Ten vlerdl onderzofkt d; Mit:is:ef óf liet prohibitief stelsel net de belan gen des handels kan woiden overeengebragt. De Minister scemt daaromtrent toe, dat verbodstelsels doodelijk zijn voor den handel; doch gelooft-, dat de- fegtvaardigheid veroorlooft daarvan in eenige mate af te wijken,, wanneer de Omstandigheden zulks vorderen. Geen stelsel van prohibitie, geene verbod- systéraa's, hebben de-Regering tot het doen van het voorstel geleid, maar zij heeft gedaan, wat ónze voorvaderen bok hebben gedaan; zij heeft een ontwerp aangeboden, welks oogmerk is bescherming en ondersteuning.te vér- leenen aan een' ieder, waarvan zij zonder kwetsing van andere en hoogere belangen konden gegeven worden. De Regering haat elk stejsel vgn prohi bitie; zij verzaakt ze; maar haar piigt brengt mede, den hulpbehoevende te ondersteunen en te gembet te komen. Ten vijfde gaat de Minister 11auit welke gezigtspunten de wet moet worden beschouwd? Hij gelooft, dat de stelling, dat de landbouw kwijnt, algemeen toegegeven isdat in de Kamer zelve sints geruimen tijd op on dersteuningen en bescherming van denzelv'en is aangedrongenen dat er mitsdien alleen overblijft te onderzoeken of er een bster middeltot be- scherming van den landbouw, zon kunnen worden aangewend. Daartoe zijn aangegeven: i°. een vast regtdoch hetzelve Worde door den hindel ais verderfelijk beschouwd, en alle speculatie gaat daardoor ook verloren; 2°. eene vermindering van lasten, doch al kon men den landbouw de ge- heele grondbelastingen ten gesténke geven, dan zou dezelve zich daardoor nog geenszins laten paaijenen die' geheele vermindering zou ook slechts op 25 ctn. per mudde tarwe nederkomenwelke geenszins met den nood des akkerbouwszou overeenkomen 30. pretnien te verieenen tot aanmoe. diging van den cultuur van inlandscli graan en het belasten van het vreemde graan bij het gebruik. Maar dit kan geen plaats hebben, omdat hec onrnöJ gelijk, geacht wordt het bihnenlandsch van het buitenlandsch graan te onder scheiden. Ware dit het geval niet geweestde wet ware niet voorgedra gen geworden. Alleen bij gebrek van eenig ander middel, is de Regering derhalve tot de voordrage van dit ontwerp overgegaanwaarbij voorzien werd het geval eener mogelijke"hoogte en laagte dér prijzen ;*hetweik een waarborg bevat tegen eene te groote opvoering van den landbouw en den stand; en dat tevens de magt in handen doet houden, 0111 zoo te dragen, dat de eerste levensbehoefte voorden schamele arme niet te hoog in prijs stijge. Ten zesde onderzocht de Minister, welke de gevolgen der wet zullen zijn. Hij meent dat de handel daarvan geene gevolgen te voorzien heeft, immers wanneer men het derwijze verstaat, dat dezelve van allen 1100de- l'óozen last worde ontslagen. Om te bewijzendat de vrije graanhandel geene voordeelen heeft opgeleverdbrengt de Minister bij, dac in 1832, toen er in Frankrijk en Portugal groote behoefte ontstond, en er in eerst- gcméld Rijk 140,000 last graan werd ingevoerd, ons land tot dien invoer niets heeft bijgedragen. De tegenwoordige Wet zal den handel niet bemoei- jelijken. Er zal toCh vrije in- eri uitvoer, Zonder eenig toezigc of zonder eenige belemmering plaats hebben. Bovendien gééft de Minister de ver zekering, dac de wet van 1828, omtrent de entrepócs, in haar geheel ge handhaafd, in volle werkirfg en kracht is en blijft. Zij strekt ten waarborg eener betamelijke vrijheid van dpn handel, welke onze voorzaten, wat den graanhandel betreftschier nooit gekend hebben. Wat de fabrijken betrefc, behalve van de branderijenschijnt de wet geene kiagt van eenig ajnbe- j lang, van dien kant ontmoet te hebben. In hec breede ontvouwt de Mi- j nister', dat het .eéne verkeerde stelling der branders was, er op te staan, j dat de premieaan hen verleend wordendezou worden berekend naar den laagsten stand van de schaal van regtenbetgeen de Regering niet heeft gemeend te kunnen, nóch te mogen doen, én dit te minder, omdat men in derr laatsteu rijd meer handel van het gefabriceerd