A". 1835.
LEYDSCHE
COURANT.
Vrijdag
w jvVf-- 7
Xï -: N°S?70.
den 12 Junij.
NEDERLANDEN.
Lbyden den uden Junij.
Gisteren namiddag, omstreeks 3 ure, is Zijne Maj. de Koning, van het
Loo komende, deze stad gepasseerd, zich naar de Residentie begevende,
gezeten in een Russisch rijtuig, slechts met twee paarden bespannen.
"Hoogstdezelve heeft ditmaal voor het eerst van paarden verwisseld bij den
onlangs aangestelden Postmeester, den heer W. 'L. Burgers, op de 'Breede-
straac, bij de Hoogewoerdsbrüg alhier, welke ter eere van Zijne Maj. de
Nationale vlag had uitgestoken.
Z. M. willendeop eene meer voldoende wijze dan tot heden plaats
heeft, zoo veel doenlijk is, in de behoeften der achterblijvende betrekkin
gen van den zeeman voorzien, heeft, bij besluit van 18 Meijl., vastgesteld:
Art. 1. De dek- of onder-officieren en verdere manschappen van 's Rijks
zeemagt (waarvan echter bij deze worden uitgezonderd de officiers- en
scheeps-jongëns, aan welke'het voortaan niet geoorloofd zal zijn gelden te
delegeren) die gebruik willen maken van de aan hen toegestane gunst om
dén derde hunner te verdienen gagie af te staan ten behoeve hunner ouders,
vrouwen, kinderen of broeders en zusters, zullen, op een thans gebruikelij-
ken voet en wijze, hiervan kennisgeven aan den commanderendenofficier des
bodems, waartoe zij behooren, welke hiervan de noodige opgave met ver
melding der juiste woonplaats van den belanghebbendete wiens behoeve
de delegatie wordt verlangd, aan het Departement van Marine op de gewone
wijze zal doen toekomen.
2. Het Departement van Marinedie opgave bekomen hebbendezal
hiervan kennisgeven aan het hoofd van het plaatselijke bestuur, waar de
gedelegeerde woonachtig is, met opgave van den dag wanneer de uitbeta
ling van diens afstand een aanvang zal nemen, hetgeen voor eenen dek- of
onder-officier niet zal kunnen zijn dan negen maanden na zijne plaatsing of
in diensttreding en voor eenen matroos of marinier na twaalf maanden in dienst
of geëmbarkeerd te zijn geweest.
3. Het plaatselijke bestuurzoodanige kennisgeving bekomen hebbende
zal hiervan mededeeling doen aan de belanghebbenden, en hun tevens aan
zeggen ommet overlegging van de door het Departement van Marine ge
vorderde bescheiden tèn -bewijze hunner betrekkingen tot den schepeling,
welke aldaar onder berusting zullen worden gehouden, op den isten April,
isteij JulijistenOctobgr en isten Januarij van elk jaar, nadat de gemelde
delegatie zal zijn ingegaan zich in persoon ten bewijze van in leven te zijn
voor-hetzelve te vervoegen,
4. Na van de personen, welke zich dien ten gevolge voor het plaatselijk
bestuur hebben doen opmaken, welke lijst den igden der eerste maand van
het aangevangene kwartaal zal worden gesloten, zal het plaatselijke besture
deze lijst, met en beneyens de gevorderde bescheiden, doen toekomen aan
het Departement van Marine, hetwelk alsdan tot voldoening der gedelegeerde
gelden, de noodige betaling-stukken zal doen opmaken, en aan het gemelde
bestuur, ter verdere uitreiking aan de belanghebbenden zelveen aan nie
mand anderszal toezendeneven als zulks tot heden ten opzigte der be
trekkingen van dfe bij onze zeemagt in dienst zijnde vrijwilligers plaats heeft.
