A°. 1835. LETD'SCHE COURANT. I /CV" t 'A\ av_ Maandag \st. "üj v den 26 October. kennisgeving. "Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, gezien hebbende de dispositie ■van de Edele Groot Aclitb. H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid-Hollandvan den 13. January jl., Provinciaalblad N°. 7.); brengen bij deze ter kennis van elk en een iegelyk, wien zulks zoude mogen aangaan, het navolgende Koninglijk besluit: Wij willem, bij de gratie Gods, Koning der NederlandenPrins van Oranje-NassauGroot-Hertog van Luxemburgcnz.% enz.., enz. 'Op de actfessen, aan Ons ingediend door onderscheidene Bierbrouwers, Azijn-Fabrij- kantcn en Handelaars in sterke dranken, houdende bezwaren tegen de verordeningen van Ons besluit, van den 13 April 1833, 'Staatsblad N°. 9), betrekkelijk de invoe ring van het Nederlandsche Vaatwerk voor den handel in het groot; Gezien Ons besluit van den 9 December 1833, Staatsblad N°. 62), waarbij de ter mijn van voormelde uitvoering tot op den isten Januarij 1835 is uitgesteld geworden; Op het rapport van Onzen Minister van Binncnlandsche Zaken, van den 18 Decem ber 1834, N°. 127, 2de ai'dceling Den Raad van State gehoord, (advies van den 30 December 1834., N°. 9) Hebben besloten en besluitenmet intrekking van Onze beide hiervoren vermelde besluiten, de navolgende bepalingen nopens de invoering van het Nederlandsche Vaal - werk vast te stellen: Art. 1. Tc rekenen van den 1 sten Januarij 1836, zal al het nieuw vervaardigde vaat werk, voor zoo verre hetzelve niet uitsluitend bestemd is, tot vervoer of tot bewa ringmaar tevens tot inhoudsmaat strekt, bij de aflevering van bier, azijn, olie, je never, brandewijn, melk en in het algemeen van alle inlands gefabrijceerde vochten, als zoodanig worden geijkt, doch op geeneti anderen inhoud dan op dien van 10, 20, 30, 40, 50, 100, 150 en 200 Nederlandsche kannen (litres'). Alle vaten van grooteren 'inlioiid dan van 200 Nederlandsche kannen, of van het dubbel Nederlandsch vat hectolitrezullen alleen als middelen van vervoer of van bewaring beschouwd, en dienvolgens aan geen ijk onderworpen zijn. 2. Al het tot dus verre aanwezige oude vaatwerk zal tot i°. Januarij 1850 kun nen gebezigd worden tot afleveringen zonder eenigen ijk of her-ijk te ondergaan, mits, vóór"het einde des jaars 1836, door de vdaartoe bevoegde beambten, met een bijzon der merk gebrand wordende, ten blijke, dat de aldus gedane afleveringen niet geacht worden bij" de wettige maat te zijn geschied, en onverminderd het regt der verbrui kers 0111 te vorderendat dezelvein vaatwerkovereenkomstig het bepaalde bij art. 1 geijkt, plaats hebbe. De hiervoren vermelde branding zal buiten bezwaar van de eigenaars van het vaatwerk worden bewerkstelligd. 3. Al het vaatwerk in voormelde fabrijken bezorgd, om aldaar te worden gevuld, zal als het eigen vaatwerk der-fabrijkanten beschouwd worden en aan dezelfde bran ding als voren onderhevig zijn. 4. De in art. 1 bedoelde ijk zaldoor de daartoe bevoegde beambtengeschieden in de fabrijken of werkplaatsen der eigenaars van het vaatwerk, en zulks ten allen tijde des jaars, zoo dikwerf daartoe door laatstgenoemde aanvrage wordt gedaan, doch over niet minder dan 50 der kleinste fusten te gelijkof een in jjkloon daarmede over eenstemmend aantal grootcre vaten. 