wordend object heeft gemeend te kunnen bespeuren. De scheepvaart heeft in 1830 op hoogere fegten aangedrongen en dit'ligt ook in den aard der zake, onidac de sche pen, die met de nationale vlag het graan in de entrepóts voeren, ook het regt hebben om eene premie van fi te vorderen, hetwelk men niet zal willen wegwerpen. Wat den landbouw betreftgeene redeneringen maar daadzaken doen hier alles af. In Mei 1834 stonden de prijzen te Amster dam en Antwerpen gelijk; in JVTei 1835, een jaar later, waren de prijzen te Amsterdam met 50- centen gedaalden in Antwerpen f 1.50 gerezen. Dit verschil tier prijzen is van 2.00 tot op f 3.00 gestegen. De Minister vraagcwelke reden tot dit verschil heefc kunnen bestaan, te meer wan neer men daarbij in overweging neemt, dat óns land een land van consum- tie is; dac aldaar lage-entrepoi-régten bestaan; dat de kosten van vervoer goedkoop en de geldschieters er menigvuldig zijn; en dat desniettegenstaande de graanprijzen hier het laagste van ge.heef Europa staan. Is de oorzaak' daarvan dan niet geheel te zoeken in het gemis aan eenige, elders vastge stelde wettelijke bepalingen. Wat de schamele gemeente aangaat, deelt Z. Exc. geenszins in de vrees, dat, ten gevolge dezer wet, de eerste levensbehoefte zoo zeer in prijs stijgen zalhetgeen toch éen maatregel tegen ons zeiven zijn zoude. Hoe het zij, in de wet is het middel begre pen om die schamele gemeente tegen te hooge opvoering der prijzen te beveiligen, Ten zevende, wat de bijzondere bedenkingen betreft, tegen het ontwerp gemaakt, zegt Z. Exc.; i°.dac hij geenszins dé vrees deelc, dat het gevolg daarvan beperkende maatregelen zijn zaldat dit toch te zeer met de regr- vaardigheid in strijd zoude zijn; dat het hier immers eene louter huishou delijke zaak betreft, én men niet beter doen kan, dan het voorbeeld onzer Duitsche naburen te volgenhetwelk onzer nationale producten bii den in voer bezwaard heeft, als de boter met 16 pCc.de kaas met 33 pCt.tabak jo tot 70 pCt-, suiker 50 tot- 75, en koffij 30 pCc. Ook in Pruissen zelfs is het graan bij den invoer zwaar belast-; 2°.dac bij den accijns op liet ge-, maal het gewigt ten grondslag strekken moet, maar bij den handel kan al leen de maat in aanmerking kómen, daar dezélve overal in gebruik is; 30.dat, blijkens de eigendoms-overgangen van de landerijen, gedurende de laatste jaren,- wel eenige landen, ten gevolge van bijzondere oorzaken, in waarde gestegen zijn, doch dat in alle achterdeelen van gewesteff de prijs van de land-eigëndommen gedaald zijn; térwijl het eene volstrekte óliwaar- heid is, dat de prijs derzelve verhoogd geworden is; 4'. dat, om aan te toonen, dat de wét geenszins de groote landbezitters, maar wel de gebrui kers der eigendommen beschermthij de evenredigheid mede'd'eeltwelke er tusschcn de -bezitters en de pachters van graaiVlanden bestaat, waaruit blijkt, dat kunnen beschouwd worden in éigen gebruik te zijn, en l in pacht. Het is nu we! voornamelijk voor die der brave bevolking van Nederland, dat de wét wordt daargesteld, en men trachten zal hen, tér. gevolge der wet, als waardige burgers van den Staat te behouden; 5°.dat, wat de fraude aangaat, dé Minister niet ontkent, dat de-zelve plaats heeft; dac echter in de wet het middel gelegen is, om dezelve krachtig tegen te gaan;, dat de adminiscratie zich sterk maakt dezelve, bij de aanneming der wet, beduidend te weren; doch., dat het graan geenszins het voorwerp is, hetwelk den smokkelaar, wegens het daaruit voor hem te ontstane voor. deelen, lokken kan; daar hij, bij fraudering van 75-pond graan, slechts f20 wint, en bij 75 pond zijden stoffen f 30c; <5°. dat, wat den wensch betreftdat de uitgaande regten op boter en kaas geheel zouden worden Ingetrokken, de Regering daarop het oog gevestigd blijft houden, en mén de uitbreiding van de proevewélke -thans genomen wordt,'aap den tijd en de voorzigcigheid behóórt 'over te laten; 7'.dat, wat aanbelangt de terug werkende-kracht., aan de wet gegeven, door dh bepaling'van derzelver vaststeifing'lé rekenen van i Décethbér-dezes jaars het bezwaar veel ver zacht is; dat de noodzakelijkheid echter geboden had in Sept; jl. een be sluis dienaangaande te nemen, omdat mei) kcuuis-dtoef der hoeveelheid graan f .