-
A". 1835;
LEYDSCIIE
Vrijdag
*ij»ns iM ri
N\ 4J).
NEDERLANDEN.
Leyden den 23Sten April.
Den 2isten dezer maand is alhier binnengekomen de artillerie compagnie
der 3de afdeeling Noord-Hollandsche Schutterij, gekommandeerd door den
eersten Luitenant Jonkheer Mr. Parker de Ruyter Roeher van Remiays, welk
corps zich uit de vesting Willemstad op marsch naar Hoorn had begeven.
Ben volgenden dag heeft deze kompagnie onze stad wederom verlaten.
Uit 's Gravenhage meldt men van den 2asten dezer het volgende
Naar men verneemt zal Zijne Maj. de Koning zich met de overige Vor
stelijke Familie in net laatst dezer week naar Amsterdam begeven.
Ook verzekert men, dat Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden voor
nemens is over eenigen tijd met Hoogstdeszelfs Gemalin naar Petersburg op
reis te gaan.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van den 23sten
dezer, zijn, van wege Zijne E.xc. de Minister van Binnenlandscite Zaken,
ingekomen de verslagen van den staat van het armwezenalsmede van het
hooger, lager en middelbaar onderwijs, gedurende den jare 1833. De com
missie tot de verzoekschriften heeft eenige verslagen gedaan op verzoek
schriften, betrekkelijk de regterlijke magt, den drukkenden toestand van
den landbouw, enz., welke ter griffie zijn nedergelegd. Op een van den
heer van der Gheynlid der Staten van Gelderland, die zich beklaagt over
ondergane behandelingen van de administrative magt, wordt overgegaan
tot de orde van den dag. Ook eene petitie uit Overijsselbetrekkelijk
de marktgerigtenwordt ter griffie, nedergelegd. De heer Schimmelpenninck
hebbende voorgesteld dezelve in haar geheel te doen drukken, ontstaat
daaruit eene woordenwisseling, ten gevolge waarvan, met eene- meerderheid
van 28 tegen 20 stemmen, het voorstel daartoe verworpen wordt. Vervol
gens zijn de beraadslagingen gehouden over het voorstel van den heer van
Dam, strekkende tot het den Koning aanbieden van een adres, tot het
onderzoeken der middelen om den landbouw op te beuren. Nadat de
heer van Dam verklaard had alleen op de bedenkingen tegen het onder
werp zelfs te zullen acht slaan, en alle beschouwingen omtrent vrijen han
del onbeantwoord te zullen laten, hebben de heeren Schimmelpenninckvan
Sytzema RappardQui musIiinlopenBoddaertLuyben en van Asch van
IVyck, de bezwaren van den landbouw erkend en blootgelegd, en zich voor
het voorstel verklaardterwijl hetzelve is bestredenhetzij als onvoldoen
de, hetzij als ondoelmatig, door de heeren van Suchtelen, IVeerts, van He-
inert Donker-Curtius, Plooft, Knip horst, Frets en Op den Hoof; terwijl de
heer Tromp zijne stem heeft voorbehoudenen de heer Luzac het laatste
gedeelte van het voorstel wenschte weggelaten te zien, als wanneer hij
daaraan zijne toestemming zou geven. Bij het verzenden van dit berigt
duurden de beraadslagingen nog voort.
Bij Koninglijk besluit van 26 Maart, is door Z. M., bij aanvulling van
Hoogstdeszelfs besluit, van 3 September 1834, bepaald, dat van den hen
nep, door beëedigde bossersovereenkomstig hunne instructie, gebost en
op eene publieke waag wordende gewogen, ter wage niets van het gewigt
zal mogen worden gerabatteerdmaar hetzelve, ten volleop het uit te rei
ken biljet, moet worden aangeteekend.
Bij Koninglijk besluit is dezer dagen goedgekeurd het algemeen ont
werp tot het oprigten van eene geweerfabrijk binnen de s.ad Delft.
