NEDERLANDEN.
Leyden den 8sten December.
De Faculteit der Mathematische en Physische Wetenschappen enz., aan
de Hoogeschool alhier, heeft de heeren IV. H. de FrieseMea. Doet et Prof.
extraord. Botanices te Amsterdam; F. KaiserObservator Astronomicus al
hier, en P. P. Roorda van Eijsinga, Lands-Ambtenaar in Indië, honoris causa
of eershalve benoemd de twee eersten cot Mathes. Mag. et Philos. Nat. Doet.
en de laatste cot Philos. Theor. Mag. et Lit. Hum. Doet.
In de zitting van de Tweede Kamer der Scacen-Generaal van den 7den
•dezer, is de beraadslaging voortgezec over het ontwerp van wet, ter ver
mindering der grondbelasting voor de fabrijken, enz.
De heer van Nes heeft in het breede de regtmatigheid en noodzakelijkheid
der voordragt betoogd. In vroeger tijd waren de gebouwen, waarin fabrijken
waren gevestigd, voor de helft der grondbelasting vrijgesteld. Bij de invoe
ring' van het kadaster echter, was onmerkbaar de geheele belasting voor zoo
danige panden ingeslopen. Dat streed met de billijkheid; want bij voorbeeld
voor gebouwen, ten behoeve van den landbouw, werd slechts de helft gehe
ven. Het streed ook met eene gepaste zucht ter bescherming van den Ne-
derlandschen kunstvlijt, welke niet stiefmoederlijk mogt worden bedeeld. In
den loop zijner tede heeft de spreker zijn innig leedwezen betuigd over de
overschatting, welke bij het kadaster had plaats gehad, die hij noodlottig en
onstaatkundig heeft genoemd. Hij zeide ten slotte, dat het mogelijk, ja den
kelijk was, dat de wet zon verworpen worden; doch hij was in geweten
verpligt, evenzeer deze voordrage te verdedigen, als hij vaak in gemoede
andere voordragten had bestreden. Hij mogt overstemd worden; hij zou ech
ter niet wijken.
De heer van Asch van FFijck heeft insgelijks ten voordeele der voordragt
gesproken en op de noodzakelijkheid ter regtvaardige bejegening der fabrij
ken aangedrongen. Hij heeft aangevoerd, dat, indien, gelijk het scheen,
de meeste bestrijders der voordragt, toch het beginsel daarvan goedkeurden,
maar alleen in de weglating van de vrijstelling der pakhuizen eene reden tot
verwerping vonden, niets deze leden belette, hun gevoelen in een voorstel
van wet aan de Regering te onderwerpen. Het was allezins denkelijk, dat
zoodanig voorstel aangenomen zou worden, vermits de Regering eerst in
■dien zin de voordragt gedaan en alleen de vrijstelling der pakhuizen daaruit
gelaten had op de vraag van „de meerderheid der leden."
Dc heeren Junius van Hemert, van Sytzama en JVarin hebben de voor
dragt bestreden, daar zij hare billijkheid en noodzakelijkheid niet konden er
kennen; laacstgemelde redenaar begreep, dat het aan de daartoe benoemde
Staats-Commissie stond in dezen regt te doen, maar dat de Kamer geenszins
aan individuele klagten deswege kon te gemoet komen.
Zijne Exc. de Minister van Finantien heeft daarop het ontwerp kortelijk
toegelicht, en hetzelve als regtvaardig in beginsel en billijk in toepassing
voorgedragen. Hij heeft aangedrongen, dat percelen, die sints een vierde
eener eeuw halven vrijdom van grondbelasting genoten, maar door de invoe
ring van het kadaster met de geheele belasting bezwaard waren, billijk aan
spraak op ontheffing hadden. Hij heeft voorts te kennen gegeven, dat de
gevolgen eener verwerping van de voordragt, weike hij voorzag, geenszins
aan de Regering konden geweten worden; en dat deze, in dat geval, niet
op de voordragt zou terug komen.
Het ontwerp in hoofdelijke omvraag gebragt zijnde, werd met 44 tegen
6 stemmen verworpen en besloten, Zijne Maj. den Koning eerbiedig te ver
zoeken, hetzelve in nadere overweging te willen nemen. Foor het ontwerp
hebben zich verklaard de heeren van Nes, van Asch van IVijck, de Jonge,
d'Escury van HeinenoordSchimmelpenninck en Snouck Hurgronje,
Daarna is de vergadering tot heden den 8sten dezer, ten 2 ure, gescheiden.