^weflte zich .to de Ëngeische' entrepots, ten bedrage van 05,600 last, be vond dat indien deze omzettende massagedurende de beraadslagingen over dit óntwérp had kunnen worden in;evoerd, dan hét bestaande kwaad nog zeer zou Zijn verergerd; dat dr.n de landbouw voor eenige jaren onher stelbaar verloren zou zijn geweest; dat, hoezeer de Regering geen stelsel van terugwerkende kracht, aan wetten in het algemeen wilde geven, zij, zoo wel als elk ander bestuur daartoe ongemerkt, ten gévolge van den loop der omstandigheden, in bijzondere gevallen verpligt wordt; dat de aanpeil van accijnsen hém veel erger toeschijnt; dat dan toch de detaillanc of de handelaar verpligt, wordt accijns te betalen wegens goederen, die zij onder eene vroegere wetgeving hadden ingeslagen, dat dit echter geenszins bij déze wet hêt geéai is, dat alles vrij in en uitgevoerd wordt; dac alleen Wanneer „hgt...graan in consumtie gebragc wordt, hetzelve ten behoeve van dén Nédeilandscheii landbouw, met een inkomend regt bêzwaard wordt;dat de beroemdste regtsgeleerden altijd van meening geweesc zijn, dat de wec- gever gemagtigd is, om, in bijzondere gevallen, aan de wet eene terug werkende kracht te geven, doch dat dit ten aanzien van straffen, door den regeer vast te stellen, geheel vetboden is; en dat zelfs de Romeinsciie wet geving vele voórbeeldén daarvan oplevert. Ten slotte zeide de Minister, dat hij zich vooral tot eene beschouwing der zaak, uic een Staathuishoudkundig oogpunt, bepaald heeft, evenzeer als tot hetgeen met de materiele krachten der natie in eenige betrekking staat dat hij zich echter verpligt heefc geoordeeld deze zaak ook uil het oogpunt der zedelijke krachten der natje te beschouwen datuit dat oogpunt be zien, hg wensehte, dat de wet mee meerdere eenstemmigheid moge worden aangenomen dat men bij derzelver overweging bedenken moet, dat hec gelukkig tijdstip nog niet gekomen is, dat de handél zijne schatten en dè landbouw deszelts armen niet meer behoeven te leenen ter verdediging yan het Vaderland; dat men niet vergeten moet het oogenblikwaarin ivijleven j dat men in het oog moet houden, dat de toekomst van ons Rijk nog mee eèn donkeren sluijér is bedekt; dat alleen eendragc en welwillendheid hec Vaderland behouden kan; en dat alles aangewend moet worden, hetwelk, bij het behoud van deszelfs materiele welvaart, ook tot verzekering van deszelfs zedelijke welvaart strekken kan, Hij eindigt niet te verklaien tiiec beter te kunnen besluiten, dan met de herhaling der woortjep, geplaatst aan het slot zijner aanspraak, waarbij hij de financiële voordragten aan de.Kamer heeft onderworpen, welke hier op nederkoinc, dac alles doel is, het heil des Vaderlands. Aan de Eerste Kamer is thans de beslissing van dit gewigcig vraagstuk- overgelaten, welke den 2Ósten dezer is vergaderd geweesc. In derzelve zitting is ingekomen hec ontwerp van wet cot bevordering der belangen van den landbouw. Morgen Maandag zal dezelve beraadslagen over het ontwerp van wet, betrekkelijk de ligting der Nationale Milirie in 1836; cerwijl de zelve zich waarschijnlijk aanstaanden Dingsdag met hec ontwerp der graan wet zal bezig houden. Men verneemt, dat het Zijne Maj. behaagd heeft, den 2den Luitenant bij de 7de afdeeling infanterie, L. Guiljam, op het daartoe door hem gedaan verzoek, een eervol ontslag uit de dienst te verieenen. Wijders verneemt men,, dat het Zijne Maj. evenzeer behaagd heeft, den fleer Dr. F. J. Mone, vóór den Belgischen opstand Hoogleeraar te Leuven, en die thans te Carlsmhe woonachtig is, eervol ontslag uit zijne betrekking te verieenen, en hem tevens te benoemen tot Ridder der orde van den Ne- derlandschen Leeuw. Den 2Ósten dezer is Z. K. H. de Prins van Oranje üit het leger in de Residentie aangekomen. De