Er -schijnt plan te bestaan om eene telegrafische linie tusschen Londen 'en Parijs tot stand te brengen, ten einde op bepaalde tijden de prijzen der fondsen tussclien de twee beurzen respectievelijk te kunnen overbrenger. De heer Ricardo en een Fransch bankier zijn de ondernemers daarvan. Er zullen in Engeland negen stations tussclien Londen en Folkstone in Kent fop de kust) en in Frankrijk veertien van de kust, tot Parijs zijn. Hoewel de eigenlijke bestemming van deze telegraaf het overbrengen der beursnote-, ring is, zal dezelve later ook tot het mededeelen van tijdingen kunnen die nen, die op deze wijze in anderhalf uur tijds uit Londen te Parijs kunnen ontvangen worden. Berigten uit Portugal van den 26 September ontvangenluidden voor dat land voldoende. Gedurende de eerste drie maandén dezes jaars heeft de invoer aan de Kaap de Goede Hoop bedragen 180,660 en de uitvoer 94,804 Het ge tal binnengekomen schepen bedroeg 120 Engelsche, metende 37,651 ton en 44 vreemde, houdende 14,189 ton; onder de uitgezeilde waren 119 Engel sche, metende 36,399 ton, en 43 vreemde, metende 15,844 ton. F R A N K R IJ L Parijs den 6 October. De Prins de Caradja; Minister van Griekenland 'heeft aan den Koning, in een bijzonde" gehoor, eenen brief van zijnen Souverein overhandigd. Tot een voorbeeld hoever de roekeloosheid in Frankrijk gaat, wordt medegedeeld, dat een zekere Bourg den 27 September aan een zeer geacht inwoner van Lyon, vader van eene talrijke famielje eenen brief gezonden heeft, waarin hij aanbood om, daar hij in armoedige omstandigheden gebragt was, -voor eene zekere som gelds, welke dan voor zijne kinderen zou komen Lodesnk Philips te vermoorden. Genoemde inwoner van Lyon was echter dadelijk te rade geworden den brief aan de Policie te overhandigen. De briefschrijver is gevangen genomen en heeft geen de minste pogingen gedaan om te ontkomen. De Réparateur, welke deze gebeurtenis mededeelt, be looft om nader op dit voorval terug te zullen komen. Den 7 October. Voor eenigen tijd, zegt de Courier de Lyon, een Ministerieel blad, van den 4den October, hebben wij vermeld, dat de Poli cie de gevangenneming van vele personen, beschuldigd van deel te hebben genomen aan eene geheime associatie, bewerkstelligd heeft. Wij vernemen thansdat de civiele en judiciele Autoriteit in het bezit zijn van zeer uit gestrekte stukkendie een groot licht op de geheime genootschappen in Frankrijk zullen verspreiden. Het blijkt, dat het voorname plan van deze nieuwe geheime genootschappen iste beproeven het leger om te koopen. Uit Algiers meldt men, dat aldaar onlangs een schouwburg is opgerigt, welke van boven slechts door linnen gedekt is, hetgeen kan weggeschoven worden. De troep, die er speelt, wordt zeer geprezen. Den 8 October. I11 het officieel gedeelte van den Moniteur leest men: Z. H. de Prins van ButeraAmbassadeur van Z. M. den Koning der Beide Sicilien heeft heden morgen aan den Koning, in een bijzonder gehoor, zijne brieven van terugroeping overhandigd. De Commissie van het Hof der Pairs heeft de voorloopige instructie van het proces van Fieschi geëindigd. Haar rapport zal tegen het einde van de maand in quarto gepubliceerd worden. De heer de la Rochejacquelinwelke per contumacie ter dood veroordeeld was, als een der opperhoofden van den opstand in de Vendée, heeft zich, om zich te zuiveren, gevangen gegeven. Op zijn verzoek, wegens zwakte 'van ligchaam is hem ter nadere beoordeeling van zijne zaak het Hof van Assises van de Seine en Oisein plaats van dat van Bourbon-Vendëe aan gewezen. MENGELINGEN. De MUZIJK der oude ROMEINEN. Van Tifas LMus vernemen wij., dat zich in -het jaar 463 vóór CttRISTUs de eerste sporen van dramatische muzijk bij deRomeinen vertoonden, welke echter alleen tot vergezelling van den dans diende, en noch met