A0. 1835,
LEYDSCHE
N° 1,ï83v,0f>%
COURANT.
Maandag
den 13 Julij.
NOTIFICATIE.
pE Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland,
Gezien de missive van den fungerende» Opperhoutvester voor de Noordelijke Provin-
cjen in dato 26 Junij 1835, N°. 38, betreffende het openen der Jagt op Ganzen, Een
den en Watersnippenvoor dit saizoen
Gelet op artikel 11 der wet van den 11 Julij 1814, N°. 29, Staatsblad N°. 79), op
Zijner Majs. besluiten, in dato 5 Julij 1823, Staatsbladen N°. 25 en 26), en op de de
liberandi van Hun Ed. Groot Achtbaren de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, ter
dezer zake;
Brengt bij deze ter kennisse van de daarbij belanghebbenden m Zuid-Holland i
1°, Dat de Jagt op Ganzen, Eenden en Watersnippen, zal geopend zyn op Woensdag
den 15 Julij 1835, achtervolgens de bepaling van den fungerenden OpperhoutvestQ*
voor de Noordelijke Provinciën, vastgesteld met overleg van Gedeputeerde Staten
voornoemd.
2". Dat mede ten gevolge der door voormelden Opperhoutvester gemaakte bepalingen,
dezelve Jagt niet zal kunnen worden uitgeoefenddan in die localiteitenwaar
zulks door denzelven zal worden toegestaan; zullende alzoo, wat de publieke Jagt
aangaat, deze slechts op het water, langs de stranden, oevers van meeren, vêen-
plassen en rivieren, mitsgaders op lage en moerassige gronden, en bepaaldelijk
nimmer in en langs bosschen, of op bouw- en weilanden, tot het gewone Jagtveld
behoorende, mogen worden uitgeoefend; terwijl verder den kooilieden wordt her
innerd, dat, volgens art. 3 van Zijner Majs. besluit, in dato 1 December 1820,
Staatsblad N°. 26), hunne kooi-eenden tot den isten September 1835 moeten zijn
opgesloten of gehokt, op de boete daarbij bepaald.
En ten einde niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende,zal deze worden afge
kondigd en aangeplakt, alomme waar zulks te doen gebruikelijk is.
Gedaan te s Gravenhage den isten Julij 1835.
De StaatsraadGouverneur voornoemd
van der Duyn.
KENNISGEVING.
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, gezien hebbende de dispositie
van de Edele Groot Achtb. H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid-Hollandvan den
13. Januarij jl.(Provinciaalblad N°. 7.); brengen bij deze ter kennis van elk en een
egelyk, wien zulks zoude mogen aangaan, het navolgende Koninglijk besluit:
Wij WILLEM, bij de gratie Gods, Koning der NederlandenPrins
van Oranje-NassauGroot-IIertog van Luxemburgenz.enz.t enz
Op de adressen, aan Ons ingediend door onderscheidene Bierbrouwers, Azijn-Fabrij-
kanten en Handelaars in sterke drankenhoudende bezwaren tegen de verordeningen
van Ons besluit, van den 13. April. 1833(Staatsblad N°. 9), betrekkelijk de invoe
ring van het Nederlandsche Vaatwerk voor d,en handel in het groot;
Gezien Ons besluit van den 9 December 1833 (Staatsblad N0. 62), waarbij de ter
mijn van voormelde uitvoering tot op den isten Januarij 1835 is uitgesteld geworden;
Op het rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van den 18 Decem
ber 1834, N°. 127, 2de aldeeling;
Den Raad van State gehoord, (advies van den 30 December 1834, Nn. 9)
Hebben besloten en besluitenmet intrekking van Onze beide hiervoren vermelde
besluiten, de navolgende bepalingen nopens de invoering van het Nederlandsche Vaat
werk vast te stellen
Art. 1. Tc rekenen van den 1 sten Januarij 1836, zal al het nieuw vervaardigde vaat
werk, voor zoo verre hetzelve niet uitsluitend besterad is, tot vervoer of tot bewa
ring, maar tevens tot inhoudsmaat strekt, bij de aflevering van bier, azijn, olie, je
never, brandewijn, melk en in het algemeen van alle inlands gefabrijceerde vochten,
als zoodanig worden geijkt, doch op geenen anderen inhoud dan op dien van 10, 20,
30, 40, 50, 100, 150 en 200 Nederlandsche kannen (litres').
