Hst molliter, bellend onder den naam »an m?rr. Itpite wed. Slaaft;, en thtn? echtgenoere van den geneesheer Lalaurie aihi'er, is slnts lang be, recht wegens gruwzame daden, die haar meermalen eene regterlijke be. straffing hebben berokkend; doch men wist nog niet tot hoe verre da wreed, herd van degen vrouwelijken beul konde gaan. Het volgende verhaal zal ksar In haar volle daglicht nellen, en aan de publieke verwensching prijs geven, Gisteren omstreeks ten 8 ore des morgens is er aan het huls van Mev. Lalaurie brand ontstaan. Eene ontelbare volksmenigte vnide de gansche Hospitaalstraat en de belendende straten, niet om den brand te stuiten, maar om het schouwspel bij te wonen van den ondergang van een huis waarin zoo vele gruwelijke schanddaden zijn bedreven. Men hoopte van de vlammen eene wraakoefening over de ontelbare wanbedrijven welke dit wijf, a's een schandvlek harer sekse, heeft gepleegd. De brand nam wel. dra zoodapigerwijze de overhand, dat het dringend noodzakelijk werd, het dak af te breken want het zaamgevioeide volk vermoedde dat de Megera eenigen harer alaven had vermoord. Weldra werd dit vermoeden eene zekerheid. Vreesselijk te melden Er werden zeven alaven gevon den, minder of meer grnweljjk mishandeld, met sabelhouwen iu het hoofd, met verscheurde ledematen sedert maanden had zij hen fn den vreesseljjken toestand van uithongering gebonden zonder eenig voedsel dan wat gort met water. Wij hebben den regter Canonge en den heer Montreuil gedu rende eenigen tijd pogingen zien doen om die oDgelnkkige slaven te be vrijden- welke de ontmenschte furie om hare wreede ziel te bevredigen, waarschijnlijk in de vlammen hadden willen zien verbrandeneindelijk wer. tien de deuren opengelcopenen de slaven door eene ontelbare volks, menigte Daar het bureau van den Mayor vervoerd, die hunne ketenen heeft doen afnemen. Onder die slaven bevond zich een grijsaardwien althans zijne jaren hadden moeten doen sparen; maar mev, Lalaurie heeft nimmer ontferming gekend j wat moet men van den heer Lalaurie denken Een der zeven slaven, eene Negeres, beeft aan den Mayor verklaard dat zij het vuur tot den brand had aangelegd, met het voornemen om baar lijden rn dat harer makkers te eindigen door in de vlammen om te komen. Ten m nstcn twee duizend personen zijn zich met eigene oogen van den toestard dier onge'ukkigen komen overtuigen. Zoodra zij bij den Mayor zijn aai gekomen, heeft men hen vaD voedsel voorzien, hetwelk zij als razenden hebnen verslonden, daar zij sedert maanden waren uitgehongerd. Sommige lieden, die de werktuigen gezien hebben, waarvan die helle veeg zich bed ende om hare slaven te folteren, hebben ons verklaard, dat niets is ge'pasrd geworden om hare slagtoffers alle mogelijke pijnigingen te doen ordergaan zoo heeft men scherpsnijdende halsbanden en duizende ardere dergelijke pijnbank wertuigen gevonden, welkete beschrijven, ons Onmogelp is. Men verzekert onsdat de Advokaat. Generaal dit monster, deze nieuwe Lueretia Bctgia. in regten zal vervolgen. legen acht ure, des avonds, heeft zich eene verbazend groote volks menigte voor hare woning vervoegd, welke zij in den namiddag had verla ten en waarna zij verdwenen is. Het volk heeft alsioen eenen geregelden asnvjt tegeii hare eigendommen pndernomen. Een harer rijtuigeo hetwelk pp straat stond, werd bet eerst verbrijzeld; daarop werd eerst door stee. tien te werpen dat weinig hielpen vervolgens met bijlslagen het digt gesloten huis opengebrokenen deze nieuwe toren van Nesle was in de magt der belegeraars. Toen vermogt niets meer de woede des volks te betengelenalles werd aan stukken geslagen meubelen en andere voorwerpen van groote pracht en kostbaarheid, werden vernield; men schat er de geldswaarde van op 10,000 piasters; de wijnkelders