5. De betaling dezer afgestane gelden zal, met inachtneming van het
bepaalde aan het slot van art. 2 hiervorenbij het eindigen van ieder
vierendeeijaars, en wel bij latere verevening plaats hebben, om het even
of de gewone schuldstaten der eguipagien al dan niet bij het Departe
ment van Marine zullen zijn ingekomen; zullende de nadeelen, welke
bij het niet vroegtijdig genoeg ontvangen der tijding van overlijden, het
verlnits raken of deserteren .der manschappen of anderzins, uit deze ge
regelde betaling eventueet.niogten voortspruiten, indien dezelve niet uit
de te goed gemaakte gelden en den vejkoop der aan boord nagelatene
goederen en plunjes mogtèn kunnen worden gevonden, voor rekening van
'net Rijk worden genomen.
6. De bepalingen, in het tegenwoordige besluit vervat, zullen met den
eersten Julij aanstaande eenen aanvang nemenzullende de thans nog loo-
pende maandbrieven opvolgelijk bij derzelver indiening ter betaling, voor
zoo verre dezelve met die bepalingen niet strijdig zijnworden ingetrokken.
'i'en gevolge eener missive van Zijne Exc. den Minister van Binnen-
Ignd'sche Zaken, zijn de Gemeente-Besturen verzocht geworden, de man
schappen, tot de Mobiele Schutterij behoorende, nader aan te manen, om,
wanneer zij zich naar elders willen begeven, hetzij om werk te bekomen,
hetzij om zich aldaar meer düurzaam op te houden, alsdan hiervan, alvorens
de gemeente te verlaten, aan het Gemeente-Bestuur aangifte te doen, en
om wijders de aan hen uitgereikte verlofpassen bij het corps, waartoe zij
behooren, te laten afschrijven, ten einde zoo wel het Gemeente-Bestuur als
het corps bekend blijve met dè juiste plaatswaar zij zich ophoudenaan.
gezien alleen door de naauwkeurige opvolging van deze voorschriften de
manschappen behoed kunnen worden voor de toepassing der strafbepalingen,
waaraan zijtot dienst-prestatie bij het corps opgeroepen wordendedoor
het niet voldoen aan zoodanige oproepingen, onvermijdelijk en geheel door
eigen schuld, worden blootgesteld.
Tot residenten ter kunst, van Guinea zijn benoemd de adsistenten
H. J. Tonnebonyen en A. G. Boerman, terwijl tot adsistenten benoemd zijn
J. G. .Tackel en A. C. Cremer; ook is tot tweeden luitenant, commandant
der militairen aldaar,, benoemd de adjudant G. K. Maassen en in diens plaats
aangesteld de serjant van het 4de bataljon artillerieE. G. Hoitingh
lylen zegt, dat vele voorname personaadjen van buiten 's lands dit
jaar weder de bad-inrigting te Scheveningen zullen bezoeken.
Aan het Stads Water-kantoor te Amsterdam, zijn dezer dagen, omtrent
de graden van warmte, gedaan de volgende waarnemingen:
Zondag den 7 Junij, des middags ten 12 ure, 81 graden; des namiddags
ten 5 ure, 86 graden. Maandag den 8 Junij, des morgens ten 5 ure, 68 gr.;
des avonds ten 5 ure, 87 gr,; gedurende den nacht tot 4 ure in den morgen
van den 9 Junij, gedaald tot op 70 gr.; des middags van 2 tot 5 ure, weder
85 gr. Woensdag 's'morgens ten 4 ure, wederom 70 gr., en des middags,
teh 1 ure, weder 86 graden.
Onlangs heeft de begaafde en beroemde dichteresse, mejufvrouw Pe-
tronella M'oehshet hoogst zeldzaam genoegen gesmaakt, den vijftigsten ver
jaardag te vieren van hare bekrooning met het gouden eermetaal, door haar
m 1785 behaald, op eene dichterlijke prijsstof bij het toenmalig Dicht- en
Letteroefenend Genootschap te Amsterdam.
