OBgjvetf negentien jat»». Van welk land is zij? Van Memphis, geloof ik! Eere arme vrouw van zoo ver te Isten kotsen om haar le vermoor' den! Maar ga voort met SDtwoorden. Sinti wanneer is zij dood? Om en bij drie duizend zes honderd en vijftig jaren geleden Watgaat gij weder een begin maken mee owen slecht geplaatsten scherts? Geenszins, ik kan u verzekeren, dat de overledene onder eene der Pharaon's leefde. Ik gal n in de boeljen laren slaan. Dit, Mijnheer de Kommissaris, zou minder aardig zijn en, om van gelf weder een ernstigen toon te hervattenzal ik u zeggendat gij onbeschrijfelijk doln zijtWaar zijn uwe zinnen toch, dat gij niet hebt bemerkt reeds twee dagen onderzoek te doen naar den voorgewenden dood van eene Egyptische mumie? Eene mumle? Zeer zeker Mijnheer! en zoo gfl ten minste, nw onderzoek met verstand had aangevangen, zoude gij weren, dac gij met den Graaf de D"', I'd der Akademie des Inscriptions et Belles-Lettresspreekt. Ach! vergiffeois, Mynheer de Graaf, duizend maal vergiffenis!.,,. Wil het vergeten. Ik vergeet alles; maar geef mij mijn oudheids-lijk weder, en tracht tl voor het vervolg van betere Chirurgijns te laren bedienenom zich niet In 000 jaren te vergissenwanneer zij den dag van een overlijden zullen bepalen. Onze geleerde meende dat biermede alles afgeloopen was; maar het geregt laat zoo gemakkelijk niet losals het iets in handen krijgt. Men moest minuut en expeditie van een rekwest schrijven aan den Prokureur- Krimineel, om den onderdaan der Pharaon's van de morgue terug te krijgen waar zij zich hevig verpestte. Krachtens het mandaat, dat in even zoo onbegrirpelijken stijl als de liieroglijphen die de kisten der Mumie bedek tegeschreven was, stelde de Concierge van het Ckücelet dezelve in harden den oudheidkundige, nadat deze een eenen male het gewone regt betaald had;..,, wane de geregtigheid laat nieta gratis los. VERDEDIGINGS.MIDDELEN bu de BIRMANNEN in gebruiit. Gedurende den veldtogt ten jare 1854, door de Engelschen aangevangen, onder de bevelen van den Generaal-Majoor Campbellhadden de Officieren meer dan eens gelegenheid, om in die twee jaren, zoo lang de oorlog duurde, verscheidene bewijzen van een krijglistig talent, dat zij niet durf den verwachten van een zoo gemeenlijk voor barbaartch gehouden volk. De Majoor Snodgrassdie de geschiedenis van dezen oorlog beschreven heeft, haalt onder anderen aan, een zonderling verdedigings-Systema bij de Birmannen in gebruik als zij gedwongeD zijn in een open veld terug re trekken. Om deze kiijgsltsc kenbaar re maken, deelen zij zijn verslag mede. Wij waren, zeide hij, io tegenwoordigheid van dea vijand, toen wij bemerkten, dat de beweegbare massa's, die eenige oogenbhkken te voreD onze aandacht tot zich getrokkenen zelts eenige ongerustheid verwekt hadden, zich plotael og onder de aarde hadden geworpen, zoodat, indien wij geene getuigen van het schouwspel waren geweestdat kort te voren onze aandacht bezig hield, het ona onmogelijk zon geweest zijn aan het bestaan van deze onderaarésche legioenen te gelooven, Hec geloop van een opperhoofdhier en daar op de plaattenwaar het gebeurde plaaci greep op en neer gaandemét zijn chattah of vergulden zonne scherm en de werken schijnende Da te 'zienwas in dit oogenblik het eenige zigtbare voorwerpdat tevena tot een of ander vermoeden kon aanleiding geven. Door de oogen van eenen in de verte geplaatsten aan schouwer zouden de heuveltjes met hoopjes aarde overdekt voor geheel ieti anders gehoudeD zijn dan voor kenteekens van het daarz^n eens le gers maar voor ona, die de zonderlinge verandering