1 A*. 1885. L E Y D S C II E fig? M Vrijdag lp# .N'lti.:; COURANT, den 13 Maart, SI doof DEI clo ooj' leer den nederlanden. Leyden den i2den Maart. Wij vernemen van goeder hand, dat Z. K. H., Lid van de Academie de- -2-er Stad, ook de lessen in de llegcen van den Hoogleeraar H. W. Tyde- -man, en van dien in de Letteren P. Hoffman Peerlkamp, ontvangen zal. Mevrouw StoopendaaPheeft van eenige aanzienlijken dezer stad en van ■eenige Heeren Studenten een fraai garnituur ten geschenke ontvangen. Uit 's Gravenhage meldt men van den nden dezer: Naar men verneemt, was Z. K. H. de Prins van Oranje eerst voornemens gisteren naar het hoofdkwartier te vertrekken, doch is de reis van Hoogst- denzelve derwaarts thans op den ióden dezer bepaald. Nog verneemt men, dat de heeren Gouverneurs der onderscheidene provinciën, bij missive van den 7 Februarij jl.door Zijne Exc. den Mi nister van Binnenlandsche Zaken zijn onderrigt geworden, dat door li et Departement van Oorlog bevelen zijn gegeven, om de onder-officieren, korporaals en tamboers, alsnog bij de staven der bataillons mobile Schut terij aanwezig, voor zoo verre zij zulks mogten verlangen, krachtens de bepaling vervat in art. 13 van Zijner Majs. besluit van den 25 Julij 1834 (Staatsblad N°. 24)met verlof te zendenen die door and'eren te doen vervangen. De nog aanhangige of verder voor te dragen ontwerpen van wet waarmede de Kamers der Staten-Generaal zich bij hare aanstaande bijl eenkomjt zullen bezig houden, zijn de navolgende: i°. Ontwerpen van wet, tot dekking van het te te kort op de staats, begrooting, over de dienstjaren 1831—1833; 2 Het ontwerp van wet, door den heer van Reenen voorgedragen tot wijziging van Art. 24, 3 der wet op de personeele belasting, voo? zoo verre daarbij bepaald wordt, dat de belasting naar de vier eerste .grondslagen moet worden betaald door den eigenaar 30. Het door Zijne Exc. den Minister van Financien toegezegde ont werp van wet tot aanmoediging van het ontginnen van woeste gronden- 40. Een ontwerp van wet, tot voorziening in de volle rentebetaling der Nationale schuld, op den 30 Junij 1835. Het overige te behandele is van wetgevenden aard. De Vice-Consul der Nederlanden te Fernambuco, de heer Le Jolle* is tot Consul aldaar aangésteld. Nog meldt men uit 's Hage, dat de klagten, welke bij het Gou vernement van verschillende kanten ingekomen zijn, wegens de ongezond heid van Medembliken vooral van het locaal, dat aldaar tot het Insti tuut of de Academie voor de Marine gebruikt wordt, het Gouvernement hebben bewogen, om eene Commissie te benoemen, welke op de plaats zelve die klagten zal gaan onderzoeken. Er wordt verzekerd, dat Profes sor BernardInspecteur-C-eneraal van de geneeskundige dienst der armee aan het hoofd dier Commissie geplaatst is. Sommigen brengen deze Commi..:. nntwPrrl bij het Gouvernement aanhangig zou wezen, om dat Instituut vanMederfli blik te verplaatsenen over te brengen naar eene stadwier gezonde ligging minder betwijfeld wordtmaar die tevens geschikt zou wezen om de elêves voor de genieartillerie en waterstaat op te nemenen dus al het wetenschappelijk onderwijs voor de land- en zeemagt op nieuw te vereenigen. Uit Amsterdam meldt men van den 10 Maart: De Tweede Klasje van het Koninglijk-Nederlandsche Instituut van We tenschappen, Letterkunde en schoone'Kunsten, zal op Vrijdag den i3den dezer eene openbare Vergadering houden, onder voorzitting van den heer Mr. J. de Vrieswelke met dezen post, uit hoofde van het afsterven van den heer Mr. J. D. Meijer, voor den nog onvervulden tijd van het Insti- stuut-jaar is belast. Uit 's Hertogenbosch meldt men, dat de provinciale overheid, op grond van art. 145 der grondwet, is gemagtigd geworden, om, daartoe door het bevoegd klassikaal bestuur verzocht zijnde, door tussChenkomst van het openbaar gezag, te zorgen, dat de afgezette Predikant H. C. Scholte de pastorie te Doeveren dadelijk