In die zitting van heden, is door de centrale afdeeling verslag gedaan:
i°. op het ontwerp van wet, tot beteugeling van onrust en kwaadwillig
heid; 20. op dat tot wijziging van titel 3, boek 1 des Wetboeks van Koop
handel betrekkelijk maatschappijen van koophandel30. op hec ontwerp
van wet, regelende 's Rijks uitgaven over 1836; 4°. op dat vaststellende
de middelen om in deze uitgaven te voorzien en 50. op dat ten aanzien
van den inkoop en der aflossing van schuld in 1836. De beraadslagingen over
de twee eerste dezer ontwerpen zijn bepaald op aanstaanden Donderdag,
'smorgens ten 11 ure, en die over de begrootings-wetten op Vrijdag, daar
aanvolgende, 's morgens ten 10 ure. De Commissie tot de verzoekschriften
heeft verslag gedaan op verschillende in hare handen gestelde stukken, waar
onder eenige betrekkelijk de aanhangige wet nopens de regten op de gra
nen, die alle ter griffie zijn nedergelegduitgenomen dat van den Kolonel
Cuslafsonwaaromtrent'wordt overgegaan tot de orde van den dag. De zit
ting is tot Donderdag gescheiden.
-Naar men verneemt, heeft de Regering thans geantwoord op de be
denkingen, welke in de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal tegen het ontwerp van wet, tot verhooging der inkomende regten op
de granen, gemaakt zijn.
Heden den 8sten dezer hebben de afdeelingen dier Kamer onderzocht het
aan dezelve aangeboden ontwerp van wet, wegens de ligting der Nationale
Militie van 1836.
Den /den dezer is voor het Hof van Assises te 's Hage verder de zaak
behandeld der veel geruchts makende geldsnoeijerstegen wie door het pu
bliek Ministerie, de doodstraf is geëischt. In de uitgebreide verdediging,
door den heer Mr. van Gigck voorgedragen, voor den hoofd- en twee andere
beschuldigden heeft de spreker hoofdzakelijk betoogd: dat in het Fransche
strafregt, nog bij ons van kracht, geene straf gesteld is tegen het snoeijen
van geld; dat dus de eisch van het publiek Ministerie, welke alleen gegrond
is op de bepaling des Franschen Wetboeks tegen het altereren van munt,
van zelve verviel; dat onder het Fransche altérernaar aanleiding van be
voegd taalkundig gezag in dezen, met name der Dictionnaire de 1' Académie
verstaan moet worden het versmelten en veranderen der gehalte van munt,
geenszins de afsnijding of besnoeijing, door Rogner uitgedrukt; dat drie
vroegere arresten van het Hof de zaak aldus hadden begrepen, en men eerst
in 1823 van regtsgevoelen te dezen was veranderd; dat voorzeker ieder regn-
schapen en eerlijk mensch het snoeijen van geld als een hoogst schadelijk en
te misprijzen kwaad zou beschouwenen dat het hoogst wenschelijk is te
achten dat daartegen gepaste voorzieningen worden gemaaktdoch dat bij
het tegenwoordig zwijgen der wet te dezen geene veroordeeling te pas kwam.
De sprekerin het bijzonder over de bedoelde voorzieningen gewagende
vindt den besten waarborg tegen het snoeijen in een geletterden rand der
munt, hetgeen in Engeland en Frankrijk, en bij de nieuwe munt bestaat. De
Graaf van Hogendorp heeft hétzelfde gevoelen in zijne Bijdragen van Staat
voorgedragen. Ook de te dezen zeer kundige volksvertegenwoordiger, de
heer IVarin heeft het alzoo begrepenen een geletterden rand als den eeni-
gen waarborg tegen het voormelde snoeijen beschouwd in eene memorie,
welke nij over het muntwezen heeft opgesteld. De verdediger zag ook geen
gevaar voor de maatschappij in de vrijlating der beschuldigden, daar de Re
gering toch onderdaags nog aan de Staten-Geueraal had te kennen gegeven,
dat de zaak van het muntwezen bij haar sints lang in aandachtige overweging
wasen het alleen aan den opstand der Zuidelijke gewesten was te wijten
geweest, dat de noodige maatregelen daaromtrent nog niet waren voorge
dragen; hetgeen ter gepaste gelegenheid zou geschieden.
Nadat de verdediging der andere drie in deze zaak beschuldigden en het
repliek van het publiek Ministerie was aangehoord, is de uitspraak van het
vonnis op Woensdag aanstaanden bepaald.
In den avond van heden den 8sten dezer wordt er bal bij Z. K. H. de
Prins van Oranje te 's Hage gehouden.
De Directeur-Generaal van Oorlog, ad interim, zal, krachtens auto
risatie van Zijne Maj. den Koning, op den 24sten dezer loopende maand,
in het openbaar, aan de minstinschrijvenden de levering aanbesteden van
48,000 ellen inlandsch gefabriceerd gekeperd tentendoek, ter breedte van
75 Nederlandsche duimen. Deze leverancie zal in acht percelen worden
aanbesteed, ieder perceel van 6000 ellen.