Men verhaalt, dat een ontwerp tot het leggen van eenen ijzeren spoor
weg van Amsterdam over 's Gravenhage naar Rotterdam, gereed is en zelfs
door de ondernemers bereids aan de Handelmaatschappij zou zijn ingezon
den; als mede, dat de Koninglijke goedkeuring slechts wordt ingewacht,
ten einde de geldleening daarvoor te kunnen openstellen.
Voor eenigen tijd heeft de Graaf d'Ohssondie sedert een aantal jaren
den post van Zweedschen Gezant bij ons Hof vervuld heeft, de Residentie
verlaten, en is naar Berlijn vertrokken, om aldaar dezelfde betrekking bij het
Pruissische Hof te vervullen.
Naar aanleiding eener algemeene circulaire van den Minister van Fi
nancien is voorgeschreven, om de kadastrale plans, aan de gemeenten toe-
behoorende, voor het vervolg, even als de aanwijzende tafels en perceels
gewijze leggers, buiten kosten van het Rijk, door de zorg hunner besturen
te doen bijhouden; zijnde tevens daarbij de noodige bepalingen gemaakt,
om gemelde besturen daartoe in staat te stellen.
Aan de ambtenaren der belastingen is dezer dager, van de zijde van
1 tac'$ het Bestuur te kennen gegeven, dat het gebleken is, dat in sommige plaat
sen de bloemkweekers, vermeld onder N°. 53 der iste afdeeling van de
12de tabel, gevoegd bij de wet op de patenten, van 21 Mei 1819, ter
zake van den verkoop der door henzelven gekweekte bloemenplanten en
gewassen, die zij op de wijze der kramers verrigten, als kooplieden (tabeli4,
N°. 6) in het patentregt worden aangeslagen, in plaats van hen deswege
als kramers aan te slaan, zooals zulks behoort, op grond van tabel 1, 3,
in verband beschouwd met tabel 12, 12, en der 7de tabel, gevoegd
nevens de wet van 16 Junij 1832. Dien ten gevolge zijn bovengemelde
ambtenaren op de verkeerdheid dier handelwijze opmerkzaam gemaakt, met
lemoii Thnoodigingom voor de rigtige toepassing der voormelde wetsbepalingen
;acl,t ten aanzien der bovenbedoelde patentpligtigen, ieder voor zoo veel hem
aangaatde noodige zorg te dragen.
Aan de ontvangers en hoogere ambtenaren der directe belastingen, enz.,
is dezer dagen van de zijde van het gewestelijk bestuur te kennen gegeven,
dat de opcenten, op de quohieren der directe belastingen van 1835 en A|Is
gebragtof te brengende navolgende zijnals
I. Grondbelasting: 2 voor kwade posten, 8 voor het Rijk, 6 voorde pro
vincie en 5 voor de gemeentenbehoudens de uitzonderingwelkekrach
tens bijzondere verordeningomtrent deze laatste bestaaten alzoo te za-
men een en twintig opcenten.
II-'Personele belasting: 25 voor het Rijk6 voor de provincie en 7 voor
de gemeenten; te zamen acht en dertig opcenten.
III. Patentregt: 25 voor het Rijk en 13 voor het syndicaat; te zamen
geopet| „cht en dertig opcenten. Wegens de patent-zegels, uit te geven voor de
Wijk dienst van 183536, zullen insgelijks 25 opcenten voor het Rijk en 13 voor
-OTE. het syndicaat ingevorderd moeten worden.
In de Amstefdamsche courant van den 22 April leest men het volgende:
Matoua (op Sumatra) den 26 November 1834. (Uittreksel uit een brief.
Sedert eenige dagen is van ons eerste nataillon de linker helft (ik bevinde
mij bij de regter) opgerukt naar Loeboeambolo; zij zijn daar gebivouakeerd
en er wordt een fort aangelegd. Deze kleine operatie heeft plaats gehad
rlai
Uan
r.
d o[
dam
ito 0
:n t
I' aai.