Staats-courant van den 26 dezer, bevat het volgende: Door den hevigen storm op den 19 en 20Scen dezer is in Noord-Holland op verscheidene punten aan de zeeweringen groote schade veroorzaakt. Bij zonder hebben veel geleden de Zuid-polder Zeedijk, waarvan de sceen-glooi- jing tusschen de haven van Edam en Volendam, over eene lengte van 1800 en eene breedte van 6 ellen geheel is uiteengeslagen; terwijl de Groene Dijk aan de zuidzijde van Volendam, waar de steenglooijing eindigt, hevig was geteisterd. Nog grooter is de schade aan den Katwouder Zeedijkwaarvan de aarde buitenglootjing tusschen N'. 1 en 3 der dijks palen over eene lengte van 400 eilen bijna tot aan de kruin is weggeslagen, terwijl verder op, over eene lengte van 580 ellen, de steenglooijing tot aan den voet, en de gciieete bniiengiooiiing tot aan de smalle diiks krui" wi'.r.'t-.IanL'iistaande daar, met een steilen kant, ter diepte van 1 a t* el. Met de voorlooptge voorziening in de geleden schade was dadelijk een begin gemaakt. Ook de VVaterlandsche Zeedijk had veel geleden. De woede der zee aan dien kant bij den storm van Zaturdag moet zoo danig geweest zijn, dat niemand zich dergelijks herinnert en dac alleen de' stormvloed van 1807 daarmede kan worden vergeleken. Voor de Heldersche kust was het water niet zoo hoog geweest; evenwel had de geweldige zee aldaar tusschen hét punt van gewoon hoog en laag water de steenglooijing. over eene oppervlakte 'van meer dan vijfduizend vietkante ellen, uiteen geslagen.- De berigten heden ontvangen wegens de gesteldheid der rivieren (weljte doorgaands wassende zijn) komen hierop neder: Op den Rhi.in kwam den 24sten dezer langs Arnhem zeer veel dri.jfijs. Op den IJssel zal den 24scen het ijs bij het Katérvcer nóg vast;-den 2gsten was hetzelfde het geval bij Deventer; a-smerie bij Kauipffn. Den ?3Step was de Maas voor Empel nog diet; te Hedel wgrd nog met de. boqi in eene opening overgevaren. Te Dordrecht en te Bri'ele kwam den 24Sten sleqb-s zeer wei nig dri.jfijs voorbij; in de Nöört zat hét ijs vast; gelijk mede den 24sten bij, Schoonhoven. Bij Krimpen is den éfstèn het ijs losgemaakt én weggedreven. Uit Vreeswilk tvotdt van gisteren namiddag gemelddat liet ijs iii de rivier met vakken zit, welke door dén sterken tjóói zeer afnemen, en van tijd tot tijd tegen elkander aanzakken, ten gevolge 'waan an- eene gestadige beweging in het its werd bespeurd. Even boven Vreeswijk was ten minste tot Ever- dingen toe. open Water. Uit Utrecht meldt men van den 24 December: De lloogieèraar N. C. de Fremery, stegds eené bijzondere welwillendheid jegens officieren van gezondheid en kw'eefelingen bij het Groqt-Rijks-Hos pitaal aan den dag gelegd hebbende, tetwijt zijn Hooggeleerde tijdéns de onlusten, toen het onderwijs bij liet Rijks-Hospitaal gestaakt werd, op eene belanglooze wijze de officieren van gezondheid'en'ktVeekelingen in de gele genheid heefc gesteld van het zijne gébruik te maken, zoo rekenden zij zich verpligt, op den Vobr zijn Hooggeleetde gèdehkwaafdfgén dag van veertig jarige vervulde ambtsbetrekking, ook derzelver deelneming te doen blijken; ofschoon die officieren van geZbndbeid, welke tevens als Academie-burgers zijn ingeschreven, zich met de Studenten der be de Faculteiten reeds vooraf vereenigd hadden, heefc eene Commissie uit hun midden zich naar den heer de Fremery begeven, om zijn'Hooggeleerde de gevoelens van erkentenis over' te brengen, met den wensch, dat zijn Hooggeleerde nog lang voor die ge- wigtige betrekking mogt gespaard blijven wëllié gevoeleps door een hunner' op eene eerbiedig hartelijke tyijze genit, met belangstelling gehoord en op de minzaamste wijze zijn beantwoord gewórden. A E G Y P T Aeexandrie den 15 October, Het bev«u Samy'-Bey eerste Secretaris, yan MehemeJ AUis voor eenige dagen, mef eene geheime zending belast, naar Syrië gereisd. Men beweert, dat bü z*n' Urahim-Paotar nieuwe beveleu overbrengten bij hein vooral uioet tandritr-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 2