■leeraar Moll bijgewoondwelke op dezelve vele blijken van achting moge ondervinden. Dé Universiteit te Dublin heeft, even als in het vorige jaar die van Edmbnrg, Professor Moll de waardigheid van Doctor in de Regten honoris causa opgedragen, welke eer slechts aan tiénen buitenlander, Profes sor Agassiz van Neufchatel, was te beurt gevallen. FRANKRiJ K. Pakijs den 25 Augustus. De. Kamer van Afgevaardigden heeft den oqsten hare vergadering gehouden onder voorzitterschap van den Vice-President,/^/?/ de la Lozêre. Aan de orde van den dag was het ontwerp van wet op de druk pers. Nadac eenige Afgevaardigden het woord gevoerd hadden, beklom de President van den Raad der Ministers het spreekgestoelte, om de wet te verdedigenen vooral de Ministers te verdedigen tegen de aantijging van sommige leden als waren zij door het voorstellen der wet hunne magt te buiten gegaan. Nog een lid heeft na den Minister tegen de wet gesproken, waarna de vergadering ten half zes ure gesloten is. De nieuwe Bevelhebber te Algiers, Maarschalk Clausel is aldaar met veel vreugde ontvangen. Er had eenc algemeene verlichting plaats, en twee nachten achtereen werd zijne aankomst door dansen op de openbare pleinen gevierd. Al dadelijk gaf de Maarschalk aan de Overliedendie hem kwamen begroeten, te kennen, dat het de meening der Fransche Regering was, om den hoondien Abdel-Kader aan de Fransche wapenen had aangedaanop eene schitterende wijze te wreken. Te dien einde zonden in September aan staande 12,000 man Fransclre troepen uit liet zuiden van Frankrijk naar Oran oversteken. De maarschalk zou zich zelf aan het hoofd der onderneming tegen Abclel-Kader plaatsen. Den 26 Augustus. De beraadslagingen over de wet van de hoven van Assises, zijn gisteren in de Kamer der Pairs geopend. De vergadering heeft eene gespannen aandacht verleend aan de krachtige rede van den heer Ville- main. Het is hem niet ongemakkelijk geweest aan te toonenhoe deze verandering aangebragt in de vormen van onze criminele Justitie, met het plan om den gang van de staatkundige zaken te verhaasten, geheel en al slecht is. De vereeringswaardige Pair, heeft, Blackston in de hand, eene materiele fout geopenbaard, ontsnapt aan den heer Tripier en andere rede naars, die volgehouden hadden, dat, ten aanzien van eenen opstand, de En- gelsche wet de Jury van beschuldiging schorst, terwijl dezelve juist het tegenovergestelde voorschrijft. De instructie van het proces van Fieschi, is nog niet binnen kort ten einde gebragthij heeft tot 5 verhooren toe ondergaan in de afgeloopen week. Een kleedermaker is belast geworden om alle zijne kleederen los te tarnen en in de voering, in de knoopen zelfs te zoeken, of er geeue papie ren in verborgen waren, De Kamer van Afgevaardigden heeft in hare zitting van den 25Sten begonnen om over elk artikel van de wet op de drukpers te beraadslagen. De heer Royer-Collardwelke in eenige jaren zich niet als redenaar' had voorgedaan, heeft tegen het iste artikel het woord gevoerd. De Minister Thiers heeft zijne bedenkingen beantwoord. Nog eenige andere leden hebben het woord gevoerd, De lieer Arago heeft aan de Akademie van Wetenschappen nieuwe bijzonderheden medegedeeld nopens de Komeet van Halley; die hemelligchaam is sedert eenige dagen van het Observatorium te Parijs waargenomen; de Komeet heeft een zeer zwak licht, maar gedurende vijf dagen is hetzelve merkelijk sterker geworden. De heer Arago geeft voor alsnog geene bij zonderheden op wegens hare juiste positie, behoudende hij zich voor, om jn de eerstvolgende vergadering der Akademie eene breedvoerige mededee- iing dienaangaande te doen. Na verloop van eenige weken zal de befaamde Komeet van Halley door een ieder kunnen gezien worden. Den 27 Augustus. Onderscheidene petitien tegen het aannemen van de wet op de drukpers worden aan de Kamer der Afgevaardigden aangeboden. Deze Kamer heeft hare