A". 1885: LEYDSCHE N°. Sïfi C 0 E RAN T. Maandag -jc-Tfea- A f#S&« jr XI x> *rr,i7£v.-^?. --re' den 18 Mei. NOTIFICATIE. Beschrijving voor het liegt op tie Patentenvoor den jare löyf. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden., brengen bij deze 4 tiaar aanlei ding van een ontvangen besluit van Zijne Exc. den Heer Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, van den 9 April jl. N°. 5 41 d. b. {Provinciaalblad N°. 53), betrekkelijk de heffing van het Patentregt over 1335, (dat is: van den 1 sten Mei 1835, tot den 30sten April 1836), ter kennisse van alle de Patentpligtigen binnen deze Stad: Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de Tabel N°. 16 der wet van den 6 April 1823, N°. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het Regt van Patentvan den 21 Mei 1819 Staatsblad N°. 34)de tijd der uitgifte van de door de Patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1835, wordt vastgesteld op den 8 Mei van dat jaar, en dat de wederinzameling derzelve, tegen regis door den Ontvanger of deszelfs daartoe Gequalificeerden geteekendop den achtsten dag 11a de uitgifte zal geschieden. Dat de Registers der Patentpligtigenop den 9 Jtinij daaraanvolgende zullen gesloten wordenen er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen. Wordende ieder Patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der wet op het Regt van Patent van den 21 Mei 1819, inhoudendedat zij, die bij het aanbieden of bezorgen „der verklaringen van aangifte, Jof ook bij het terughalen derzelve, pnogten zijn voor- „bijgegaan, zich biet mogen beroepen op een of ander begaan versuimmaar integendeel ,5 gehoudenzijn om zorg te dragendat de bij de wet gevorderde aangiftenverklarin- gen en aanvragen, welke ter invulling aan'het Kantoor van den Ontvanger der Directe ^Belastingen," (in de Donkersteeg binnen deze Stad), „verkrijgbaar zijn, doorin persoon of door hunnen gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden „'tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrevene wet, houdende: de aan het Regt van Patent onderhevige personenwelke, 11a den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte „bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door.valsche, onnaauwkeurige .of on- volledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aangiften te hebben gekwetenzullen telken reizewanneer hun verzuim of overtreding wordt bnt- dektvervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet meer dan 400 guldens." Dat met betrekking tot de SchippersSchuitenvoerders enz., in de Tabel N°. 16 der wet van den 6 April 1823 N°. 14 voorkomende, de eigenaren van schepen;, schippers, schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de administratie hebben over eenige binnensche pen, schuiten en andere vaartuigen, gehouden zullen zijn, 0111 zich van behoorlijk Patent té voorzien. Dat, tot de door heli daartoe te doène schriftelijke aangaven, zal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 8 Mei aanstaande tot en met den oosten dierzelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, d'e Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende dezelve tevens uitge- noodigd, om de meetbrieven hunner vaartuigen mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hun, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er, na den 25 Mei voormeldgeene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen en de gebrekigenbij ontdekkingzullen incufferen de boetebepaald bij het 2b artikel - der wet van den 21 Mei 1819 hiervoren "omschreven. Dat echter gemelde termijn voor de alhier niet gedomicilieerde schippers, verlengd wordt tot den laatsten derzelve maand, ten einde zij, volgens 13 der wet van den 6 April 1823, gebruik kunnen maken, om in derzelver vaste woonplaats bij termijnen te betalenen dat zij dus gedurende de ge- heele maand volstaan kunnen met de Vertooning, hetzij van hun vorig Patent, hetzij van het bewijs Van gedane aangifte. Dat verder alle Patentpligtigen 4 bij Tabel N°. 7 der wet van den 16 Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandlandsche en vreemde kramers, welke met kramenstallentafels enz.hunne waren in herbergen, huizen kamers of op publieke markten en kermissen uitstallen, mits gaders de debitanten in loterij-briefjesen alle handeldrijvende en als Kooplieden te be lasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 't klem, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voerenalsmede de ondernemers van openbare vermakelijk heden, in Tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die Patentpligtigen in de algemeene beschrijving voor 1835 zullen moeten worden begrepen, gehouden zuilen zijn zich gedu rende de geheele maand Mei, ter bekoming van hun Patent, aan te melden ter Secretarie dezer Staa, 's voormiddags van 10 tot 12 urede Vrij dadZdtürdag en Zondag uitge zonderd zullende er na dien tijd geene aanvrage meer worden aangenomenbehalve van de zoodanigedie hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van Patent te voorzien. Waarschuwende Burgemeester en Wethouders voornoemd de belanghebbende, en wel bijzonder de Schippers of Schuitenvoerderskrapiers