5. Het zal vrijstaan het aanwezige vaatwerkbinnen den tijd van veertien jaren te rekenen van den istcn Januarij 1836, door verkuiping zoodanig te vergrooten of te verkleinen, dal dtszcll's inhoud overeenkorae met dien, welke bij art. 1 voor het nieuwe vaatwerk is vastgesteld, ten blijke waarvan de aldus veranderde vaten, even als de nieuwe, den ijk zullen moeten ondergaan. 6. Na het eindigen van den hiervoren bepaalden termijn, zal al het oude vaatwerk, hetwelk buiten de voorgeschreven inhouds-verandering gebleven isniet langer als maat bij de afleveringen mogen worden gebruikt. 7. In de vervaardiging der nieuwe vaten zullen zich de kuipers voortaan te regelen Rebben naar de volgende afmetingenuitgedrukt in Nederlandsche strepenen gerekend manenwerkste weten Inhoud der vaten Buik-midd. of rr in Nd. kennen. Sponsdiepu! Bodem,-mMellVn. Hoogte. io 236 i97 256 20 298 248 322 30 341 Ö84 369 40 375 312. 4°6 5° 404 337 438 100 509 4^4 551 150 582 485 631 200 641 534 695 8. De ijk der nieuwe vervaardigde vaten zal alleen door verificatie der afmetingen geschiedenten zij de eigenaar of de verbruiker den water-ijk inogt verlangen. 9. Bij de voormelde verificatie zullen de ijkersals remedie op de gemiddelde mid dellijn van buik en bodem zoo in meer als minmogen toegeven drie strepen voor de vaten beneden den inhoud van 100 kannen, en vier strepen voor de grootere va ten tot die van 200 kannen ingeslotenbehalve dien zal er op den inhoud voor den toegestaan eene remedie van. 3 pCt. naar binnen, en van 4 pCt. naar buiten. 10. Op elk der nieuw vervaardigde vatenzal deszelfs wettige inhoud met duide lijke cijfers, onder bijvoeging der letters NK, worden ingesneden of^ingebrandzul lende wijders, op de meest geschikte plaatsen, het ijkwerk en de jaarletter worden gesteld. 11. Alle zoodanige eens geijkte vaten die, in geval van reparatie, van nieuwe duigen moeten voorzien worden, zullen wederom den ijk behoeven te ondergaan, al vorens in gebruik te mojjen komen. 12. De bepalingen, in de vorenstaande artikelen vervat, zullen niet toepasselijk zijn op zoodanige fustenwelke uitsluitend bestemd zijn tot verzending buiten 's lands van inlands gefabriceerde vochten. 13. Voor zoo verre de werkzaamheden aan den voormelden ijk verbonden, op die plaatsen, alwaar eene aanzienlijke hoeveelheid vaatwerk voorhanden is, niet aan de arrondissements- of adjunct-ijkers mogten worden opgedragen, zullen door Ons bijzon dere ambtenaren worden aangesteld die, onder de benaming van ijkers van het vaat werk uitsluitend met de voornoemde werkzaamheden zullen worden belast. De thans nog in sommige provinciën in functie zijnde plaatselijke ijkers van het vaatwerk zullen, mits daartoe de vereisclite geschiktheid bezittende, bij deze benoe ming bij voorkeur in aanmerking komen. 14. Het tarief der ijkloonen van het vaatwerk zal bedragen als volgt I. Melk-Vaten. Voor elk vat beneden de 50 kan 2^. cent. II. Bier- en Azijn-Vaten. Voor elk vat van 10 en 20 kan ij. centé a> S3 Si 3° 4° SS 2_. Si si si si si 5° si Si 5 t si Si Si Si Si I5° SS SS 7j SS SS Si SS S3 200 IO Voor den water-ijk zal het dubbel van het voorgaande ijkloon mogen worden gevorderd. III. Olie- en Sterke Drank-Vaten. Voor een vat van 10 d 20 kan 5 cent. Si Si S3 Si 3° 4° Si 10 S3 Si Si Si Si 50 I°° 15 S3 S3 SS S3 I5° SS 20 SS S3 S3 S3 200 ii 25 3i Voor den water-ijk zal het voorgaande tarief met de helft mogen worden verhoogd. 