De nu 72jarige dichteres, die, bij het gemis, van hare jeugd af aan, van
beg edel ziutuig des gezigts, zich in het genot eener meest gewenschte ge
zondheid mag verheugen; werd op genoemden verjaardag niet alleen aller
aangenaamst verrast doör een blijk van het even kiesch als hoogstgunstig
aandenken van Z. M. onzen geliefden Koning, maar genoot tevens van een
aantal harer stadgenooten uit de geleerde en aanzienlijkste standen onge
veinsde betuigingen van belangstelling. Ook van elders kwamen haar van
verscheidene beroemde kunstgenooten en geleerdende ontboezeming toe
der hartelijkste deelneming. Vele vaderlandsche dichters deden haar huil
vriendschappelijk medegevoel in lyrischen maatklank verstaan.
Uit Harderwijk schrijft men van den 9 Junij: Nadat de Generaal
Cleerens het laatste gedeelte van zijn corps, hetwelk tot dusverre naar de
Oost-lndie vertrekt, of vertrokken is, laatstleden Woensdag van hier uit
geleide gedaan had, heeft hij zich naar 's Hage jegeven, van waar hij naar
Hellevoetsluis zal vertrekken om zich, met zijn huisgezin en het onlangs
van hier vertrokken transport, op de Jakob Cats naar de Oost-lndie in te
schepen. Voorloopig zal het depot van opgemeld Corps te Kampen blijven.
Den 3den dezer is alhier aangekomen de Luitenant-Generaal Vermaa-
sen. Z. Exc. heeft zich met het inspecteren der troepen, kleeding-stukk»n,
magazijnen, enz., bezig gehouden. Z. Exc. is dezer dagen van hier
vertrokken.
Mevrouw de Prinses de Ligne, geboren Marquizin de Trazegnies, wier
bevalling voor weinige dagen is vermeld geworden, is den 4 Junij, op het
kasteel Beloeil, in den ouderdom van 22 jaren, overleden.
Verleden Zaturdag ochtend is het bovenste gedeelte van een groot ge
bouw op den nieuwen weg naar Schaarbeek, nabij de brug van Laeken, in
gestort en heeft een aantal werklieden deerlijk verminkt.
T U R K Y E.
Konstantinopeu den 13 Mei. Een Duitsch blad geeft uit die stad het
berigt, dat er in negen dagen tijd uit Aleppo, door Tartaren tijdingen om
trent den staat van zaken in Syrië aangebragt iswelke veel opziens en tevens
veel vreugde bij de Porte hadden te weeg gebragt. De Vorst der Drusen
namenlijk, Emir-Bechirzou van de groote verlegenheid, waarin de onder-
Koning van Aegypte zich ten gevolge van de verwoestingen der pest be
vindt, gebruik gemaakt, en de Drusen de Aegyptenaarswelke van alle
hulp ontbloot waren, overrompeld hebben. Eene aanmerkelijke neder
laag was daarbij door het leger van Ibrahim geleden. Men meende, dat
de Drusen van deze overwinning gebruik makenen de inwoners van Syrië
geheel eenen opstand Zouden bewerken. Op ondersteuning uit Aegypte kon
den de overwonnen Aegyptenaren niet hopen, daar hun opperbevelhebber,
Ibrahim-Vzcho. zich in Opper-Aegypte met zijnen vader ophoudt, ten einde
de pest te ontwijken.
Volgens berigten uit Konstantinopel had de Sultan bevolen, dat veertig
Beys en veertig Spahis, degenen die in Bosnië den meesten invloed op het
volk uitoefenennaar de hoofdstad Opgezonden moeten worden. In het
kanaal van Corfu was den 14 Mei eene Turksche vloot van 22 schepen aan
gekomen welke men dachtdat naar Albanië bestemd waren.