gezien hadden, die voor onze oogen had plaats gegrepen, oos kwamen die bergjes voor ais door eene tooverkunst voortgebragt. Aangevallen door de Engelsche troepen, die hen uit de stelling, die zij bezet hielden verjaagden onderzocht men zoo als te denken ishunne verschansingen mei evenveel belangstelling als nieuwsgierigheid. Zij beiton- den uit eene reeks kuilen, elk van welke een of twee menschen bevatten lion en van binnen geheel in de rondte uitgegraven wasom tot eene schuil, plaats te verstrekken tegen den regen en het vuur van den vijand met be hulp van deze gesteldheid kon eene bom Id de verschansing spriDgende slecht» de twee krijgslieden doodendie zich er in bevonden. Daarhetbij de Birmannen niet iD gebruik ia hunne voorposten af te wisselen, bevat elke kuil eene voorraad rijstwater en zelfs brandstoüen voor het kleine garnizoen, welke hetzelve voor het gezlgt van den vijand verborgen hield. In ce diepte der kuil bevond zich een klein stroobed, waarop een soldaat kon uitrustenterwijl de ander op de wacht stond. Wanneer de eerate linie van deze soort van verschansingen geëindigd is maken diegenen welke zich er in bevindenvan de duisternis des nachts gebruikom er eene tweede te graven, digter bij den vijand dan de eerate die dadelijk weder door nienwe van het leger gedetacheetde troepen bezet is, en zoo vervol gens. Het getal en de gesteldheid dier verschansingen zijo verschillende niarmate de krachten van den vfjand, de plannen van den Generaal of de geschiktheid van het terrein is. EEN GENTLEMAN IN ENGELAND. Een van de verschillen tusschen onze zeden en die der Engelschen is dat aan deze zijde der zee-engte, zegt de Parijssche achrflver de znebt der gelijkheid heer cheDder isin Engeland daarentegen hangt men aan de zucht der ongelijkheid: een ieder wil boven zijns gelijken uitsteken. Moet gij een briefje aan uwen Engelichen kleermaker zendenzoo zijt gfl ver- pligt boven op het biljet te schrijven Aan August vtn Slulx Esquire Het is echter niet eeniglijk de meester kleermaker die dus wenscht geëerd te wordeno oeenook ieder zijner leerjongen» de minste bediende in eeoe modewinkel, ieder jongeling met lange, gekrulde haren, wiens blanke tedere barden schaar of el behandelen, acht zich inderdaad en in gemuede ecu' kompleet man, zoo als het behoort, een echte Gentleman. Op zekeren avond begaven wij ona naar den schouwburg; wjj plaatsten ons in het parterre; want wij wenschten het stuk te begrijpen. Onze paruik- maker zac vlak naast ona met zijne wederhelft, eene logge onde dame, die vingers ais worsten en een gezigt als een boterklnit hadhet was juisc een van die menschen achter welke men io eene ichonwburg-plaats niet gaarne zeifs niet bjj gewone gelegenheden komt te zittenmaar dien dag was hec rog wel ergerwsdc den t(jd niet gehad hebbende du papiijotten uit het haar te nemen, hield zfj, de gansche vertooning door, den hoed op het hoofd, en nu was die hoed daarenboven van eenen ontzaggelijken omvang. Op de bank achter haar, zat een mannetje, wiens kale rok duidelijk aan toonde, dat hjj, na zijn geld voor de bijwoning eener schouwburg - ver- tooning betaald te hebbenniet de wellevendheid bezac om zich straffeloos door eenen hinderlijken boed te laten dwarsbeomen. Gedurende eenigen tijd zag ik hem In stil ongeduldhec hoofd nu eens naar de regter-, dan naar de linkerzijde bulgen tot bet hem eindelij k juist toen de aanschouwer» de hernaling van eene voorgedtagene aria met drift verlangden, langer onmogelijk: was, bedaardelyk in zjjne positie te voiiwtfeo. Mevrenwriep hg„Mevrouw!" fnsar de ooien vafi