Alle vaten van grooteren inhoud dan van 200 Nederlandsche kannen, of van het
dubbel Nederlandsch vat hectolitrezullen alleen als middelen vaii vervoer of van
bewaring beschouwd, en dienvolgens aan geen ijk onderworpen zijn.
2. Al het tot dus verre aanwezige oude vaatwerk zal tot i°. Januarij 1850 kun
nen gebezigd worden tot afleveringen zonder eenigen ijk of her-ijk te ondergaan, mits,
vóór het einde des jaars 1836, door de daartoe bevoegde beambten, met een bijzon
der merk gebrand wordende, ten blijke, dat de aldus gedane afleveringen niet geacht
•worden bij de wettige maat te zijn geschied, en onverminderd het regt der verbrui
kers, om te vorderen, dat dezelve, in vaatwerk, overeenkomstig het bepaalde bij art. 1,
geijkt, plaats hebbe.
Dcliier voren vermelde branding zal buiten bezwaar van de eigenaars van het vaatwerk
•worden' bewerkstelligd.
3. Al het vaatwerk in voormelde fabrijken bezorgd, om aldaar te worden gevuld,
zal als het eigen vaatwerk der fabrijkanten beschouwd worden en aan dezelfde bran
ding als voren onderhevig zijn.,
4. De in art. 1 bedoelde ijk zaldoor de daartoe bevoegde beambtengeschieden
in de fabrijken of werkplaatsen der eigenaars van het vaatwerk, en zulks ten allen
tijde des jaars, zoo dikwerf daartoe door laatstgenoemde aanvrage wordt gedaan, doch
over niet minder dan 50 der kleinste fusten te gelijk, of een in ïjkloon daarmede over
eenstemmend aantal grootere vaten.
5. Het zal vrijstaan het aanwezige vaatwerkbinnen den tijd van veertien jaren
te rekenen van den isten Januarij 1836door verkuiping zoodanig te vergrooten of te
verkleinendal deszelfs inhoud overeenkoine met dienwelke bij art. 1 voor het
nieuwe vaatwerk is vastgesteld, ten blijke waarvan de aldus veranderde vaten, even als
de nieuwe, den ijk zullen moeten ondergaan.
6. Na het eiudigen van den hiervoren bepaalden termijnzal al het oude vaatwerk
hetwelk buiten de voorgeschreven inhouds-verandering gebleven isniet langer als maat
bij de afleveringen mogen worden gebruikt.
7. In de vervaardiging der nieuwe vaten zullen zich de kuipers voortaan te regelen
hebben naar de volgende afmetingenuitgedrukt in Nederlandsche strepenen gerekend
binnenwerkste weten
xo 236 197 256
20 298 248 322
30 341 *84 369
40 875 312 406
50 404 337 438
100 509 424 551
150 582 485 631
I f 200 641 534 695
8. De ijk der nieuwe vervaardigde vaten zal alleen door verificatie der afmetingen
geschieden, ten zij de eigenaar of de verbruiker den water-ijk mogt verlangen.
Jl. Bij de voormelde verificatie zullen de ijkers als remedie op de gemiddelde mid-
lijn van buik en bodem zoo in meer als minmogen toegeven drie strepen voor
de vaten beneden den inhoud van 100 kannen, en vier strepen voor de grootere va
ten tot die van 200 kannen ingesloten: behalve dien, zal er op den inhoud wor
den toegestaan eene remedie van 3 pCt. naar binnenen van 4 pCt. naar buiten.
10. Óp elk der nieuw vervaardigde vaten, zal deszelfs wettige inhoud met duidc-
I lijke cijfers, onder bijvoeging der letters NIC, worden ingesneden of^ingebrandzul-
1 lénde wijders, op de meest geschikte plaatsen, het ijkwerk en de jaarletter worden
gesteld.