De honderdste verjaring van de kweekschool der Doopsgezinden, ten
tijde van het derde eeuwgetij van Menno's uitgang, is den 6 December bin
nen Amsterdam godsdienstig gevierd. Het bestuur der algemeene Doopsge
zinde Sociëteit aldaar heeft besloten op deze viering eene medaille te doen
vervaardigen, welke vervolgens ook bij inteekening verkrijgbaar zal tvorden
gesteld. De bewerking dezer gedenkpenning is opgedragen aan den verdien
stelijken kunstenaar D. van der Keilen.
Het getal der Studenten aan het Athenaeum Illustre en de Seminarien
te Amsterdam is thans 144, namelijk: 25 in de Medicijnen; 42 inde Reg
ten (van welke 1 tevens in de Wis- en Natuurkunde en 6 in de Letteren)
30 in de Godgeleerdheid (onder welke 2 in de Letteren); 2 in de Wis- en
Natuurkunde en 5 in de Letteren; aan het Koningl. Nederl. Luthersch Se
minarium 10 (van welke 2 tevens in de Letteren)aan het Seminarium der
Doopsgezinden 21; aan dat der Remonstrantsche Broederschap 6; en 3 in
de Godgeleerdheid voor de Herstelde Evangelisch-Luthersche Gemeenten
in Nederland.
Volgens ukaze van den Keizer van Rusland, is de tolvrije invoer van
granen in sommige havens van Rusland tot 1 Januarij 1837 verlengd.
SPANJE.
Berigten over Parijs van den 4 December.
Het adres van Kamer der Pairs.Is zonder moeite g-estemd gewüKleu,
het is eene getrouwe paraphrase van de aanspraak van de kroon.
De openbare aandacht was geheel afgetrokken op de werkzaamheden van
de Kamer der Afgevaardigden.
Bij hef vertrek van den renbodebegon men in de Kamer de lezing van
het in orde gebragt ontwerp van wet. Men zegt, dat hetzelve in zeer ge
matigde woorden is. Den 27Sten moesten de debatten beginnen.
De verandering van het Ministerie in Portugal heeft te Madrid eenen onaan-
genamên indruk te weeg gebragt.
Als een staaltje van de leugens, die door de dagbladen, omtrent het
sneuvelen van Carlisten en Christinos in Spanje worden medegedeeld, strekke
het volgende uit Parijs:
Iemand heeft zich hier verlustigd met uit de Gazette de France en den
Constitutionnel eene optelling te maken van het verlies aan manschaphet
welk de Koningin van Spanje en Don Carlos van 1 Juljj 1834 tot 20 No
vember 1835 zouden hebben geleden. In den loop van die 17 maanden zijn
600,350 Carlisten en 400,280 Christinos gesneuveld en het dubbel getal ge-
kwetsc, zoodat de oorlog aan de beide partijen nu reeds 3,001,890 slagtoifers
heeft gekost!
Berigten over Parijs van den 5 December.
Madrid den 30 November. De Gazette de Madrid maakt eene zinsnede
bekend,door den Voorzitter van den Raad ten aanzien van de binnenlandsche
schuld uitgesproken, hetgeen zeer goed op de Fondsen gewérkt heeft daar
zij de houders van dezelve vertrouwen in het Gouvernement ten dien aan
zien inboezemde.
In de Kamer der Pairs, in de zitting van den ijkten zijn dè beraadslagingen
over het adres van antwoordeven als in die vaïi de Kamer der afgevaardig
den aangevangen.
Het Memorial Bordelais zegt eene circulaire voof zich te hebben,
welke Don Carlos aan de vreemde Kabinetten zou gezonden hebben, eb
waarin hij te kennen geeft, dat, eens op den troon gekomên, hij dezelfde
wijze van Regering als zijn overleden broeder Ferdinand zou volgen.
ITALIË.
Fan de Italiaansche grenzen 2$ November. De toestëmmihg, welke de
Pausselijke Regering aan de' Portügésche schepen gë'gévéri heeftom vrijelijk
in de Romeinsche havens te handelen, schijnt wéldidigé gevolgen ten aanzien
der vereeniging van Portugal met den Kerkdijken Staat te zullen hebben;
ten minsten er wordt gesproken, dat men in Lissabon meer belang voor den
Heiligen Stoel aan den dag legt, dan vroeger en denzelven grooter invloed
doet genieten in de kerkelijke aangelegenheden des lands, dan wel in den
laatste» tijd het geval geweest is. De verschoonende geest van den Paus
schijnt alzoo bij deze gelegenheid niet zonder vrucht te zijn geweest.
Ondertnsschen daar de Portugeesche Regering gezind is, in eene goede
verstandhouding met Rome te blijven, zoö is het vreemd.dat men in het altijd
zoo vroome Brasilie daaraan weinig waarde hegt, en men zich aldaar van den
Roomschen Stoel schijnt te willen'losrukken. Zoo als bekend is, heerscht
sedert eenigen tijd, wegens de aanstelling van eenen Bisschop te Rio Janeiro