Wellcurlwaren met doof heid geslagen. De aria werd andermaal aangeheven. Wat is zfj bekoorlijk gekleed," zei de een, weiae sprekende oogen riep dé anderzij beeft inderdaad een uitmuntend voorkomen 1 ze; de derde. (Opmerkelijk is het, dat de stem eener zangeres het laatste is, wat bij eenen Engelschen tooneel-bezoeker in aanmerking komt,) {mus. Chen vat het magere ventje een der vette ellebogen van de voor hetn zit tende dame aan. Mejufvronw EVellcurl keert zich driftig om. Ik vraag vergiffenis, Mevrouwzegt hij. „maar uw' hoed....!"-„Mijnheer We llcurlwat wil toch die jongen?" roept de dame, op eeo toon van de hoogste onverschilligheid en verachting uit. Ik ben geen jongenMe vrouw ik ben geen jongenduuwde haar gramstorigiijk de vijand der hoeden toe; „zet uwen hoed af, gij moet die afzetten." Ik zet ze niet af. onbeschofte vlegelDe beide twisteden doen hunDe woorden van gebaren vergezeilenen reeds zag ik het oogenblik komendac een vreesselijke strijd zou beginnen, als wanneer mijd Kapper zich met veel deftigheid tot den aanvaller zijner vronw wendende, zeide: „men ziet wel Mijnheer in welken kring gij gewoonlijk verkeert; gij zijt geen Gentleman„Neen waarlijk, hij is geen Gentlemanvoegde de heldin des cooneels er bij, want was hjj dit, dan zou hij zich als zoodanig ge dragen." Het zwarte peraonaadje nu, tot hetwelk deze taal zich rtgtte, was blijkbaar een Koperslagers knecht, weshalve ik elk oogenblik ver. wachtte hem te hooren bekennen geen Gentleman te zgmaar slechts een burger werkman, die zijn geld voor zijne plaats betaald hebbeDde, zich geregtigd achtte de waarde daarvoor te ontvangen. Verre van daar; In minder dan twee minuten bood de Ketellapper den Haarsnijder aan eens box-par,ij te maken, ten einde-hem te cooneD dat hjj een Gentleman was» STRAFOEFENING BU de ARABIEREN. Ligchamelijke bestraffing is bij de Arabieren onbekend. Alle misslage» zoowel als euveldaden worden met oplegging van boeten bestraft. Hec bedrag dier boeten is geëvenredigd aan den aard van misdrijf, en is dea Arabieren zeer juist bekend. Iedere beleedigende uitdrukkingelke daadt van geweld hoe onbeduidend dezelve ook zij (en elk gedeelte des ligchaaam'u dat getroffen wordtsleept eene verschillende staf na zich, eene wonde dia slechta eenen enkelen druppel bloeds Iaat vloeljen, wordt met eene aan de zwaarte van het miadrljf passende boete bestraft. Het volgende vonnis uit gesproken tegen Bokhjt en Dje/antwee Arabieren die getwist en ge- vochten haddenzal een denkbeeld van deze aoort van straf geven. Boihjt heeft Djolan voor hond uitgescholden; Djolan heefc Bokhjt een slag op den arm gegeven daarop bragt Bokhjt aan Djolan een messteek aan dea elleboog toe. Bokhjt werd veroordeeld om aan Djolan te betalenvoor de beleedigde uitdrukkingéén schaapvoor de wonde aan den elleboog), drie kamelen. Djolan moest aan Bokhjt betalenvoor den slag op den arm één kameelzoodat Djolan nog twee kamelen en één schaap toekrfjgt. HUWELIJKEN IN SAMOGITIE. De huweHjksplegcigheden in Samogitië hebben in onderscheiden opzlgtett veel overeenkomst met die der oude Romeinen, De aanstaande echtge- nooie wordt met geweld uit het ouderlijke huis gescheurd, niet door den minnsar, maar door twee of drie bloedverwanten. Ten dage der brnilofe wandelt de jonge vrouw driemaal rond om de haardstede baars mans; ver volgens wascht tnen haar de voeten, waarna met het daartoe gebezigde water al het huiiraad, hec bed en de gezamenlijk genoodigde gasten be. sprengd worden. Na het verrigten van dit gedeelce der plegttgheidbrengt men honig aan en bestrjjkc daarmede de lippen