zitting den '26 en 27sten dezer voortgezet. Het eerste artikel der wet is aangenomen, als ook het tweede in de zitting van den cystenwelke vergadering bij het vertrekken der post nog niet was •afgeloopen. MENGELINGEN. Het volgende ontlenen wij uit eene der Javasche couranten: Batavia, den 17 Maart 1835. Wij zijn in de gelegenheid., onzen lezers een zeer belangwekkend verslag 'te geven der wijze, waarop in het laatst van 1832, de tijding van den des. tijds, door het Britsch Gouvernement uitgevaardigden maatregel tegen de Nederlandsche schepenuit Londennaar Britsch-Indië is overgebragtmet liet voorname doel, naar'het schijnt, om aldaar spoedig te doen bekend wor den, dat die maatregel zich niet tot de koloniën uitstrekte. De daartoe betrekkelijke depêches, namelijk, werden toevertrouwd aan Mn Croft HawkinsOfficier der Britsch-Indische Marine, geboortig van Ox ford, die den loden November uit Londen vertrok, aangenomen hebbende om dezelve geheel alleen, over land, door Persie naar Bombay over te brengen, en die deze buitengewone reis, eerst met rijtuig, en vervolgens rover Konstantinopel te paard, in 102 dagen volbragt, waarvan slechts 87 dagen tot werkelijk reizen werden besteed. De voornaamste plaatsen, wel ke Kapitein Hawkins, gedurende dezen gewaagden togt doortrok, waren de volgende, namelijk: van Londen naar Dover, voorts overgestoken naar Ca lais, vervolgens over Parys, Straatsburg, Weenen, Pest, Semlin, Belgrado, Nisch, Sophia, Adrianopel en Konstantinopel, gedeeltelijk met rijtuig, ge deeltelijk te paard, in 24 dagen afgelegd; vervolgens van Tabarya of Tibé- lias (Tabrize), Teheran, Ispahan en Schiras naar Bender-Abusjar (Bushire) aan de golf van Persiein 63 dagen te paard afgelegdvanwaar hij naar het in dien golf gelegen eiland Kishma overstak en in 15 dagen, over zee, Bombay bereikte. Dergelijke reis, met eene zoo groote voortvarendheid, door zoo weinig bekende landstreken, in een guur jaargetijde en langs slechte wegen vol bragt, mag in der daad hoogst zeldzaam en bijna ongelooflijk genoemd wor den. Zij getuigt niet minder van de ligchaamssterkte en den volhardenden moed des reizigers, die zelf verklaarde, zich de noodige paarden, dan met behulp zijner zweep, dan weder met overgehaald pistool, te hebben aange schaft. Kapitein Hawkins, thans Kommandant van het Engelsch Compagnies korvet van oorlog Clive, wordt beschreven als een vrolijk zeeman, omtrent 40 jaren oud, kort en ingedrongen van gestalte, gezet, stevig, vlug en ge zond van iigchaam en als een zeer aangenaam, gezellig mensch. Eenige uittreksels zijner brieven, gedurende de reis, door hem aan zijne vrienden te Londen, geschreven, en te vinden in de Mengelingen der Cei- lonsche Gouvernements-courant van den iöden Augustus jl., vermelden een aantal bijzonderheden van zijne zending; eene vertaling daarvan, laten wij derhalve volgen „In den ochtend van den ioden November 1832, vertrok ik van Londen naai Dover, stak met de stoomboot over naar Calais en kwam in den avond vaii den nden t-e Parijs aan. Ik vertoefde hier eenige weinige uren, ten einde mij een rijtuig aan te schaffen, en een courier te bedingen. Op den iaden vervolgde ik mijne reis naar Weenenalwaar ik den 2osten aankwam. Ik had aldaar een mondgesprek met onzen Ambassadeur Sir Feeder ik lamb, die welwillend op zich nammij mijn paspoort den volgenden dag getee- kend""te' bezorgen. Bij een kort bezoek in de Opera, was ik zeer opge togen over de prachtige tooneel-voorstellingenmaar de schouwburg waf slecht verlicht, en ik zag geen enkele schöone, vro;iw,-fcehalve. op bet-too- neel. Ik schepte bijzonder behagen in de muzijkin de Engelsch'è Schotsche én Iersche liederen, en in de onderscheidene daus'ehwelke door twee uitmuntende danseressen werden uitgevoerd zij overtroffen.Togfioiti iii leenige buigzaamheid zoo al 'niet ook in bevalligheid. Des .Keizers broe der was er