ontruime. De genoemde Predi kant is dezer dagen door de Regtbank te Appingadam, voor welke hij ter zake van in dat oord plaats gehad hebbende gebeurtenissen is teregt geteld, vrij gesproken geworden van de tegen hem ingebragte beschuldiging. Op verscheidene plaatsen in ons Vaderland hebben de laatste stormen vele onheilen veroorzaakt. De Belgische bladen behelzen ook onderscheiden berigten van de ongeluk ken zoo ter zee als te land, door de laatste stormen veroorzaakt; volgens een Brusselsch blad, zouden er in de maand Januarij 11., zoo op de kusten der Middellandsche zee, als tegen die van het Kanaal, niet minder dan 75 schepen geworpen zijn. De Gazette de Gand geeft hierover de volgende berigten: Woensdag 11. heeft de storm groote schade in de gemeente Woldeghem aangerigt: een huis is onder anderen door midden gescheurd, eene schuur is omver geworpen en vele boomen zijn ontworteld. Denzelfden dag is de bliksem te Billem ingeslagen en heeft een' grooten boom verbrijzeld; te Captijk is een windmolen omver geworpente Zelzaete zijn zes schuren omver geworpen en vernieldte Munte zijn drie huizen door een hoos verwoest en heeft het bosch van den Markies de Rodes aanmerkelijke scha de geleden. In de omstreken van Ostende zijn twee douanen opgenomen en in het water geworpen, waarin zij verdronken zijn. De Belgische Emancipation meldt, dat de vervolgingen van den boek handelaar Le Jeune, te 's Hage, tegen Libry Bagnano, met alle gestreng heid zullen voortgezet worden. Dat daarenboven van laatstgenoemde was uitgekomen, dat hij op den heer Wighen, Koopman te Bazel, valsche wis sels, ter waarde van 12,000 fr., had afgegeven. - De Academische Senaat van de Leuvensche Hoogeschool, heeft een wertoog bij de Belgische Kamer van Afgevaardigden ingezondenom aan te toonen, dat slechts ééne Hoogeschool, en dat we! de Leuvensche, op kos ten van den Staat behoorde te bestaan. en. T U R K Y E. Van de Servische grenzen wordt van den 22 Februarij gemelddat de onderhandelingen van de Servische volksvergaderingen werden voortgezet, en Vorst Milosch aan zijne natie belangrijke voorregten toestond. Onder anderen, de verantwoordelijkheid der Ministersen de oprigting vün eenen Senaat, zamengesteld uit 12 leden welke gedurende hun geheel leven iri dienst zullen blijven. De hieromtrent vastgestelde acte moet reeds door den Vorst en de volksvergadering bezworen zijn. Milosch ontvangt nu jaarlijks 240,000 florijenzijne gemalin 100,000elk zijner zonen 40,000 en elk zij ner broeders 20,000. De beste verstandhouding schijnt tusschen de Regering en het volk te heerschen. Aan den Vorst is in naam van het laatste een prachtige sabel eu verscheiden andere voorwerpen van waarde ten geschenke gegeven. SPANJE. Uit Madrid wordt van den 26 Februarij geschrevendat de cholera welke aldaar weldra scheen te zullen ophouden, weder sterk aan het toe nemen wasen vele ingezetenen de stad verlieten. Het verslag van de Commissie uit de Afgevaardigden omtrent dc wet de binnenlandsche schuld rakende, was rondgedeeld, maar de dag voor de Overweging nog niet bepaald. De Carlisten hadden de vallei van Bastan weder bezet en maakten zich gereed Elisondo op nieuw te belegeren. Hunne voorposten waren zeer digt aan de Fransche grenzen geplaatst. Mina was den 27 Februarij hog te Painpeluna. ZWITSERLAND. Uit Bern wordt van den 4den Maart gemeld, dat alle Badensche grens plaatsen van tegenover Bazel tot aan Constanz toe, met Badensche troe pen bezet waren. Het Eedgenootschappelijk bewind is op het berigt van dit aanrukken van troepen, welke door meerdere schenen te zullen ge volgd, wordendadelijk vergaderd, en heeft beslotendat men nu nog slechts opheldering dien aangaande aan de Badensche Regering vragen zou terwijl ondertusschen het bestuur van het kanton Aargau uitgenoodigd werd! om zich tegen alle uitkomsten gereed te houden. DUITSCHLANDi Ziet hier de brieven, in onze vorige