•3/4
W.;
hel
het
Ten';
i fscl
i te
rut,
eid
arts
Aran
Wed
tersbu
1, de
ivemu
van V
tn Vei
steil:
van
Bolt
ter 1
VI aa
orde:
p; J.|
Cao,,
Itod
g; J|
zool
m
11 r
s,. verlate
nde'J Prfssj
de ls|
i
.OM.
|ÓHi;
AN,
digd
woi
of bi
quelea
l. ou t
i ffl
den Mi
rdig s\
d. M,
X23)f
elove:
,eyde»
COURANT.
den 24 April.
zonder vijandelijkheden te hebben ontmoet, want de bevolking aldaar heef
zich bij het naderen van onze troepen onderworpenondertusschen zijn
eenige manschappen door borangs (eene soort van voetangels) in de voe
ten gewond geworden; zulke borangs worden door de padries, die ons niet
zeer genegen zijn, hier en daar op den grond verspreid, ten einde ons het
oprukken nog moeijelijker te maken.
Voor eenige dagen had men bijna een groot verlies te betreuren gehad,
ónze brave en dappere Overste Bauer, vergezeld van den eersten Luite
nant C. F. Starch, benevens eenige Djajangs-Sekars (inlandsche huzaren),
begaf zich voorwaarts van Loeboeambolo naar eene kleine rivier, om al
daar het werk in oogenschouw te nemen, nopens eene over dezelve te
leggen brug. De togt derwaarts ging ongehinderd door; terug komende
vond men geheel onverwachts den weg met borangs bezet, waardoor de
voeten der paarden gekwetst werden; men koos een anderen weg, maar te
gelijk werd de Overste en zijn gevolg met een geweervuur van muite
lingen, die achter struiken enz. in hinderlaag waren, begroet. Dit geweer
vuur gaf aanleiding, dat onze nabijzijnde troepen dadelijk aanrukten, waar
op de verraderlijke muitelingen boschwaarts invlugtten; gelukkig is niemand
der onzen door gezegde geweerschoten getroffen, terwijl meest al de paar
den op voorzeide wijze kwetsuren bekomen hebben.
-Uit Breda meldt men van den 21 April, het volgende:
Gisteren morgen vroegtijdig zijn van hier vertrokken, om zich ingevolgi*
het laatstelijk genomen besluit op de staven harer corpsen te 's Hage,
Delft, Briele, Dordrecht en Nymegen te rigten en daar verdere bestem
ming te ontvangen, ten einde insgelijks in het onbepaald verlof te deelen,
het overig gedeelte der drie lieele en twee halve compagnieën Zuid-Hol-
landsch en Geldersche artillerie-schutterij, onder aanvoering van de heeren
Kapiteins Blanken en Stieltjes, den eersten Luitenant van Diest en den
tweeden Luitenant Kouwens, welke compagniën van het begin der formatie
af aan tot heden in onze vesting in bezetting hebben gelegen en zich,
de heeren officieren door derzelver vriendschappelijken omgang, de man
schappen door derzelver lofwaardig gedrag,de algemeene achting en genegenheid
onzer burgers hadden weten te werven. Voor derzelver vertrek werden
opgemeide artilleristen door den heer plaatselijken Kommandant, den Gene-
raal-Majoor Vertholen en den heer Kolonel-Commandant der artillerie in
deze vesting, van IVinterin tegenwoordigheid der overige heeren artillerie
officieren van ons garnizoen, op eene hartelijke wijze toegesproken en een
welgemeend afscheid van dezelve genomen, hetwelk de manschappen met
een herhaald gejuich van leve de Koning beantwoorden, waarna deze artilleris
ten, de laatsten corpsen der schutterij die wij nog in ons midden hadden,
de vesting, door hen zulk een geruimen tijd trouw medebewaakt, onder
luid gejuich en het slaan van het JVilhelmus verlieten.