werden ledig gedronken, alle Ismbrize. ringen bevloeringen behangsels platfonds trappen galerijen met der- zeiver leuningen, tot zelfs de ijzeren tralievensters en balkons zijn kort en klein geslagen de Hospitaalstraat en de Koningstraat waren opge propt vol met afbraak-stukken, verbrijzeld huisraad en duizende voorwer. oerward dooreen geworpendie zich gedurig met verbazenaen spoed nog hooger opstapelden, en b<j hei flambouwen-licht een even treurig als afztgtelijk schouwspel aanboden Op bet oogenbltk dat wij onze cou lant ter perse leggen, middernacht, is des volks dorst naar wraak nog met geieschrvan het gansche woongebouw staats niets meer overeind dan de naakte muien, en wij weten niet of zij, wanneer wij morgen ontwaken, nog wel aanwezig zijn fallen lil— Het is de eerste keer dat zulk ten voorbeeld te New.Orleani plaats grijpttgeve God, dat bec ook de isiiste keer moge zijn I f MENGELINGEN. De DONS-HARIGE GEIT vzw bet rotsgebergte in AMERIKA. Indien Amerika mogt geneigd wezen de vervaardiging van cachemlren '«effen bij zich in te vóere», zonde het niet noodtg zijn de daartoe vet- eischte grondstof nit Azie te gaan halen; in deszeifs eigen gebergten kan het vinden, wat het met zware kosten uit Nepaul of Boutan zonde ont bieden. De natnurkundigen schijnen algemeen het dier, aan hetwelk dit voortreffelijke dons tot Ilgchaamidekiel verstrekt, onder de soort der ga. zeilen (antilope) te rangschikken, en in de verhandelingen van het Lin- neische genootschap van 1822noemt Smith het antilope lanigeraDe scherpe, korte, glinsterende en, bij bejaarde geiten, ligt geribde of ge lingde hootnen, zün echter geene genoegzaam duidelijke bewijzen voor de plaits, welke depe geit op de naamlijst der dieren moet beltleeden, en zulks te meerder, naardien de vorm van hoef, staart, snoet, de sterke bonw der leden, en bet;, onderling nederhingende harenverborgen dom, de bet rotsgebergte bewonende geiten, klaarblijkelijk geslachtsoortig, of ten minate zeer overeenkomatig doet zijn aan hunne Aziatische natuurge. nooten. Welke naam, nDgtans, aan het Amerikaansche dier bepaaldelijk zal worden toegewezen, zal men intnsscben niet aa,zelen hetzelve op te nemen onder het getal van diegenen, welke landelijke en fabrieksnijverheid trachten moet tot eenen voor den tnensch meer nuttigen ataat van tamheid te brengen. Nopens deze nog weinig bekende geit beeft de majoor Long hoogitbelangtijke bijzonderheden opgeteekend. Op eenen zijner onderzoe- kingatogten naar den oorsprong der Si. Pieiersrivier, ontmoette bi) den heer Donald Mac-Kenzit, zoon van Sir Alexandre Mac-Kenzieaan wien de noordelijke landbeschrijving van Amerika zoo veel verschaldigd is. De heer Donald waa hoofd van de Eogelache maatschappij voor onderzoek van dat gedeelte van Amerika; de berggeit was hem volkomen bekeod, zoodat hij den majoor Leng daarvan bet volgende kon mededeelen: s Deze dieren houden zich bjj voorkeur op in bergachtige landstreken. In de nabpeid van den oorsprong der Colombia worden zij tusschen den 48sten en dosten graad noorder breedte, bij groote kudden aangetroffen; zelfs worden zij gezegd tot in de dalvlakten der Misiisaippi zich uit te ■tteltken. Gedurende den zomer honden zjj zich meestal in het hooge gebergte op, maar komen tegen den wmttr meer naar beneden in de val- teilen. De inboorlingen maken eene zeer winstgevende jagt op deze gei. ten, waardoor z)j voor een groot gedeelte van het jaar in hun levenson. derfaond voorzieo. Het dom en de, hetzelve overdekkende, naar zijde gelijkende lange haren, die bestemd schijnen te zijn om het te beschutten tegen al wat hetzelve zoude kunnen nitrukken of «netten, geven aan dit djer mectdetea omvang, dan het inderdaad bezit. Tot dus vette is des zelfs hnidbekleediijg niet gcüocht, beziende