vermeld, welke de thans rege rende Keizer van Oostenrijk Ferdinand I, na den dood van zijnen vader geschreven heeft: Keizerlijke eigenhandige brief aan den eersten Opper-Hofmeestcr den Prins van Colloredo. Welbeminde Prins Coi.leredo 1 liet heeft God den Almagtigen behaagd, Z. Majesteit den Keizer en Koning, mijnen hoog vereerden, innig geliefden Vader, uit het wereldsche leven terug te roepen. Floogstdezelve is heden morgen, ten drie vierde uurs na middernacht, verscheiden. Met het gevoel der diepste smart over het verlies van den doorluch ten gelukzalige., _\yiêns_pviÉsimid -ge.l, wiens regt- vaardigheid eene magtige bescherming voor ieders regt en een krachtig schild tegen elke willekeur was en wiens deugden aan alle tijden ten voorbeeld zullen strekken, voldoe ik aan de hooge roeping van op de baan voort te treden, welke hij zoo wijsselijk afgebakend en zoo vol hardend gevolgd heeft. Ik bestijg den mij aangestorven troon, met het vast besluit, om de beginselen mijns Vaders getrouweven als hijin godvruchtig vertrouwen op het Opperwezen, het geluk en de welvaart mijner volken, op het spoor van het regt, tot het doel mijner pogingen en van mijn streven te maken. Ik verlang van al de beambten bij mijn Hof- en Staatsbestuur, die ik mits dezen, zonder uitzondering in derzelver posten, ambten en waar digheden bevestig, dat zij mij in mijne bemoeijjngen hunnen pligtmatigeu bijstand verleenen en zich overeenkomstig hunnen eed, welkers plegtige vernieuwing ik hun kwijt schelde, aan hunnè bestemmingen, overeen komstig de. bestaande voorschriftenmet naainvgezetheid en ijver wijden. Zij zullen dat genehetwelk te dezer gelegenheid tot hun ambt behoorend is, onverwijld betrachten; aan alle Hofstaven, Hofbeambten, Lijfwachten, Orden-Kanselarijen en Hofambten, onverwijld van dit mijd schrjiven kennis geven, ten einde een ieder, voor zoo verre hem betreft, het gevorderde verrigteof voor zoo verre zulks noodig zijmij onder- werpein het bijzonder echter zullen zij de Hofkanselarijen aanschrij ven, zonder vertraag, zoo omtrent het houden van üjkplegrighedcn en rouwgebeden voor mijnen vereeuwigden vader, als omtrent het doen sta ken van alle met den algemeenen rouw onbestaanbare vermakelijkheden; in alle gewesten, het noodige te verordenen. Wecnen den 2den Maart 1835. Ferdinand, m. Keizerlijke eigenhandige brief aan den Huis-, Hof- en Staats- Kanselier, den Prins van Metternicii: Welbeminde Prins Metternich 1 Ingesloten deel ik u een afschrift mede van mijnen zoo even aan den eernen Opper-Hofmeester gerigten eigenhandigen brief. Nog te hevig geschokt door de rampvolle gebeurtenis, die ons alleii met rouw, maar mij in het bijzonder met de diepste smart vervult, be paal ik mij in dit oogenblik hiertoevan u zoo van mijne volle erken ning uwer verdiensten jegens mijnen vereeuwigden Vader, mijn Huis en den Staatals ook van mijne welwillendheid en genade te verzekerenvan u diezelfde voorzetting uwer diensten te verlangen en u op te dragen, al uwe onderhebbende beambten binnen en buiten 's lands, zonder uitzon dering mijne bevestiging in hunne postenambten en waardigheden te ver kondigen'met bijvoeging, dat ik in het vertrouwen op de naauwgezet- heid en trouw, met welke zij zullen voortgaan hunne pligten overeenkomstig de bestaande voorschriften te betrachtenhun de plegtige vernieuwing van hunnen afgelegden eed kwijt schelde. Tevens maak ik u opmerkzaam, dat er ten opzigte der nieuwe titels en"wapens het noodige verrigt of aan mij voorgedragen zal behooren te wordente welken einde door u aan de Hofkamer van het Munt- en Mijn wezen ten opzigte der verandering in den muntstempel, alsmede aan alie Horstaven en Hof-ambten en zoo het het noodig mogt zijn ten opzigte van het veranderen van de ambts-zegelsde noodige aanschrijving gedaan zal worden. IVecnen den aden Maart 1835. Ferdinand, m. p.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 1