Ook uit 's Bosch zijn gisteren onder het geleide harer officieren ter ge
lijke bestemming vertrokken de zich daar nog bevindende Noord-Holland
sche en Vriesche artillerie-schutterij.
Heden wordt alhier gewacht, om in plaats der vertrokken artillerie-schut
terij garnizoen te houden, de'5de compagnie van het bataillon vrijwillige
artilleristen, onder bevel van den heer Kapitein Merch, komende van den
Helder. Dezelve is gisteren te Dordrecht aangekomen.
Door Dordrecht zijn Zatardag 11. nog gepasseerd twee detachementen
kurassiers, van de depots te Haarlem en Leiden komende en zich naar het
leger begevende.
AMERIKA.
In de Noord-Amerikaansche dagbladen wordt gemeld daf de Wetgevende
Vergadering van Nieuw Jersey eene wet heeft aangenomen, houdende be
palingen dat de kleine banknooten slechts tot den 4 Julij dezes jaars van
waarde zijn. Tevens heeft zij zich vereenigd met een ontwerp van wet
tot afschaffing der publieke strafoefeningenen te gelijker tijd een zeer
streng verbod uitgevaardigd tegen het sedert eenigen tijd in Amerika inge
voerde boksen of vuistvechtenvolgens hetwelk niet alleen de strijders
maar ook de aanschouwers en de eigenaars en Kapiteins van stoombóoten,
die dusdanige personen tot zulke schouwspelen voeren, gestraft zullen worden.
A E G Y P T E.
Uit Alexandrie wordt van den 2 Maart geschrevendat door de pest in
die stad de diepste ellende heerschste; dezelve sleepte dagelijks zooveel
menschen ten grave, dat men de slagtoffers niet meer tellen kon. Men
nam geene maatregelen van voorzorg meeromdat dezelve vruchteloos wa
ren; vele pest-zieken verlieten hunne huizen en stierven op de straten,
welke met lijken bedekt waren. Ook in de wijk der FrankenAegyptische
oorlog- en koopvaardijschepen van Engelschen', Franschen en Grieken had
zich de pest verspreid.
GRIEKENLAND.
Volgens brieven uit Athene, zou thans de beste verstandhouding tusschen
de Porte en de Grieksche Regering heerschen, en de Porte alles aanwen,
denom de Pachaswelke in de naast bij Griekenland gelegen provinciën
het bewind voeren, tot gelijke welwillendheid aan te manen. De aanbou
wingen gingen in Athene met zulk eene spoed voort dat menschendie
gedurende drie maanden afwezig geweest waren, de stad niet meer ken
den. De bevolking is ook binnen weinigen tijd zeer toegenomen; ook is
er toezegging gedaan, dat er vermindering in het 'leger komen en de Bei-
jersche troepen zullen afgedankt worden; dit laatste vooral had onder de
inwoners groote vreugde veroorzaakt.
Er bestonden ondertusschen in Athene zelve twee partijen, welke tegen
elkander het harnas aantrekken; de een staat aan de zijde van het Re
gentschap de andere is de Rumeliotische, Wat de eerste aangaat de.
zelve wil, dat bij de meerderjarigheid des Koningsechter het Regent
schap aan het hoofd der zaken zal blijven staan, om dezelve te besturen.
De laatste daarentegen beweren, dat, dadelijk met de meerderjarigheid,
de Koning vrij moet zijn en handelen, omdat men van hem alleen alle ge
luk in de toekomst voor Griekenland verwacht en dat indien de Koning
eenen Raad zal willen daarstellendezelve niet uit vreemden, maar uit
Grieken bestaan moet.
E.
S P A N J
Van den 13 April wordt van de grenzen gemeld, dat Zumala-Carreguy
weder met zijne hoofdmagt in de vallei van Bastan teruggekeerd wasen