woorden, noch met zang verbonden was. Wij vernemen verder van hem, dat de snaar instrumenten eerst 200 jaren later in gebruik kwamen, terwijl zich toen al leen vrouwen, Psaltria en Sombucestria genaamd, daarvan bedienden. On der 'het Consulaat van Manlius(den overwinnaar van Gallië), ontbood men tot verheerlijking van dezen held, een groot aantal muzijkanten uit Grieken land. Suetonius maakt melding van een feest, dat onder Julius Caesar plaats vond, waarop 22,000 tafels in de straten met spijzen werden voorzien, en bij wel ke gelegenheid zich 10 tot 12,000 zargers en instrumentalisten in Rome be vonden. Augustus zocht eenige regelmatigheid in het zijn en uitoefenen der kunst te brengen; hij gaf bij voorb. het bevel, dat alle komedien en concerten door tot dat eir.de aangestelde ASdiles moesten worden onderzocht, alvorens tót de openbare uitvoering te worden toegelaten. Toen begon men voor het eerst goed- of afkeuring door handgeklap of door fluiten en sissen kenbaar te maken. Uitstekende talenten beloonde de Keizer rijkelijk, terwijl hij steeds de eerste was om zijne goedkeuring te kennen te geven. Na zijnen dood begon de kunst te vervallen en ging eindelijk geheel te niet, toen ten gevolge van eenen in den schouwburg gepleegden moord, niet alleen alle zangers en tooneelspelers, maar ook het grootste gedeelte van hèt d'ahr aanwezige publiek in ballingschap werd gezonden. Caligulariep later niet alleen deze kunstenaren weder naar Rome en over laadde dezelve met weldaden, maar liet ook muzijkanten uit Azië komen. Deze dwingeland was dermate met zijne stem ingenomen, dat hij op het dwaze den.kbeeld kwam, zich voor Apollo te laten doorgaan; ja hij dreef deze gekhei d zoo ver, dat hij zichom geheel op den Muzen-God te ge lijken, bij gelegenheid van een groot feest, den baard liet vergulden. Doch hoe groot ook Caligula's neiging voor de muzijk was, zoo werd hij hierin toch nog door den moedermoorder Nero overtroffen, die 60 jaren na Christus geboorte den troon beklom. Bossuet zegt van dit monster, dat, zoo zijne krijgslust zijnen muzijkalen ijver had geëvet-'aard, hij alle helden der wereld zoude hebben verduisterd. Hij bragt den moesten tijd met het oefenen zijner stem door, en trad in het derde jaar zijher regering in Napels openlijk als zanger op. In deze stad verscheen hij als Apollo gekleed en door de vermaardste kunstenaren in prachtig gewaatl gevolgd; de tuigen der paarden en wagens waren van zilver en de kleed ing der dieren was van de rijkste stoffen. Hij zong voor eeh ontelbaar publliek, en de verworvene bijval gaf hem eene bijzondere voorkeur voor dezie stad. Op den oogenblik, dat hij voor het eerst het 100- neel betrad, bespeurde men eene aardbeving: en Nero had de vermetelheid te verklaren, dat tie aarde door de kracht van zijne stem was bewogen. Door 500 personen vergezeld, begaf hij zich naar Griekenland om de Olym pische spelen bij te wonen, waarbij hij den prijs van de muzijk won. Dit geluk moet hem zoodanig bedwelmd hebbendat hij alle beelden en gedenk- teekenen welke ter eere der andere kunstenaren waren opgerigt, vernietigde. Op zijne .terugreize, doortrok hij verscheidene steden over de op zijn be vel omver g.eworpene muren. In Rome hield hij zijnen intogt op den ze gewagen van Augustus en in plaats van overwonnen Koningen was er de vermaarde luits peler Diodorus aan geketend. Hij droeg de Olympische kroon op het hoofd en de Phytische in de hand; voor hem liepen 1800 lieden tnet krobnen in de handen, elke kroon was voorzien met een opschrift, aanduidende waar dezelve gewonnen was> Men naam van den overwon- nen kunstenaar, en het iiedy dat hem de zege. had doen behalen. lit weerwil, van deze eigenliefde, en boe-wel hij gedurig eenen zangmeester bij zich had om voor het .behoud van zijne stem te