tnsn dezelve eenigiilk om zich in den winter de voeten daarmede re dekken; maar juiste beoordeel aarsdie dit dottz'ge haar als eene proefneming hebben bewerkt, verze keren. dat het even fijn. even long en even goed voor alle weefstoffen geschikt is, als dat der Aziatische geiten. Deszeifs blanke kleur is eene goede hoedanigheid te meer; het is schitterend wit en vormt eene op merkelijke tegenstelling bij de ebbenhouten glans der hoornen en hoeven. De hnid van het dier Is zeer dik, sponsachtig en bijzonder lenig. Hetzij uit onervarenheid en dar op deze geiten nog geene veelvuldige fagt is gemaakt, of doordien hunne talrijkheid hnn welligc gerustheid in boezemt zijn z|f in geenen deele schuw of vreesachtigen laten den mensch zeer nabij tot zich komenook maken de inboorlingen slechts jagt op deze dieren, wanneer honger hen daartoe aanspoortdie huts als dan eenvolgens Enropeesch oordeel smakeloos en aaar tnnskns riekend voedselgretigijjk doet ten Ijjve slaan." DE CREOLEN. Het woord Creool stamt af van het Spaansche Criollo, waarmede oor spronkelijk bestempeld werden alle op het vaste land van Amerika en in Weat-lndle geborene nakomelingen der Spanjaarden (de Isienosbewoner» der Canarische Eilandenhieronder begrepen). Thans past men deze benoeming ook toe op de in Amerika geborene afstammelingen van anders Europeanen, bijv. van Franschen, Denen, enz., en noemt hen Fransche Creolen, Deemcbe Creolen, enz. In Noord-Amerika en de Engelsche bezittingen wordt evenwel deze nitdrnkking nimmer gebezigd voor de inboorlingen van Europescbe afkomst. Over het algemeen wordt deze, aan eene verachtende bijbeteekenis verbonden benaming veel zeldzamer gehoord, sedert de geboren Spanjaarden nit de voormalige Spaansche koloniën zijn verdreven, vermits thans de onderscheiding tosscben blaDkea en zwarten minder noodwendig is, zijnde dezelve nog slechts in gebruik op de Fransche, DeenscheNederlandsche en Spaansche Eilanden van West.Indie. In de Vereenigde Staten noemt men de afstammelingen der Fransehen en Spanjaarden in Louisiana (werwaarts zich ook vele nit Spaansch.Amerika hebben overgeplaatst), veeltijds Creolen, ter onder scheiding van de Amerikanen, met welke benaming men de io andere staten geboren burger-inwoners lof derzeiver nakomelingen aanduidt, ld het jaar 1776 verklaarde Karei UI, Koning van Spanje, de Creolen be voegd tot het bekleeden van burgerlijke, militaire en geestelijke waardig heden, van welke zij tot dien tijd waren nitgesioten geweest. Geboren Spanjaarden bleven echter den voorrang genietenwordende de Creolen met die achteloosheid behandeld, welke maar al te dikwerf de gedragin gen van het moederland jegens de kolonisten kenmerkte groote verbitte ring onder de Creolen was biervan het gevolg, en deze ts eene der hoofd oorzaken geweest van de met het begin der 19de eeuw uitgebarsten revo- lotien. In West-Indie genooten de Creolen altijd gelijk» regten met de geborene Europeanen, Voor de onaf haokelpheids-verklaring der Spaansch. Amerikaansche koloniën waren de inwoners in, op het verschil van ge boorte gegronde, onderscheidings-kiasiensfgedeeld. De Chapetonee (ge boren Europeanen) vormden de eerste klasse van hoogen rang en magt; de Creolen de tweede; de Mulatten (afstammelingen van blanken en zwar ten), benevens de Mestizos (telgen van blanke en Indiaansche ouders), de derde; de Negers en Indianen de vierde. Krachtens de constitutie genieten tegenwoordig alle klassen geljjke regten. De geboren Spanjaar den huwden bjj voorkeur in hunne klasse en vermeden zelfs den omgang met Creolen. De rijke, aanzienlijke familien In Venezuela maakten eenen Creolen.adel uit, en werden onderscheiden door den eeretitel van Mantuanos, welke benaming in het overige gedeelte van Spaanich-Amerlka volkomen onbekend was. Men verdeelde de familien der Mantnanos zelfs in onderscheiden klas sen even sis de grandes in Spanje; bijv. de klasse van sangre <s3v/(t>laanw bloed), sangre mezclade (gemengd oloed), enz. Tot het blaanwe bloed behoorden de meest gegoede Creolen-famijien die van d» eerste Spaansche veroveraars afstamden zich ia Venezuela (te Caraccas Cumanaenz.) hadden nedergezet en zich door wederzijds hnwen hunner kinderen van geslacht tot geslacht onvervalscht hadden voortgeplant; uit zulke familien waren Bolivar en diens voornaamste generaals gesproten. De personen van gemengd bloed werden als geringere wezens aangemerkt, als af komstig nit huwelijken met later derwaarts geëmigreerde Spanjaarden of Franschei. En zoo was bet dan, dat de Europeiche zotheid van adeltrots zich ook in Amerika voortplantte. Voor de revolutiedie menige goede verandering heeft te weeg gebragt, leefden de Creolen in grooten wellust en vadzig- beid, latende het beoefenen van mechanische kunsten eq landbouw over aan de Molatiets, Negers en Indianen, ten gevolge waarvan de Mulatten en zwarten, ook nog ten hnidigen dage de beste handwerkslieden zijn, De vrouwen hebben eene bleeke gelaatskleurmoolje tandengroote donkere oogen, kleine voeten en zijn over het geheel, even als de mans, bijzon, der welgemaakt. De meest bij hen opgemerkt wordende neiging is de zucht tot muzijk en dans. Jammer is hetdat de vrouwen zeer vroegtijdig oud wordeö want alsdan hebben zij het voorkomen van ware heksen. Vreemd klinkt hetdat de benaming van Creool ook ten opzigte van dieren wordt gebezigd, welke in West.Indie zijn voortgebragten men derhalve hoort zeggen, Creool-houden, Creool-paafdeqenz. MISDADIGERS aan boord der HULKS, of drijvende gevangenissen op den Theems. Een verslag, door den Hoofd-opzigter der depóts van veroordeelden, aan boord der Holks, bij de| Kamer der Gemeenten ingeleverd, doet zien, dat er op dit oogenblik tien Hulks van deze soort in Eageland aanwezig en gestationeerd zin te Plymouth, Portsmouth, Sbeerness, Cijatbara, Woolwich en Deptford, en dat er daarenboven twee dergelijke aan de Bermudische eilanden zijn geplaatst. Naar luid van dat zelfde verslag bedroeg het getal der veroordeelden, in de laatste zei maanden, ongeveer 3,700, de meesten van welke bij iedere scqeeps.gelegeuneidnaar de Bric- sche volksplantingen op Australië worden overgevoerd. De kosten van onderhoud dier depóts hebben, gedurende dat zelfde tijdvakeene som van 44,328 pond sterling beloopenen de opbrengst van den arbeid der aldaar gedetineerden werd geschat op 32,551 pond sterling, waaruit dus blijkt, dat de bekostiging dier bewaarplaatsen van gevangenen aan bet land moet te staan komen op iets meer dan 3 pond sterling voor eiken veroordeelden. De twee Hulksdie aan de Bermudische eilanden zijn gestationeerdbe. vatten 700 misdadigersen de kosten van onderbondten laste van de Kolonie bedragen na aftrek dér opbrengst vsn den arbeid der gedetineer den genoegzaam evenveel als diewelke deze bewaarplaatsen in Engeland vereischen. In afwachting hunner deportatieworden de veroordeelden gebezigd tot den aanbouw van schepen op'sKonlngs timmerwerven, en andere vakken vaa publieke werkzaamheden, Diegenen hnnner, welke te jong of te zwak zijn om zwateD en moeijelpen arbeid te verrigten worden gebruikt tot het vervaardigen van ltleedingstukken en andere voorwerpenten behoeve der overige veroordeelden. Men heeft de opmerking gemaakt, dat zeer jonge misdadigers in die cêfóts meer weerbarstigheid aan den dag leggen, dan volwassen personeD, en het mitsdien noodig is ben san eene strengere tucht te onderwerpen. De onhandelbaarsten worden dan ook bewaard aan boord van een afzooderlp gevangen schip.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1834 | | pagina 3