15. Alle overtredingen op de bepalingen van Ons tegenwoordig besluit zullen wor den gestraft overeenkomstig de bestaande wetten en verordeningen. En is Onze Minister van Binnenlandsclie Zaken belast met dc uitvoering dezesl, waarvan afschriften zullen worden gezonden aan Onzen Minister van Finantiën aan &c Algemeene Rekenkamer en aan den Raad van State, tot informatie; zullende het tegen" woordig besluit wijders in het Staatsblad worden geplaatst. Gegeven te s Gravenhageden sisten December des jaars 1834, en van 0I1Z4 Regering het hvee en twintigste WILLEM. Van wege den Koning, J. G. DE M E Y VAN STREEFKERK. Uitgegeven den eersten Januarij 1835. De Secretaris van Staat J. G. DE MEY VAN STREEFKERK. Én ten einde niemand hiervan eeiiige onwetenheid zou kunnen voorwendenzal d.f/e worden gedrukt, afgekondigd en aangeplakt, daar, waar zulks gebruikelijk is. Leydenden 5. February 1835. J. G, DR.ME Y. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. DU PUI. NEDERLANDEN. Leyden den 25sten October. Ter vervulling van de aanstaande vacature, moetende ontstaan door het Emeritaat van den Wel-Eerw. Zeer Gel. Heer J. Schacht, Theo!. Doet., is door den Breeden Kerkenraad der Hervormde Gemeente alhier, Vrijdag l.U het volgend Twaalf- en Zeital van Predikanten gemaakt: Twaalftal: DD. Spykerte Dordrecht; v. Heyst, te Gouda; Dermout te Schiedam; Kok, te Gorinchem; Iioijerte Zaltbotnmel; JVorte Zwol- Hofstede, te Gorinchem; Stroeve, te Dordrecht; Molster, te Leeuwarden' Huydekoper, te Zutphen Timmers Verhoevente Hoorn; Verwey, teZutphen' Zestal: DD. v. Heyst, Molster, Stroeve, Hofstede, HoijerDermout De aanspraak, waarmede de heer Dijckmeester het voorzitterschap voor de Tweede Kamer der Staten-Generaai, in de zitting van Donderdag den 22Sten dezer aanvaard heeft, is van den volgenden inhoud: Door de stemmen van U Edel Mogendenen de keuze van Zijne Mai den Koning geroepen, om het voorzitterschap dezer aanzienlijke vergadering gedurende deze zitting, te bekleeden, betuig ik mijnen opregten dank voor dit uitstekend bewijs van welwillendheid en vertrouwen. Aan deze voor mij vereerende gevoelens zal ik niét beter kunnen be antwoorden, dan door nwe beraadslagingen met kalmte en onpartijdigheid te leiden, door de waardigheid van deze Kamer te handhaven, en door de af doening van onze werkzaamheden, zoo veel in mij is, te bespoedigen Zullen echter mijne pogingen tot dit alles mij wel gelukken dan heb ik uwe ondersteuning, uwe medewerking, uwe toegevendheid noo'dig Daarop vertrouwende, aanvaard ik de mij opgedragene waardigheid met het uiten van den wensch, dat de gewigtige beraadslagingen van U Edel Mogenden strekken tot de weivaart en het heil van ons dierbaar Vaderland Vervolgens vindt men in de Staats-courant van Vrijdag I. 1. al de docü menten en memorien van toelichting door Zijne Exc. den Minister van Fi" nancien in die zitting, waarvan wij in onze vorige nog een kort verslag heb" ben medegedeeld, omtrent de verschillende ontwerpen van wet aangeboden In de aanspraak, door Z. Exc. den Minister gedaan, komt het volgende voor: Ik ben gelast aan U Edel Mogenden open te leggen de wetten der be grooting, tot verzekering van de dienst over 183Ö, en die verdere wets* bepalingen, welke tot de geldelijke aangelegenheden van den Staat of tot den geregelden gang van deszelfs gewigtige