Uit Alexandrie wordt van den 7 April geschreven
Sedert eenige dagen neemt hier de pest merkelijk af" en onder de Ara
bieren telt men thans dagelijks niet over de honderd nieuwe zieken, van
welke vele wederom genezen. Daarentegen hebben nu meerdere aanvallen
der ziekte onder de Franken en Grieken plaats: want niettegenstaande de
Voorzorgen, welke zij nemen, zet zich de aansteeking altijd voort, dewijl
in Aegypte de Franken veel meer als ergens elders, ïrtet de inboorlingen
in gemeenschap zijn. 0*ok vele in de haven liggeiide schepen, vooral op
die, welke boomwol geladen hbben, zijn aangestoken. Te Alexandrie al
leen zijn tot heden (7 April) bij de 17,000 menschen aan de pest gestorven.
Zoo als men uit Salonichi verneemt werden de wateren van Macedonië
onlangs door talrijke zeerooversonder aanvoering van eenen zekere Kara-
miz'o verontrust.
Smyrna den 7 Mei. Uit deze plaats wordt gemeld:
Reeds voor twee maanden hadden handelsbrieven uit Konstantinopel de
spoedige aankomst van den Sultan berigt dóch dit berigt had bij de Turk
sche Overheden geen geloof gevondendaar men anders voor de ontvangst
vna eenen Sultan, welke de eerste zou zijn, die zulk eene reis ondernam,
die toebereidselen gemaakt zou hebben, zulk eenen gast en de nieuwheid der
onderneming waardig. De Frankische Consuls schenen de eenigen te zijn
welke aan de reis van dén Grooten Heer geloof hechtten.
Het dagblad van Smyrna schrijft uit die stad van den pden:
Brieven uit Bairut van 24 April bevestigen volkomen alles, wat wij on
langs van den treurigen toestand van Syrië melden. Voortdurend heerscht
in die landen de grootste gisting en de gestrengheid van Emir Bec'tir en
zijner troepen zijn meestal ontoereikend, de: groote uitbarstingen der volks
ontevredenheid te onderdrukken. De terugkomst van Ibrahim Pacha welke
met het begin van April te St. Jean d' Acre aangekomen is, schijnt in de
zen trenrigen toestand geene gunstige verandering te zullen te Weeg bren
gen. Integendeel heeft men de bijna welgegronde vreeshet kwaad te1
zien verergeren, terwijl men van oorlog spreekt en weet, dat Ibrahim men
schen en geld noodig heeft.
Deze zelfde brieven melden, dat op het eiland Cyprus de pest nog
woedt. Eergisteren ontving de Gouverneur van Smyrna de aankondiging,
dat te Tschesme in een huis, waar een mensch, die weinige dagen te vo
ren met een vaartuig uit Alexandrie aankwam, in het geheim ingegaan was,
twee pestgevallen voorgekomen waren.
In het Fransche blad le Réparateur van den ïsten Junij vindt men
eenen brief uit Genuavolgens welken men in de laatstgenoemde stad de
tijding ontvangen wilde hebben van eene poging der laatste om met ge
weld de doorvaart door die zee-engte te erlangen. Aan wie de zege was
verbleven, was in de te Genua ontvangene tijdingen niet vermeld, waaruit
de briefschrijver meent te moeten opmaken, dat de Engelsche schepen hun
oogmerk niet zouden bereikt hebben. Tot nog toe is van geene andere zride
iets wegens een dergelijk voorval bekend geworden, en men schijnt dus het
Lyonsche berigt voor onwaar of onjuist te mogen houden.
RUSLAND.
Zooals wij voor eenigen tijd reeds gemeld hebbendat ten tijde van Paschen
in Rusland een gestrenge koude gevoeld is, welke de reeds ontdooide rivie
ren, wederom deed bevriezen, zoo geven latere berigten kennis, dat er op
j Pagsch-Zondag in den omtrek van Petersburg eene ontzettende sneeuwjagt
heeft plaats gehad. Het navolgende wordt hiervan medegedeeld: