweest, dochvolgens de laatstelijk opgenoniene grensscheiding, tot
het gebied dezer Stad zijn overgegaan, dat de inschrijving voor de ligting der Nationale
Militie, van dit Jaar, geschieden moet van de zoodanigen, welke geboren zijn in het
Jaar 1817.
Dat alle Ingezetenen zonder onderscheid, welke redenen tot vrijstelling van den dienst
zij ook zouden mogen hebben, en ot'zij zich tegenwoordig of at'wezend of in Vrij wil
lige Schuttertjke of Militaire dienst bevinden, verpligt zijn zich te doen inschrijven
dat Ouders, Voogden of Bloedverwanten, in dezen voor hunne naastbestaanden of pupil
len, mitsgaders Regenten van publieke Gestichten, voor de onder hun beheer staanden
de belangen moeien behartigen, door de bij de wet gevorde opgave te doen, en daarvoor
verantwoordelijk zijn.
Dar onder de In ^ezetenen ten dezen ook worden gerekend de Vreemdelingendie den
zetel van hun vermogen of hun verblijf, in liet Koningrijk komen vestigen; alzoo zij,
even als de Inboorlingen, verpligt zijn mede te werken tot de gemeenschappelijke ver
dediging van den Staat, welke hun veiligheid en bescherming verleent.
E11 roepen dien ten gevolge op, alle de in dc termen vallende ingezetenen, om te com
pareren in één der vertrekken van het Raadhuis:
Op Maandagden 11 January 1836, des voor middags van 10 tot 1 aren
dc bewoners van Wijk I en II, en die van het bui ten-territoir der Stad.
Op Dings dagden in January 1836, des voormiddags van 10 tot 1 uren
de bewoners van Wijk ill en IV.
Op Woensdag, den 13 Januarij 1836, des voormiddags van 10 tot 1 uren,
de bewoners van Wijk V en.Vt.
En op Donderdag, den 14 Januarij 1836, des voormiddags van 10 tot 1 uren
w de bewoners van Wijk VII en VI11.
Vermanende Burgemeester en Wethouders voornoemd, wel expresselijk de belangheb
benden, zich, door getrouwelijk op te komen, vrij te waren tegen dc nadeelige gevol
gen, welke uit nalatigheid in deze onvermijdelijk zouden voorcvloeijende boven opgc-
gevene tijdsbepaling in het oog te houdenen bij de inschrijving zich' te voorzien van
hunne geboorte-acte, alsmede schriftelijk op te geven hunne woonplaats, en-het wijk en
nummer hunner huizen; ten einde hierdoor voor te komen de onaangenaamheden, welke
voor de ingeschrevenen volgen moeten uit eene verkeerde spelling van den naamof een
abuis in dc opgave.der woonplaats, waardoor dikwijls de ingeschrevenen te vergeefs wor
den gezocht bij oproepingenwelke voor hun wezenlijk belang gedaan worden. Zei
lende er, van lieden af, ter Secretary gevaceerd worden ter afgifte der 1 .eboorte-Acten
voor diegenen, welke binnen deze Stad zijn geboren, 's mor.ens van 10 tot 1 uren.
Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den 4 januarij 1836.
J. G. de Mey.
Ter ordonnantie 'van dezelve
P. A. du Pui.
NEDERLANDEN.
Leyden den 5den Januarij.
Naar wij vernemen, zullen er twee deelen Leerredenen, bevattende
24 Predikatiën, van onzen afttescorven Leeraar L. Egei.ing, door liem-
zelven voor zijn overlijden voor den druk bestemd, bij den Boekhande
laar C. C. van der Hoek, binnen kort in het licht komen.
Door Zijne Maj. den Koning is benoemd tot gewoon Hoogleeraar in de
Faculteit der Bespiegelende Wijsbegeerte en Letteren aan de Hoogeschool
te Groningen, en tot Bibliothecaris bij die Akademie, in plaats van wijlen
den Hoogleeraar J. R. van Eerdede heer P. van Limburg Brouwer, thans,
als buitengewoon Hoogleeraar, aan gemelde Hoogeschool toegevoegd.