belangen, betrekkelijk ziin Wij hebben te betreuren, Edel Mogende Heeren! dat, sedert het 'voor jaar, in onzen staatkundigen toestand geene wezenlijke verandering eekomen is dat de plegtigste verzekeringen van vriendschap en belangstelling het einde niet hebben doen bereiken van eene verwikkeling, even geweldadig voortgebragt, als onbegrijpelijk bestendigmaar, wat ons moge wachten welk lot ons door het wijs en regtvaardig Albestuur voor de tolkoms- mate zijn beschoren, wij allen, en geheel bet Nederlandsche volk met dèn Ko ning en met ons, verbeiden die toekomst met moed en geduld- en indien wij, even als onze voorvaderen, ons aan de beschikkingen van d»ii Regeer der der wereld kunnen onderwerpen, zoo zullet) wij, even als zii nimmer den nek krommen onder het onregtvaardig geweld der menschen Dan Edel Mogende Heerentot de taak terugkerende, welke mij meer eigenlijk is opgelegd, ga ik onmiddellijk over tot de begrooting zelve Ik zal zeer weinige algemeene aanmerkingen vooiuitzitten, om daarna meer stuksgewijze en in de bijzonderheden, dit werk voor U Edel Molenden te ontwikkelen. Mijneeerste aanmerking betreft den vorm waarin de berekeningen strek kende tot grondslag van de begrooting, zijn opgesteld. Men heeft namelijk, om aan het verlangen van vele 'leden der ver-raderirg te. voldoen, vóór iederen post, het geraamd bedrag van het vorige' jaar ge plaatst, waardoor U Edel Mogenden als met een opslag des oogs zoo arti kels als afdeelingswijzede veranderingen in meerder of minder zullen kun nen opmerken, welke in de twee dienstjaren plaats hebben; het is niet té ontkennen, dat liet werk daardoor in duidelijkheid en gemak van beoordee ling gewonnen heeft, en de Regering heeft dan ook niet geaarzeld de wen schen van U Edel Mogenden in deze te bevredigen. Ten tweede: de vernietiging van eenig gedeelte der 5 pCt« Werkelijke Schuld, is der aandacht van de Regering niet ontgaan. Onderscheiden plan tien zijn tot dat einde gemaakt, aangeboden en overwogen; maar hoezeer er onder dezelve gevonden zijnwelke met het belang der Nede'rlandsche Finantiën en de regten der houders in de meest gelukkige overeenstemming bevonden zijnzoo heeft eene ernstige overweging der omstandigheden in welke wij ons. bevinden, en de onzekere uitzigten die ons wachten 'het raadzaam en noodzakelijk doen oordeelen voor dit oogenblik alsnog aan g'eene plannen van schuldvernietiging het oor te leenen; het welbegrepen belatlo- van den Staat, en de handhaving van deszelfs zoo wel verdiend als geves tigd crediet, schijnen te vorderen, dat deze teedere snaar niet geroerd worde vóór dat men alle belangen gelijkelijk omvatten, aller regten op gelijke schaal wegen, en alle hulpbronnen in aard, strekking en duur, meer grondig kennen en meer zeker en vast bepalen kan. Het onderwerp der schuldver nietiging in het algemeen, en der 5 pCrs. Werkelijke Schuld in het bijzon der, ontgaat dan ook geenszins de aandacht der Regering, en zal, te zijner tijd, die eener meer opzettelijke en uitgewerkte voordragt aan U Edel Mogenden uitmaken. Ik merk ten derde aan: Dat, naar aanleiding van het verhandelde in U Edel Mogenden jongste zitting, het hoofdstuk der Koloniën niet voor memorie is uitgetrokken, maar alle die uitgaven|btvat, welke tot die administratie hier te lande behooreu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 1