tegenwoordig. De toejuiching en verrukking stegen door dé buitengewone kunst dier danseressen ten top. „Den nésten November kwam ik 'te Pest in Ilongarijen aan, ongeveer 180 mijlen van Weenen, in de hoop van verder met dé stoomboot tot Semlin te zullen kunnen komen, hetgeen voorzeker liet spoedigst en gemakkelijkst zoude zijn geweest.doch dezelve, wegens den invallenden winter opgelegd zijnde, schoot mij niets over, dan mijne reis per post voort te zetten. Dés Ambassadeurs Secretarissen, bijzonderlijk den heer Farguliarbetoonden mij veel vriendelijkheiden beloofden mij brieven aan den Kommandant te Sem lin en voor Konstantinopel. Den aósten kwam ik te Semlin, hebbende van Pest af, geheel alléén ge reisd, hetgeen ik altijd doen zoude, mogt ik dezen weg eens weder uitko men. Niettegenstaande mijne onkunde in de taal, vond ik er toch altijd iets op uit, om mij te doen verstaan, en later.leerde ik de vereisehte uitdruk kingen om paarden verwisseld te krijgen of ander,e noodwendigheden langs den weg te erlangen, én ik geloof spoediger, aangenamer en aanmerkelijk goedkooper dan met eencourier gereisd te hebben. De Kommandant van Semlin bezocht hebbende voor wien ik eenen brief had, zoo werd ik door hem op den volgenden ochtend terug genoodigd, ais wanneer er een tolk zoude zijn, 0111 mij naar den Tnrkschen Bassa te Belbrado te vergezellen die mij een Tartaar tót Konstantinopel zoude.medegeven. De.weg van Pest was ellendig slecht; ik werd onzacht van deft eenen jhoek ..van het rijtuig naar den anderen gebonsd, en overeenkomstig de matigheid, die ik mij op de réis had voorgenomen at ik slechts éénmaal daags. De landstreek vvaS woest en weinig bewoond, het volk zag er uit als wilden, alhoewel uiter lijk vrolijk en te vrede. Niemand gaat 11 voorbij zonder zijn hoed af te nemen. Men nam echter niet het minste deel, in mijne hevige zucht om Vooruit te komen. Den 4den December kwam ik in acht dagen van Semlin te Konstantino pel aan, hetwelk in dit jaargetijdeniet zonder de grootste inspanning vaii krachten werd volbragt, zoo als na te gaan is uit de wijze waarop de Tar taren reizen. Mij toegerust hebbende met een paar Turksche laarzen, en vilten koussen, die over den rijbroek tot halfweg de dijen kwamen, met een buis van schapenvel en mijn oude Londensche mutsbegaf ik mij te vier uren 's namiddags naar Belgrado op weg., in de volgende marsch-orde; een postrijder geleidde mijn pakpaard, daarop volgde de Tartaar, meteen lange zweepen dan ik zelf, in de achterhoedete paard. De vorst was zoo sterk, als ik nimmer gevoeld heb, en de snijdende winden, belemmer,, den ons zeer in onzen togt. Te 7 ure des avonds verwisselden wij van paarden, en te 11 ure hielden wij stil om wat nic te rusten en eenig voed sel te gebruiken. Te 3 ure des ochtends werd ik door den Tartaar gewekt, en te 10 ure hielden wij weder stil om van paarden te verwisselen. Wij lieten ons eene groote kom me; warme melk en brood geven, waarvan wij beiden, de Tartaar en ik, met smaak gebruikten. Met uitzondering van het paarden-verwisselen, gingen wij gewoonlijk, zonder ophouden tot 19 ure- des avonds voort, en meestal in een' sterken draf, telkens ongeveer 20 uren achtereen afleggende. De hnid bleef uiterlijk onbeschadigddoch ik ge.- voelde eene zware pijn in de spieren van den rug en de dijen, zoodat wij ons te Nisch eenige uren ophielden, en, door den slaap verkwikt, onzen weg tot f ure des avonds vervolgden. De afstanden werden bij den tijd gemeten, rekenende vier mijlen en meer op eén uur. Ik verliet Éthsman. (jdat 52 chors, gevolgeli.jk meer als 200 mhi-"- .au narianopel is), te 1 ure des morgens, en steeg daarna gedurende 40 uren niet. af, als alleen om van paarden te verwisselen, of om voedsel te gebruiken, tot dat wij te Adrianopel aankwamen, alwaar ik mijne opwachting bij den EngelschenCon sul maakte, wiens voorganger eene maand te voren aan