h
j
'tie i'aak van het bestuur isom de lasten op hec volk drukkende te
verminderen, dat hiertoe de uitgaven moeten ingekort, en bij gevolgde
intérest betalingenais een "aanzienlijk deel der lasten, moeten verl-gt
worden. Men beweren bier evenmin, dat ik alleen in hec voordeel der
kapitalisten ..sp.f^j^ Jmnnp^ejangen behartig en uit hec oog verlies de
even zoo1;'ïntfigè ui eer di^-bpre belangen van hen, dié de geiden voor
de rentbejalingpii helpen bijeenbrengenzonder ze ooit in nafuia ce genie
ten \Vant hfefmede wordt slechts gedeeltelijk eene zijde der argumentatie
aangevallen3, en daarenboven ook dadelijk voor waar aangenomen, hetgeen
nog verre 1% v,ap gewezen ce zijn.
Ter goeder trouw geloof ik, dat men bij eenen maatregel als deze,
tegen elkander moec oversteljen de. ja mogelijkedoch onzekere ver
mindering der" lasten en de zekere onvermijdelijke vermindering van in
komsten. Men moet in het oog houden dat de belastingen voor hen
die in dezelve het meeste dragen, iets minder drukkend kunnen worden;
edoch dat zeer vele dezer personen daarentegen in eene veel grootere
mate, wat hunne inkomsten betreftworden besnoeid en dat zulks weder
zwaar terug werkt op die lagere klasse van schatpligtigenwelke juist
geene interessen noch van den Staat, noch van buicenlanders ontvangt.
Als nu toch de Vorsten van Europa, mede door ons Gouvernement onder
wezen zullen begrepen hebben dac zijop de algemeene geldmarkt te
Amsterdam, beneden de 4! pCc. kunnen te regt komen, als wij dien
volgens eenige millioenen minder per jaar van buitenlands zullen ontvan
genen nog eenige honderd duizende guldens minder van het Amortisacie-
Syndikaat, op wien zal de wezenlijke schade eindelijk nederkomen?
zeker in de eerste plaats op de zoogenoemde kapitalisten maar bij onmid-
delijk gevolg ook, en zeer scerkop die klasse, welke van den voor
spoed de weelde en den overvloed van de meergegoeden moet bestaan.
Wij bezitten ongetwijfeld, in evenredigheid tot andere landen, de grootste
mobile kapitalen in vreemde obligatien en handelen zeker onstaatkundig
met de waarde onzer algemeene bezitting te helpen drukken vooral op
een tijdstip, dat, door, de Hemel weet welke, kunstige machinatien,
der gedesigneerde Souvereinen van het heilige land alle fondsen boven-
mace gestegen zijn, Op een tijdstip dac geduchte legers marcheren,
en op verschillende punten van Europa onder de wapenen zijn dst sterke
vloten zich allerwege vereenigen en de ziekelijke omstandigheden en
hooge jaren van eenige der magcigsce Vorsten van ons werelddeel, den
gelukkigen vredescaac elk oogenblik geweldig kunnen schokken en ver-
niecigen.
Indien men in zoodanige omstandigheden besloten had de ingezete
nen tegen alle begochelingen te waarschuwen de schulden van den Staat
onaangeroerd te laten, als eene veilige schuilplaats voor hen, die hunne
kapitalen van den vreemdeling wilden of moeten terug nemen enj overi
gens alles aan te wenden, om den jonggeboren Staat duurzaam te vestigen,
had ik die wijze van handelen beter met eene goede staackonde kunnen
rijmendan eene zoodanige reductie en beroering der fortuinen als nu
wordt voorgesteld.
3. Maar, zegt men ook, de vreemde mogendheden hebben nu bijna
alle tot die reduc.tie besloten dit gevreesde verlies zal men niet kunnen
ontgaan; waarom zujlen wij dan ook geen nut, voor ons zelve trekken
van den algemeen gunstigen geesr; Waarom meer blij ven betalen dan nood»
zakelijk is?
Ik zal Ue E.,M,;.niet ophouden met hec onderzoek van hetgeen de
vreemde mogendheden een dezen opzigce reeds beproefd hebben, en
hoe sommigen van hen genegen zfjn de zaak thans aan te leggen, en wil
gaaf erkennen dat de gezegde vr2gen hier juist zonden worden aange
voerd, en er weinig tegen te zeggen ware wanneer men voor de 100,
welke men heden tegen 41 pCc. in gebruik heeft weder andere f 100
bekomen kan, voor welke men slechts 4 of 3§ perCent betalen zal. Dan
zulks is de bedoeling niet, zoo als wij reeds bij ons eerste pnnc op*
merkten; men ziet geen kans om deze eenvoudige operarie te doen.
Maar voorahnoetik als hoogstverderfelijk beschouwenalle verhooging
van het veischu'digde kapitaal op grond der minder toegekende inte
ressen. Her spreekt toch wel van zelve dac de natie niet Onverschillig
kan as'zienof zij T45 millioenen schuldig blijft, dan wel deze, b. v.