en de Debitanten van Loterij-brief jes alsmede de Ondernemers van Spelen en Vermakelijkhedenzorg te dragen, dat zij hun beroep niet uitoefenen, ten zij ^voorzien van hun Patent, en dat hetzelve niet zal worden afgegeven, dan nadat, hetzij voor het geheel of voor de verschenen termijnen, naarmate de Patentpligtigen daartoe volgens de wet gehouden zijngebleken zij dat de belasting is betaaldten einde hetzelvebij den eersten eisch daartoe gedaan wordende terstond te kunnen vertoonen. En opdat niemand hietomtrent onwetendheid voorwendezal deze worden aangekondigd en aangeplakt alomme waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exemplaar zal wor den medegedeeld aan den Ontvanger der Directe Belastingen, tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en' gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 30 April 1835. J. G. de Mey. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du PUI. NOTIFICATIE. Beschrijving voor het Regt op het Personeelvoor den jare 1835. {Van 1 Mei 1835 tot 30 April 1836.) Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen bij deze, naar aanlei ding van een ontvangen besluit van Zijne ExC. den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid-Hollandvan den 10 April jl. N°. en d. b. ter kennisse van de Ingeze tenen dezer Stad: Dat, ingevolge art. 30 1 der wet op het Personeelin dato den 29 Maart 1833, {Staatsblad N°. 4), de Ontvanger der Directe Belastingen dezer Stad, onder toezigt van den Controleur dier Belastingen, aan de woningen van alle Ingezetenen, op den 12 Mei aanstaande en volgende dagendoor Gemagtigden zal doen bezorgen een Beschrijving biljet, bevattende eene beknopte opgave van de voornaamste bepalingen der wet en de door dezelve aan de belastingschuldige opgelegde verpligtingen, geschikt tot aangifte, bij "wijze van antwoord op de vragendaarbij voorgestelden wel bijzonderlijk van het be drag der Huurwaarde, het aantal Deuren, Vensters en Haardsteden, mitsgaders van liet verlangenom de waarde van hun Mobilair bepaald te zien op den voet des Tariefsbij art. 28 3 vastgesteld, of wel tot het vragen van schatting en telling dief voorwerpen, op den voet als bij 2 en 3 van art. 28 is bepaaldvan liet aantal en de klasse der in dienst of in gebruik gchoudene dienst- en werkboden en paarden; alles voor zoo verre, tvegens ieder dier voorwerpende belasting op den isten Mei dezes jaars was verschul digd, met aanwijzing van alle zoodanige verdere bijzonderheden, als waarvan de kennis, Volgens de bepalingen dezei' wet, wordt vereischt tot regeling der verschuldigde belasting. Dat, volgens 3, 4, 5, 6 en 7, een iegelijk, aan wiens woning een biljet als voren is bezorgd,0gebouden zal zijn de daarbij voorgestelde vragen behooflijk, stellig en zon der eenige voorbehouding te beantwoordenzullende het nogtans aan de belastingschuldi gen vrijstaanzich met 'betrekking tot de aangifte der belastings-voorwerpen naar de drie eerste grondslagen (namenlijk HuurwaardeDeuren, en Vensters en Haardstedender bij "hen in gebruik zijnde pefccien, te gedragen naar den aanslag van liet vorige dienstjaar, zonder dat zulks evenwel zal kunnen verhinderen het gelasten eener herzieningnaar art. 32. Ingeval iemand wegens meer dan één perceel in dezelfde gemeente de belasting ver schuldigd is, zal hij "wegens ieder dier percelen de opgaven betrekkelijk de Huurwaarde, Deuren en VenstersHaardsteden en Mobilair afzonderlijk doen. Bijaldien in een perceel begrepen zijn een woonhuis of woningeen zoodanig pakhuis zolder of kelder als bij art. 6 2 en bij art. a8 3 dezer wet is bedoeldbehoort de Huurwaarde van het woonhuis of de woning én die van het pakhuis, den zolder of kel der afzonderlijk te worden opgegeven. ZijWélke bij het beêorgeii der biljetten of óok bij het terughalen vah dezelvemog- Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteckcning te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven 4 zal de Ontvanger of zijn Gemagtigde des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en zonder daarvoor eenige betaling te kun nen eischenverrigtenmet vermelding der redenen waaromen zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs Gemagtigde, in tegenwoordigheid van een derden perspon en met en jjerieyeii's deze, wofden geteekend, na voorafgaande voorlezing. I)c belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het Per soneel te doene aangiften, in het algemeen behoofen in te levefen invdie gémeeiiten, al waar de belasting is verschuldigd. Deuzujken echter wier belastings-voorwerpen naaf de vier eerste grondslagenalle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente "dan die, waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aangifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun Verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door een zelfden belastingschuldige in verschil* lende gemeenten wofden gehouden, zal hij in elk van deze, het aldaar gehouden wordend aantal behoor en aan tc geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigd, dat totTegenschatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de"navolgende personenals PAÜLUS FRANCHIMON janszoon. PAULUS van HARTROP. JEAN ANTOINE HENRI de L'ECLUSE. Wordende een iegelijk mits deze aangemaand, zich. ten stipste naar de bovenstaande bepalingen te gedragen, ten einde, zoo veel hein betreft, de orde en naauwkeurighéid in dé beschrijving van voormelde belasting te bevorderen en zich voor schade te wachten. E11 opdat niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwendenzal deze wor den afgekondigd en aangeplakt, alomme waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exemplaar dezer zal worden medegedeeld aan den Ontvanger der Directe Belastingen tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leydenop den 4 Mei 1835. J. G. de Mey. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du PUI. NEDERLANDEN. Leyden den i7den Mei. He: volgend besluit is door Zijne Maj. den Koning uitgevaardigd: Op de requeste van Mr. Pieter van Hamelsveld, Advocaat te 's Gravenhage; Gezien ons besluit van den 9 Januarij 1827 Staatsblad N°. 2); Hebben goedgevonden en verstaan, aan den suppliant te vergunnen, om voort te gaan met de uitgave van het werk, ten titel voerendeNederland- sche Pandectenof Verzameling van Wettenin het Koningrijk der Nederlan den bestaande, en daarin over te nemen en te plaatsen die wetten en ver ordeningen van het openbaar gezag, welke tot de te behandelen onderwer pen betrekkelijk zijn; alles op den voet en de wijze, zoo als hetzelve door wijlen des reqeustrants vaders, oorspronkelijk ontworpen en voorgedragen, en aan denzelven bij ons besluit van denpjanuarij 1827 {Staatsblad N° 2) is toegestaan. Onze' Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie zijn belast met de uitvoering dezes, hetwelk, overeenkomstig art. 3 van ons besluit van den 2 Julij 1822 Staatsblad N°. 16}, in het Staatsblad zal worden geplaatst.- Amsterdamden 4 Mei 1835. Bij besluit van Zijne Maj. zijn bij de Schutterij der provincie Holland (Zuidelijk gedeelte), benoemd: Bii de 2de afdeeling, tot Kapitein JV. G. Ledeboer, tot isten Luitenant L.F.Temminck, tot 2deu Luitenant J. L.Hudig. Bij de 3de afdeeling, iste bataillon, tot Kapitein M. Baden, en tot isten Luitenant J. A. van der Valk Bouwman. Aan de te 's Gravenhage aanwezige leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is dezer dagen rondgedeeld het verslag nopens den staat van het armwezen over bet jaar 1832, in hetwelk de instellingen van wel dadigheid in drie hoofdsoorten onderscheiden worden als: i°, in instellingen tot het verleenen van onderstand; 2°, in instellingen, welke strekken om het getal der armen te verminderen en 30, in instellingen, die ten doel hebben om de armoede voor te komen. Blijkens dit verslag beloopt het ge tal instellingen van weldadigheid 5733, waarvan 5711 gemeentelijke zijn, terwijl de overige eene meer algemeene bestemming hebben. Voor 107 hebben de gevraagde inlichtingen ontbroken. Het getal der personen, die deelen in de weldaden dezer instellingen, omtrent welke inlichtingen zijn ontvangen, behalve in die der commissien of vereenigingenwelke uit- deelingen doen van levensmiddelen en brandstoffen en der banken van lee ning, is (behoudens eenige dubbele berekeningen) 433,965; in die der in stellingen tót het verleenen van onderstand 261,839; 'n 'dm der instellingen welke strekken om het getal der armen te verminderen 91,757 en in die der instellingen tot voorkomen van armoede 80,369. Het geheele getal der personen, Staat tot de bevolking als 176^ tot 1000. Volgens de van de besturen der bedoelde instellingen ontvangen opgaven, bedragen de uitga ven in het geheel f 13,961,365, 25J, namelijk, die der instellingen tot het verleenen van onderstand f 5,943,450, 58die der instellingen, welke strek ken om het het getal der annen te verminderen, 2,761,369,24 en die def instellingen tot voorkoming van armoede f 5,256,545, 43 J. Volgens die zelfde opgave bedragen de ontvangsten in het geheel 14,403,498, 00 namelijk, die der instellingen tot het verleenen van onderstand 6,127,838 36f; die der instellingen, welke strekken om het getal der armen te ver minderen, 2,776,804, 96 en die der instellingen tot voorkoming van'ar- möede f 5,498,854, 68. Men verneemt, dat dezer dagen het Departement van Oorlog, is ge- magtigd, om de Kapitein-Kwartiermeesters bij de afdeelingen Schutterij, uitgezonderd die werkzaam zijn bij den raad van administratie der mobiele Stedelijke Schutterij, onbepaald verlof te verleenen, mét bepaling echter omtrent dezulken, welke in de termen mogten vallen daarbij bedoeld, zul lende deze in het genot kunnen blijven van het halve traktement, aan hun ne rangen verbonden, doch in dat geval de werkzaamheden, welke zij tot nog toe hebben verrigt, bij voortduring moeten waarnemen. -Z. K. H. de Hertog van Cambridge is, nadat Hoogstdezelve Dingsdag en Woensdag ten Hove gedineerd had, Donderdag naar Londen vertrokken. Met goedvinden der Stedelijke Regering te 's Gravenhage is de ker mis aldaar tot den 23sten dezer verlengd geworden. Uit Amsterdam meldt men van den 14 Mèi: Naar men verneemt, is er, tot de negotiatie van 10 millioeneh, ten be hoeve der Handel-Maatschappijvoor eene som van omstreeks honderd en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 1