Bij Koninglijk besluit van den n December jl. zijn eenige nadere be-
pa'ingen vastgesteld aangaande de kerkelijke aangelegenheden van de Christe
lijke Gemeenten in de Nederlandsche Oost-Indische bezittingen. Bij het-
zelve wordt vastgestelddat de Protestanten in Nederlands-Indie voortaan
maar één Kerkgenootschap zullen vormen; en dat dienvolgens de Hervormde
en Luthersche Gemeenten te Batavia zullen worden vereenigdten ware
tegen dezen maatregel, bij het Indisch Bestuur, door de betrokkene Kerkge
nootschappen, of door een derzelve, zoodanige bezwaren mogten worden
ingebragt als dat Bestuur raadzaam zonde oordeelen aan den Koning te onder
werpen voor en aleer tot de bedoelde vereeniging mogt worden overgegaan.
Er zullen zeven geordende Leeraars van de eerste klasse bij dat Kerkge
nootschap in bediening zijnalsmede zeven van de tweede klasse en twee
van de derde klasse. Deze Predikanten zullen zijn verdeeld en geplaatst als
volgt: Vier Predikanten van de eerste klasse te Batavia, te weten een voor
de Maleidsche en drie voor de Hollandsche taal, waaronder een, die steeds
uit de Leeraars van het Evangelisch Luthersch Kerkgenootschap zal moeten
genomen worden; een Predikant van de eerste en een van de tweede klasse,
te Samarang met Soerakarta; een van de eerste en een van de tweede klasse
te Soerabaya met Sumanop een van de eerste en een van de tweede klasse,
te Amboina een van de tweedeklasse, op Bandaeen van de tweede klasse
te Ternate met Menado; een van de tweede klasse, te Macasser; een van
de tweede klasse, te Padang; voorts twee van de derde klasse, aan welke
geene vaste standplaats zal zijn aangewezen, en die tot tijdelijke hulp van
vaste Leeraars, of naar plaatsen waar zich geene vaste Leeraars bevinden,
of bij belangrijke verzamelingen van troepen, voor langeren of korteren tijd,
zullen worden gezonden, en dus voornamelijk tot reizen zullen zijn bestemd;
zullende de Protestantsche dienst op Timor en Riouw steeds aan de zorgvan
Zendelingen toebetrouwd blijven. Er zal, voor zoo verre daartegen geene
gewigtige consideratien bij het Indisch bestuur bestaan mogten, welke in dat
geval aan den Koning zullen worden onderworpen, een hooger kerk-bestuur
over de onderscheidene Protestantsche gemeenten in Indie worden daargesteld,
hetgeen te Batavia zal zijn gevestigd, geplaatst onder den invloed van het
Indisch bestuur, en in verband staande met de hier te lande gevestigde Com
missie tot de zaken der Protestantsche kerken in Indie. Hetzelve zal gesteld
zijn order de leiding van een daartoe benoemd lid van het Indisch bestuur als
President, en van eenen der Predikanten te Batavia, als Vice-President, en
voorts tot leden of assessoren hebben de andere Predikanten van Batavia en
drie Notabelen of Ouderlingen genomen uit de Kerkeraden van de gemeenten
dier hoofdstad. De nadere bepalingen omtrent de raagt en werkzaamheden
van dat hooger kerk-bestuur, zoowel als de instructien van hetzelve vast te
•tellen, zullen door den Minister van Koloniën, na raadpleging mee het de
partement voor de zaken van de Hervormde Kerk en het Indisch bestuur, in
tijd en wijle aan den Koning voorgedragen worden. Zoo lang die niet door
den Koning bepaaldelijk zullen zijn vastgesteld, zal alles ten dezen opzigte
op den thans bestaanden voet blijven voortgaan.
De Geestelijken bij de Roomsch-Katholijke Gemeente zullen, naargelang
van omstandigheden, zijn van de eerste, tweede of derde klasse. Van de
eerste klasse zullen er in bediening zijn drie, die den naam van Pastoors zul
len dragen, van de tweede klasse een, met den naam van onder-Pastoor; en
van de derde klasse twee, die Kapelaans zullen genoemd worden, te weten:
te Batavia een Pastoor en onder Pastoor; te Samarang een Pastoor; te Soe-
rabaiia een Pastoor, en voorts twee Kapelaans om, hetzij tot hulp der Pasto
ren van de vaste standplaats, hetzij daar waar geene vaste Pastoors zijn ge
vestigd, of bij de belangrijke verzamelingen van troepen, naar geiaug van
omkanu'igheden, en ter nadere bepalingen van het Indisch bestuur, voor lan-
gerc.t of kor eren tijd, te worden bestemd; behoudende Z. M. zich vooi om
in tijd en wijle, wanneer het Indisch bestuur daaromtrent bepaaldelijk van
consideratien en advies zal hebben gediend, in overweging te. nemen of en
in hoe verre het mogt noodig zijn om het voorloopig toegestane getal van de
Kapelans nog eenigzins te vermeerderen.
Hij een Koninglijk besluit is vasrgesteld, dat de termijn tot instand
houding der Lands-Drukkerijbinnen 's Gravenhage gevestigd, tot ultimo
Maart 'aanstaande zal zijn verlengd.
Bij een ander besluit is bepaald, dat aan de officieren bij de afdeeiing
Grenadiers en bij het bacaillon jagers; in de Residentie garnizoen houdende,
ter tegemoetkoming in de meerdere uitgaven, door de duurte van het ver
blijf aldaar veroorzaakt, over 1836 zal worden uitbetaald 300 voor de
Hoofd-Officieren van alle rangen, en. 200 voor de Kapiteins en de iste
en 2de Luitenants.
Men verneemt, dat het Zijne Maj. behaagd heeft, aan den Fransclien
visscher G. Rousselot, die zich, benevens vijftien onderhebbende manschap
pen, bij de redding van het scheepsvolk van het in November 1835, nabij
Ramsgate gezonken Nederlandsch koopvaardijschip Titia, Kapt. J. J. Zei-
ling, bijzonder loffelijk heeft gedragen, eene schadevergoeding van 300,
wegens bij die gelegenheid geledene verliezen, te verleenen; terwijl daar
enboven aan ieder der manschappen, tot belooning van hun menschlievend
gedrag, eene geldelijke belooning van 10, benevens een vereerend getuig
schrift, is toegekend; aan gemelden visscher G. Rousselot is nog bovendien
een zilveren gedenkpenning toegewezen, welke van 's Konings beeldtenis
is voorzien en een toepasselijk opschrift voert.
Sedert de laatst gedane bekendmaking zijn door de belanghebbenden
geligt de navolgende door Z. M. verleende octrooijen:
Een octrooi 111 dato 28 Augustus 1835, tot 31 Augustus 1843, verleend
aan IV. Smith, woonachtig te Londen, domicilium gekozen hebbende bij
Mr. A. M. C. van Hall, Advokaat te Amsterdam, op de invoering in dit
Rijk, van zekere verbeteringen in de zamenstelling der stoomwerktuigen.
Een octrooi in dato 6 September 1833, voor den tijd van tien jaren, ver-
leend aan A. D. Koch, te Oude Pekel-A, op de uitvinding van verbeteide
strijkijzers en van gegoten metalen kousen voor de zeilen, op schepen.
Éen octrooi in dato 10 September 1835, voor den tijd van vijf jaren, ver
leerd aan John Dixon, te Enschede, op de uitvinding van eene nieuwe we-
verspoel.
Een octrooi in dato 5 October 1835, voor den tijd van vijfjaren, ver
leend aan .7. van Geuns, te Haarlem, op de uitvinding van het vervaardigen
van de navolgende voorwerpen van gom-elastickals: luchtballons, pia'cen
van veerkrachtige gom en daaruit vervaardigde voorwerpen, als poppen tot
kinder-speelgoed, biljardbanden, buizen en luterringen tot scheikundig ge
bruik, lucht- en waterdigte stoffen en daaruit vervaardigde voorwerpen, als
waterdigt beddentijk, lticht- en waterdigte bedden en kussens, waterdigt be
hangsel-doekwaterdigte kleederen, jagtflesschenzwemgordelsbrieven
malen voor zeevarenden ter beveiliging van kostbaarheden en papieren tegen
het indringen van het zeewater, alsmede in het algemeen van het toeberei
den en brengen van de opgeloste gom-elastiek tot den staat van platen
lucht— en waterdigte stoffen, om a's grondstof tot het vervaardigen van voor
werpen te kunnen worden gebezigd; benevens op de uitvinding van een werk
tuig tot vervaardiging der opgemelde lucht- en waterdigte stoffen.
Een octrooi in dato 6 October 1835 voor den tijd van tien jaren, verleend
aan F. Nidier en F. Droinctte Rheims, domicilium gekozen hebbende bij
den heer Verboom, te 's Gravenhageop de uitvoering, en verbetering van
eene nieuwe wiize om waterstof-gaztor vei lichting geschikt, voort te bren
gen, en de toestellen tot het bereiden, vervoeren en gebruiken van hetzelve
te vervaardigen.
Een octrooi in da'o 7 October 1835, voor den var vijftien jaren, ver
leend aan II. Ewbankte Londen, domicilium gekozen hebbende bij Mr.
A. M. C van Hall, Advokaat te Amsterdam, op de invoering van verbeterde
werktuigen tot het vervaardigen van spijkers, klinknagels en hoefnagels.
Een octrooi in dato 8 October 1835, voor den tijd van tien jaren, verleend
aan Romsée, te Flëron in de provincie Luik, domicilium gekozen heb
bende hij den solliciteur Schrantce 'Gravenhage, op de invoering van het
vervaardigen van touwwerk en weefsels, zameugesteld uit Aloë en andere
door hem opgenoemde planten, het zij enkel, het zij vereenigd met andere
stoffen.
Naar men verneemt,zal de haven van Bruinisse eerlang merkelijk
worden vergroot en hersteld.
De wetten tot vaststelling der begroocing en der middelen tot dekking
van de uitgaven over 1836, benevens de wet van den 29 December 1835,
ter bevordering der belangen van den landbouwworden in de Staatscourant
van den 4den dezer bekend gemaakt.
In dezelve leest men nog omtrent den stand onzer rivieren, onder dagtee-
kening van den 2den, het volgende:
Volgens de heden ingekomen berigten, begon zich op de Nederlandsche
boven-rivieren, zoo ais ook bij Arnhem, weder drijfijs te vertoonen. Te
Vreeswijk was de rivier weder geheel digt gevrozen en was de passage
moeijeiijk.
Ook te Gorinchem was weder drijfijs, hetwelk langzaam vermeerderde
met zeer weinig stroom.
In den mond vqn den IJssel te Westervoort was mede zeer veel drijfijs
en men- zag a'daar het digtzetten te gemoet. Op de Maas was de stand
dezelfdedoch ook' te Grave weder meer ijs.
Overal op onze rivieren is de waterstand laag.
Uit Grave meldt men, van den 2den,dat sedert den vorigen dag de Man
voor die stad weder te voet gepasseerd werd.
En in die van den yden dezer, treft men hierover het volgende aan:
Volgens de heden omvangen berigten waren de boven-Rhijn en Waal den