de,pest overleden was. Wij vertrokken weder te 9 ure, met slechts één stel paarfje»., en de af stand van 40 chors of I70 mijlen, werd v.olbragt in twee dagen en twee nachten; 70 of 80 mijlen op den eersten en 90 op. den, tw,egden dag. De afstand zoude niets geweest zijn, dan de paarden -die wjj heltvyamen, wa ren meestal slap en afgemat. Ik ging niet'voor vier ure te b^d., daar de bediende van den Consul weigerde zijnen, meester te wekken,-eq begaf mij te half 8 ure reeds weder op weg naar Konscautinopei, zijnde een afstand van ih mijlen. De Ambassadeur merkte aan., dat ik er zoo, jrisch 'uitzag als of ik in het geheel niet gereisd had, en voorzeker, genoot, ik nimmer eene betere gezondheid. „De heer Mandeviliemet wien ik het middagmaal gebruikte was bij zonder voorkomend en verplig'tend. Mijn Tartaarsche reisgenoot, schertste nu en dan over mijne'Slaperigheidofschoon1 ik tóch'bijna, nooit weigerde'ap te stijgen, wanneer hij mij riep; dit was echter maar alleengetju/éijde ije eerste twee of drie dagen, na welke ik geheel opt mijn,ver-liaa-l gekomen én aan deze wijze van reizen gewoon geworden zijndeik-hem zelv.eii om ge nade deed roepen. Hij bragt mij- mijn brandewijn-fleschwelke ik in Wee nen gekocht had, zij. was ledig; hij had dezelve-^zoo móest-het ten min sten heeten) ongelukkig gebroken! - „Op Kersdag kwam ik na achttien en een halve dag reizen's'van Kon stantinopel af, zeer welvarend en opgeruimd, te Taboirya of Tiberias (Ta- brize); doch zoo mager, dat mij de kl.eederen; opt het lijf hingjn. Ik wil echter niet roemen op mijne daden, want hoewel ik door een! prijzenswaar- digen ijver bezield was,, om "de aan mij töevértrdiiwde'dienst .in eerteu kor tere» tijd te volvoeren, als immer bewerkstelligd is,'zoo ben ik indachtig, dat ik aan Gods goedheid alleendie mij een zoo sterk ligchaams-gestel geschonken heeft, het vermogen te-danken heb.gehad om eene reis te vol brengen, zoo uiterst moegelijk, door de strengheid van het weder, en den buitengewonen slechten staat dér wegen, die hiér'én daar naauwelijks zig't- bare paden geleken. De helft van den afstand tusschen Konstantinopel en Tabaryalegde ik af in zes dagen, gedurende welken tijd ik-mij slechts twee malen heb tér neder gelegd om te slapen. Op den vijfden'ochtend begon mijn Tartaar den moed te verliezen, en op den z.esden,. zevenden en achtsten dag, veroor zaakte hij mij zelfs zeer veel oponthoud, door ieder half uur van zijn paard te stijgen, onder voorwendsel van zijnjzadel wat regt.te moeten leggen, waardoor hij mij dan telkens in de konde ophieldÜie zoo streng wascjat er dikwijls eene tros ijskegels aan mijnen knevel hing. Den negenden pch- tend \yzs de anne man verpügt het op. te gfiyep. .lËijne kleederen kleefden hem aan het Iigchaam, en stijfheid in den rug_beiette'lièm régt op zijn paafd te zitten, van hetwelk hij, reeds dikwijls was afgefuimbld. Ik moet erkennen dat ik wel gaarne van hem ontslagen wilde zijn en maar liever 'alléén v'ó'óh- reizen, hetgeen ik dan .eindelijk ook deed; ééhtqr,'Zooals van zelve, spreekt, ondervond ik zeer dikwijls moeijelijkheid uit gebrek aan kennis* dér Turk sche en Persische talen, .hoewel mijn Arabier mij somwijlen lriéip. Het was regt aangenaam voor mij, Dr. Cormick te hooren~zeggéfidat ik' niettegen staande de menigvuldige mij opgehouden heBbeiicTe verhinderingen de reis tot Tabarya spoediger had afgelegd, dan men nog immer vair eenigen Tar taar gehoord had. Dr. Cormick, die gij u herimjeférj zult te Bombay'gezien te hebben, wenscht aan u herinnerd te worden, en Saii-Khan, die zich eenige jaren geleden, als agent voor Prins A'Jbas'-Mirzain Engeland be vond, verlangt u en uwe familie van zijné achting te verzekerenhij zegt, dat 'hij zich dikwijls het bij 11 genoten vriendelijk en gastvrij onthaal herin nert; dit zijn zijne eigen woorden*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 3