11. Alle zoodanige eens geijkte vaten die, in geval van reparatievan nieuwe
•duigen moeten voorzien worden, zullen wederom den ijk behoeven te ondergaan, al
vorens in gebruik te mogen komen.
12. De bepalingen111 de vorenstaande artikelen vervat, zullen niet toepasselijk
zijn op zoodanige fustenwelke uitsluitend bestemd zijn tot verzending buiten *s lands
van inlands gefabriceerde vochten.
13» Voor zoo verre de werkzaamheden aan den voormelden ijk verbonden s op die
plaatsenalwaar eene aanzienlijke hoeveelheid vaatwerk voorhanden isniet aan de
arrondissements- of adjunct-ijkers mogten worden opgedragen, zullen door Ons bijzon
dere ambtenaren worden aangesteld die onder de benaming van ijkers van het vaat-
wefkuitsluitend met de voornoemde werkzaamheden zullen worden belast.
De thans nog in sommige provinciën in functie zijnde plaatselijke ijken van hef
vaatwerk zullen, mits daartoe de vcreischte geschiktheid bezittende, bij deze benoe-,
ming bij voorkeur in aanmerking komen.
14. Het tarief der ijkloonen van het vaatwerk zal bedragen als volgt
I. Melk-Prat en.
Voor elk vat beneden de 50 kan 2^ cent.
II. Bier- en Azijn-Vaten
Voor elk vat van 10 en 20 kan 1* cent.
4
5
>1
jj
30
50
I50
40
ioo
Voor den water-ijk zal het dubbel van het voorgaande ijkloon mogen wordeil
gevorderd.
III. Olie- en Sterke Drank-Vaten.
Voor een vat van 10 i 20 kan 5 cent.
99 99 39 99 30 40 39 1° 99
99 99 99 99 5° 100 99 99
99 99 99 99 l5° 99 20
99 99 99 99 99 25 99
Voor den water-ijk zal het voorgaande tarief met de helft mogen worden vèrhoogd.
15. Alle overtredingen op de bepalingen van Ons tegenwoordig besluit zullen wor
den gestraft overeenkomstig de bestaande wetten en verordeningen.
En is Onze Minister van Binnenlandsche Zaken belast met de uitvoering dezes,
waarvan afschriften zullen worden gezonden aan Onzen Minister van Finantiënaan de
Algemcene Rekenkamer en aan den Raad van State, tot informatie; zullende het tegen
woordig besluit wijders in het Staatsblad worden geplaatst.
Gegeven te Js Gravenhageden 3isten December des jaars 1834, en van Onz«
Regering het twee en twintigste.
WILLEM.
Van wege den Koning
J. G. de Mey van Streefkerk.
Uitgegeven den eersten Januarij 1835.
De Secretaris van Staat
J. G. de Mey van Streefkerk.
En ten einde niemand hiervan eenige onwetenheid zou kunnen voorwendenzal
deze worden gedrukt, afgekondigd en aangeplakt, daar, waar zulks gebruikelijk is.
Leydenden 5. Fcbruarij 1835.
J. G. de MEY.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du Pui.
PUBLICATIE.
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, bij eene dispositie van Hun
Ed. Gr. Achtb. de Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van den 3 Julij 1835,
N°. G* s»> N°. 9» goedgekeurd terug ontvangen hebbende de met bewilliging
van den Stedclijken Raad, op den 29 Junij bevorens gearresteerde Ampliatie op de Re
glementen, ter verzekering der opcenten op de principale Rijks-Accijnscn op het buiten-
fandsch en binnenlandsch Gedisteleerd binnen deze Stad, van den navolgenden inhoud:
AMPLIATIE op de REGLEMENTENhoudende bepalingen ter verzeke
ring der Opcenten op de principale Rijks-Accijnsen op het Buitenlandsch
en Binnenlandsch Gedisteleerd, bij Zijner Majs. besluiten van den 15 Ja
nuarij 1831N°. 82, en van den 30 Mei 1834, N°. 5, aan de Stad Ley
den toegestaan'.