zorgen moet dezelve noch schoon noch krachtig geweest zijn. Hieruit is ligt af te leidendat die alles.niet zeer geschikt was, de Romeinen 'liefde voor de toonkunst in te boezemen, maar wel om door zijn buitensporig gedrag en zijne onge hoorde verkwistingen de ellende te vermeerderen. Zijn opvolger Galba onreiner gedachtenis, bespoedigde dezen val en toen eindelijk de volksver huizingen Europa bewogen, en Rome; door wiide volken veroverd en ver woest werd, ontvlugtten de Muzen deze gruwel-stad, en droevige donkere tijden volgden op de schitterende dageu der eerste Caesars. EEN BOSCHBRAND in^ AMERIKA. In Amerika, dat onmetelijk land, alwaar alles op eenen grooten maatstaf geschiedt, heeft ook het woord Boschbrand": eene veel verschrikkelijker beteekenis dan bij ons. De heer ,7. Ardubon«geeft in zijne onlangs ver schenen Ornithological Biographie eene beschrijving van .eenen zoodanigeu boschbrandgeheel zoo als hij dezelve uit den mond van eenen houthakker had vernomen, die deze vreesselijke gebeurtenis zelf-had bijgewoond. „Voor ongeveer 25 jaren" hief de houthakker aan „werden bij ons bijna alio lorkenboomen door rupsen aangevallen, welke de bladen opvra ten. Nu moet gij weten dathoewel andere boomen niet sterven wanneer zij hunne bladen verliezen, dit bij het dennenhout altoos het geval is. Eenige jaren 11a het sterven der loikenbooinen, overvielen de rupsen ook de pijn-en andere dennenboomen zoo hevig, dat'dezelve na eenige jaren omvielen en de geheele landstreek met gevallen hout bedekten. Gij kunt ligt begrijpen dat, toen dit hout droog werdhet minste vonkje voldoende was om eene algemeene ontvlamming te veroorzaken, hetgeen dan ook kort daarna ge. beurde. „Wij sliepen eenen nacht in onze hut, toen wij tegen twee uren des morgens door het hijgen der paarden, en het brullen van het hoornvee dat in het woud rondliep gewekt werden. Ik nam mijn geweer van den wand en ging de deur uit, om te zien wat de oorzaak van dit geweld was, toen ik eenklaps alle bergen zoo ver mijn oog strekte met eenen vuurgloed overdekc zag; duidelijk hoorde ik het knappen van het brandende beukenhout en zag de vlammen op eene ontzettende breedte ons te gemoet dringen. Ik riep mijne vrouw toe, zich en ons kind zoo spoedig mogelijk aan te kleedeneu onzen geringen geld-voorraad mede te nemen, terwijl ik haastig de twee beste paarden zadelde. „Toen dit geschied was, stegen wij te paard om het vuur te ontvlugten. Mijne vrouw die eene voortreffelijke rijderesse ishield zich digt naast mij en mijne dochter, toen nog een klein kind zijnde, droeg ik in den arm. Ter wijl wij zoo spoedig voorwaarts reden, zag ik om, en bespeurde, dat de vlammen reeds ons huis omgaven. Toevallig had ik eenen hoorn omgehan gen waarin ik bliesom aan het nog levende gedeelte van mijn vee en aan mijne -honden een teeken te geven om mij te volgen. „Wij hoorden op onzen weg de hoorns van onze buren, waaruit wij op maakten det deze zich in dezelfde verlegenheid bevonden als wij. Beslo ten alles te beproeven om het leven te redden, wilde ik naar een niet ver verwijderd meer trekken, dat de vlammen konde tegenhouden; ten dien einde sloegen wij den naasten weg in, welke met omgevallen boomen en hoöpen heesterhout als overdekt was, die alle weldra eene prooi der ons steeds ver volgende vlammen moesten worden. „Allengskens begonnen wij de hitte te bespeuren, toen wij met schrik bemerktendat onze paarden eiken oogenblik dreigden van vermoeijenis neder te vallen. Een onverdragelijk warme wind streek ons over het hoofd, en de verlichte dampkring scheen geheel uit vuur te bestaan. Geheel af gemat en met zweet overdekt bereikten wij het méér, doch waren den dood nader. De hitte en de rook waren onverdraaglijk en geheele golven vuur sloegen over ons heen. Wij trokken het meer om tot