der jonge vronw, waar. ichijnlijk om haar te kennen te geven, dac zfj haren echtgenoot veel on derwerping moet betoonen. Wanneer deze plegiigheid is afgeloopen, wordt haar gezigt gealuijero en geleidt men haar voor alle de deuren der woning; op den drempel van eike deur verwijlt zij eenigen tijd en klopt met den voet zachtkens tegen dezelve, strooijende men cenzelfden stond tarwe, rogge, haver, erwten, bóonen en slaapbollen rondom haar; degeea, die deze teekenen dea overvloeda vóór de aanstaande vrouw des huizen nederstrooit, zege, terwijl» hQ zulks doet, tegen haar: Zoo gjj god- vroebtig en getrouw blfjfc eu uw huishouden mar behooren bestuurt, zult gij in eere leven nn aan niet» gebrek lijden." Vervolgens neemt men baar hec tlojjerkleed af eo zee een ieder zich neder aan den bruiloftsdisch. Dei avonds, onder den vrolijken dans, snijden jonge meisjes aan de nieu we huisvrouw behendiglijk het hoofdhaar af eu voeren baar, ondanki haar tegenstreven, naar de huwelfjkslegeratede. VOLKSGEEST IN ITALIEN. la een klein vlogschrift, dat onder den titel vanOnderrigt vior het Itallaauuhe volkdoor geheel lcalieo ia verspreidleest men onder an dere, hes volgende: Vraag: Wat 11 oos Vaderland? Antwoord: Italiea van de Alpen toe aan de Zee, de Eilanden daaronder begrepen. V. Alle Italianen zjjn dus broeders? A Ja, want alle zijn door de Voorzienigheid bestemd, dit deel van den aardbol te bewonen; alle zijn door den band van gelijke Godsdienit, gelijke zeden en gelijke taal verbonden. V. Maar ik hoor toch van PiemontesenLombarden, Napolitanen en Romeinen spreken; wtc beduiden deze nemen? A. Dit zijn de namen van onze broeden, die provinciën van dergelijke namen bewonen; doch het zijn geene namen van verichiliende volken. Dit zijn de dwalingen van onze onvoorzichtige voorouders, en de uitwerking der_itaatshiten van hen, die hun voordeel vondenbij bet Invoeren van deze onderacheldingenten einde haas en twist tusschen die afgescheidene landen te zaaijenen hen des te beter te kunnen overheerschen. Maar nu Zult gij, ongelukkig volkI door eene lange en harde ondervinding geleerden door algemeeoe ellende verlicht gewordeD, u niet meer naar de provinciën noemen, maar zeg gen: Ik ben een' Italiaan) ziet de Franacnen, de Engelschen, zfj zeggen niet: ik ben een' Gascogner, een' Normand, een' Easener een' Walliser, tnar: ik ben een' Franschman, een' Engelachmanen deze namen zij» voldoende om dezelve bij alle natiën te doen achten terwijl bet ellendig ste gebroed ona ongestraft durft mishandelen. V. Wie zijn ODZe vijanden ■i. De Duitschera die tegenwoordig Lombardjjen onderdrukken welk land zich op het eerste teeken tegen hun zoude verzettenen voor hec ilge- meeue welzijn onze pogingen zoude ondersteunen enz. Z E E T IJ D I N G. In Teasel binnengekomen G. J. Nienwland eo J. Freeman, van Londen, L. J. Eubertvan Neunarlinge.cjjlJ. Clansen, van Bergen, M. M. Ore en K. Pedersen, van Drammen, P. H. E richten van KopenhagenH. Barnholdcvan Papenburg. Uitgezeild A. Bursley, naar New-York, A. Alber», naar Baijonne, A. ChristiaansenDaar Sc. UbesS S, van der Meuleo, D. J. Bies, naar Londen, H. Zeven eB H. vao Wyfe naar Sunderland, H N. Diebritz, naar New-Castle, R. Buch naar Leich T. Kïsenaar ElzeneurA. HtJis* tendahlJ. H. Kramer en J E. Kwakenburg, op avontuur. In het Vlie binnengekomen J. Woxwold, vbd Laurvig, Uitgezeild H. H. Koek, naar Leverpool, H. Veoster, C. Schlobohts, H. J. Bruinsen H. D. van Wyz, naar Huil, P, Rylandnaar Bergen^ P. Clemethseu A. Birknaai Chrmiaaasaud.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1833 | | pagina 3