Art. 1. Van alle partijen Gedisteleerd, van welke aart of soort dezelve mogen zijn.
Welke met vervoer-biljetten of volg-brieven worden vervoerd, komende uit pakhuizen en
entrepots van Branders, Distellateurs en Handelaren, binnen de Stad gevestigd, 0111 bui
ten de limiten der Stad verzonden en ter plaatse van den inslag de Rijks-Accijns betaald
te worden, zullen de voormelde vervoer-biljetten of volg-brieven aan het kantoor of den
post, waar langs de partijen worden uitgevoerd, moeten Worden vertoond, ten einde al
daar door de Stedelijke Ambtenaren te kunnen worden nagezien, en daarop, bij accoord-
bevinding, eene verklaring te stellen; zullende van alle partijen Gedisteleerdwaarvan, bij
terugkomst der vervoer-biljetten, door het vermeld visa dér Stedelijke Ambtenaren, niet
blijke, dat dezelve bij den uitvoer zijn nagezien, de Stedelijke Opcenten door 's Rijks
Ontvanger worden ingevorderd.
Art. 2. Wanneer de partijen Gedisteleerd, waarvan, krachtens 's Rijks wetten, de
verzegeling moet plaats hebben, of wel, uit hoofde van derzelvcr grootheid, niet bij den
post van uitvoer kunnen geverifieerd worden, zal in die gevallen, onder toeverzigt der
Ambtenaren, de verificatie ter plaatse van de inlading geschieden, en welke Ambtenaren
alsdan het vaartuig tot aan de post van uitvoer zullen moeien begeleiden, en aldaar het
document voor wettine uitvoer afteekenen.
Art. 3. De bepalingen bij de boven omschreven Reglementen vastgesteld, voor zoo
verre die bij art. 1 en 2 niet zijn gewijzigd of geamplieerd, blijven in volle kracht en
werking.
Aldus met bewilliging van den Raad der Stad Lej'den, gearresteerd bij H. H.
Burgemeester en Wethouders derzelve Stad, op den 29 Junij 1835.
(Geteekend) J. G. de Me y,
Ter ordonnantie van dezelve,
(Geteekend) p. A. du Pui.
Geapprobeerd door ons Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, bij dispositie
d. d. 3 Julij 1835, N°. 9.
(Geteekend) van der Duyn,
Ter ordonnantie van dezelve,
CGeteekendJ. v. d. Sleyden.
Brengen dezelve bij deze ter kennis van de Ingezetenen derzelve Stad en verder daar
bij belanghebbenden, ten einde zich dien overeenkomstig te gedragen; zijnde de in wer-
kingbrenging daarvan bepaald met den vijftienden Julij aanstaande.
Aldus gedaan en gepubliceerdbij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den 9 Julij 1835.
J. G. de Mey.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du Pui.
NEDERLANDEN.
Leyden den nden Julij.
Er zijn bij ons berigten uit Java tot den iqden Maart 1835 ontvangen.
Dezelve brengen de volgende nieuwstijdingen aan:
Batavia den 10 Februarij. De ambtenaar J. N. Fcstnaerbekend door zijne
sedert eenige jaren in het werk gestelde pogingen, tot het aanknoopen van
relatien met onderscheidene minder bekende volksstammen op het eiland Ce
lebes, heeft door de vervaardiging eener kaart van de door hem bewerkstel
ligde trigonometrische opname der baai van Kendari, eene allezins belangrijke
bijdrage geleverd tot de kennis der Oostelijke gedeelten van gemeld eiland.
Door het Gouvernement is bepaald, dat die baai, waarvan de heer Fos-
macr, op eene zijner reize, in de maand Mei 1831, de eerste ontdekker
werd,, den naam zal dragen van Fosmaers-baai.
De Noordhoek van derzelver ingang ligt op 30 57' 33" Zuider breedte,
1220 40' 53" Ooster lengte (Greenwich).