aan de windzijde, alwaar wij onze paarden lieten leggen, die wij nimmer weder zagen, en verborgen ons daar onder den helm aan den oever in het water, eiken oogenblik vreezende te verdrinken of te verbranden. Het water deed ons ondertusschen veel goed, want. het verfrischte-onze bijna verschroeide huid. De vlammen trokken krakend gedurig verder door de bosschen. Zoo iets heer! wensch ik nimmer weder te zien; om ons en over ons niets als vlammen en rook. Aan het ligchaam was het ons wel koel, maar onze hoofden gloeiden, en het kind schreeuwde erbarmelijk. „De dag verliep al verder en wij werden'hongerig. Hoewel doodelijk afgemat zijnde gelukte het mij toch een.stekelvarken'te schietenwaarvan wij het vleesch aten. De nacht kwam, en wij bragten denzelven onder allerlei folteringen door; een vuurgloed bedekte den grond, en de boomen stonden gedeeltelijk als vuurkolommen daar, terwijl anderen van tijd tot tijd instortten. De verstikkende rook, trok ov-er ohs heen.., en de heete asch viel als eenen digten regen op ons neder. „Tegen den morgen nam 'de rook. een -weinig af, koewei de hitte niet verminderde. Een weinig, later was het •.stil. om qp.s heen, en,van tijd tot tijd waaide ons midden-onder de rookwolken een verkwikkelijk luchtje toe. Daar ons door het langdurig vertoeven 111 het water, eene koortsachtige rilling was overval'en, gingen wij er uit, en verwarmden ons bij eenen bjruidendea.-Stam. Wat van ons worden moest, wisten wij zeiven nietdoch steeds op God vertrouwende trokken wij van daar., na Ons met eenig wild dat ik het geluk had te schietenen in de gloejjende asch braadde ver sterkt te hebben. „Van de vlammen zagen wij nu niets meer, maar de grond was op vele plaatsen nog gloeijend, hetgeen ons het Ipopgu uiterst moeijeiijk maakte. Eindelijk na twee bange dagen en nachten, bereikten wij de bosschen van hard hout, welke van den brand verschoond waren-gebleven. Kort daarop kwamen wij aan eene hut, alwaar wij een gastvrij onthaal vonden, en het einde van den brand konden afwachten." Z E E -T 'IJ D I N G. In Tessel binnengekomen H. K. Dykhuis, vaii SurtnaltieiiJ.' J. Smith, van Livorno W. Cousins, O. F. Fockema en A. M. Sreginga, van Londen', A. H. Karsvns van New-Castle, II. H. Ktiiper, van Sunderland, J. II. Deddes, J. C. HolstL. H. Draijer en J. Lanjhinnchs, van Petersburg, J. F. Schmidt, H. J. Langhinrichs, T. Lan-e I., C. Stvart en Toulin, van Riga, J. G. Schroder, van' Koningsbergen, J. L. Steb lingwerf, van Nerva, G. H. Kramer,'II. C. Vorbrodt, H. Koops en H. 'Zurinci'er van Dantzig, C. J. Paeplowvan HemelJ. Hjorthvan StokhohnJ. Jör-cnscn cn J. Jensen, van Koppenhagen, J. J. de Jonah, II. H. Naatje en D. T.'Doornbbs. van Brevigj. G. Oijcn, van Dronthem R. P. Duit en ,G. J. Bossinga, van Arcndahl C. N. Veght, S. B. Salvesen, G, S. Brouwer, J. J: 'Crevén,'S. Backman. J. Jensen' II. t. Falck, B. O. -Baarsen, H.'K. deiGroot, J. Pedcrscn, D. BaggeE. Y. Post' J. C. LuudM. Moldenhauer, L. Holst cn M. Salvesen, van Drammen, Kapt. Tolkcn- ton, van-Bergen, Z. Peoerssop, van Gothenburg. In hét Vlie binnengekomen J. H. de Bjjer en S. E. Schërpbfet', van New-Castlc II. G. Botte,. J. T. Bruns en J.,E.,Kwakenburgvan Dantzig, J. J. Arends Jr., van Memel W, H. Mulder, van Stahtil (in'.Noorvvcgcn)J. C. K'iir, van Kopenharnn N. S. Beck en H. H. Rok, van Arcndahl, G. H. Haverbult, van Ostrisoer, J. D. Flik' Van TonntnrenJ. H. van-Wyk, van Drammen. Te Tersch.. binnengekomen J. E. Scherpbier, van Hoh',vachtJ. f. Buiten en C. H. Latkew, van Straalsund, G. T.'de Tonge. van RostokH. J. Dekker cn H. B. Mulder" van Wisinar, C. ilohvan Socndborg, J. Fock, van Helgoland. De Prijs van de BOTER aan de Waag binnen Leyden. Zaturdag den 10. October 1835. Van .32 tot 34 a 35 gulden-.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 3