tot 155 millioenen of meer ziet aangroeijen. Dit kapitaal zelve, moet
toch eenmaal betaald worden en uit de belastingende burgers op te
leggen, worden gevonden. Het komt en ligne de cowpte als men delasten
des Rijks opsomt, en al betaald het tegenwoordig geslacnc Gan iets min
der door de besnoeiiing der interessen het volgend blijft zoo veel langer
gedrukt coor het verzwaarde kapitaal. Daarenboven vermeen ik dat
wij behoudens onzen pligt ten dezen cpzigte aan hec algemeen bestuur
geene onbepaalde volmagt kunnen noch mogen geven eene volmagcniet
wel overeen te brengen met het gemeen overleg waartoe wij hier te
zamen Tomen. Waar gaat het toch ook heen, inaien wij de bepalingen
der wetten,- in welke uitdrukkelijk geschreven staat, hoe veel schuld
wij toestemden ce zien creëren als met eene pennenstreek vernietig
den en zeiden: hec is onversèhilfig tot hoe hoog men de natie, wac
het kapiianj der schyld aangaat zal verbinden mits wij aan jaarlijksche
renten maar ri:eté meer-betalen dan^tbans het geval is. Indien ons dan
hec juistemontane onzer Staatsschulden gevraagd wordt, zulien wij moeten
antwoorden: dit ons voor het Oogenblik onbekend, ga naar het Amor
tisatie Syndikaat. ep vraag, of trien de goedheid hebben wil u nu reeds
te zeggen voor wélk montant men^ziOh verbondenlieeftwij toch heb
ben slechts de verzekering, dal zöodfa de operatie zal zijn tot stand ge
biagtdaarvan en van de wijze op welke zulks heeft plaats gehad aan
de Staten Generaal zal worden kennis gegevenen wanneer die is tamelijk
onbepaald in derzeiver eerste daaropvolgende vergaderingKunnen én
vermogen wij nu eene zoodanige onbepaalde magt geven en moet de
vrees van haar aldus in deze wet te plaatsen, ons niet van hec aanemen
derzelve terug houden
Maar daarenboven word ik hier beangst, door eene noodlottige strek,
kingwelke ik in de ancwoorden d;s gouvernements op het einde der
vierde periode meen te bespeuren van namelijk eene zekere afscheiding
re veronderstellen tusschen de ver'pligtingen van den Staat en die van hec
Amortisatie - Syndikaat. Ik ben geenzins, hetgeen men een financier
noemten wil gelooven zeer groocelijk te kunnen dwalen doch moet
hier dan erkennen dat deze onderscheiding mij vreemd voorkomt en
het Amortisatie - Syndikaat altoos beschouwd heb, als, ja, eene afgezon
derde financiële administratie doch onmiddelijk behoorende tot de alge
meene huishouding van den Staat, in diervoegedat de Staa^ de voor
deelen van dit afgezonderd beheer moec geuieten maar daarentegen ook
gehouden is, hare engagementen gescand te doendac mee andere woorden^
de schuldbekentenissen van het Amortisatie Syndikrac geenen meerderen
noch anderen waarborg hebben dan de overige schulden van den Staat,
en zijne v; rpligtingen zoowel de rencebetaling als de kapitaals - aflbssin-
gen betreffen.
Ik zal die derkbeeld niet verder toelichten, noch door de wetsbepa
lingen versterken. Wie van U E. M. gevoelt niet met mij de schro
melijke gevolgen der tegenovergestelde opinie, en hoe noodig hec is,
dit onderscheid nimmer re doen veld winnen? Hec publiek crediet is
hiermede op het naauwst verbonden.
Voor den staat zeiven houde ik dus den maatregel schadelijk, maar bijzon
der voor zeer vele middelmatige fortuinen zal hij hoogst nadeelig werken.
Want niet de groote kapitalisten zullen hec meeste bij de bedoelde wet
lijden, deze kunnen 2ich beter in tijds bergenmaar voor den gegoeden
burgerstand, voor die personen, die, na jaren arbeids, eeu klein kapi
111
in
I n
oi
1 all
I ha
m
G
:fir
sci
or
en
dc
vr
ni;
ie
I sle
I tië
taaltje hebben overgewonnen, en zich even hiermede eènen rüstigen
ouderdom verschaffen, die van buitenlandsche fondsen nïec hooren wil
len, en veel in deze Amorcisatie-Sijudikaac-fondven geïnteresseerd zijn,;
is de wet zeer bedenkelijk en ongelukkig. Deze min gegoede renten»
heifers waren op die fonds des te geruscer, omdac de uitlotingen en
aflossingen langhaam voortgingen, en door de naauwgezetheid der verte
genwoordigers van de natie gewaarborgd waren. Voor deze klasse van
houders, in deze gewesten zeer talrijk, is het verlies vdn 1 half perCent
allergevoeligst, bepaaldelijk nu de opgedreven stand van alle fondsen
hec bijna onmogelijk maakc, op dit oogenb'lik, meerder verlies ce ons-
loopen.
40. De gedachte aan de bedoeide slagröfFers der voorgestelde wet,
brengt mij ongedwongen tot mijn vierde punt, bij hetwelk ik wil aan-
toonendac zij agndruischc tegen de eenvoudige principes van goede crouw 1
en billijkheid, welke toch altoos, zelfs met eenige opoffering, onge
schonden moeteu bewaard blijven.
Deze nu leeren, dat men zich strikt houden moet dan de voorwaarden,
welke men heefc bekend gemaakt op het tijdstip, dat men eene geidlee-
ning opent en de ingezetenen uitlokt, hunne gelden in dezelve ce plaat
sen. Men moet zich niet alleen houden aan den dooden letter, aan eene
strikte of eenzijdige interpretatie, maar geheel aan den billijken geest
van. hec contract.
Én wac heefc men nu na de wet van 27 December 1822 vooropgezet,
en de geldschieters doen hooren Dat jaarlijks een gedeelte van de
schuldbekentenissen van het Amortisacie-Sijndikaat zal worden afgelost."
En of dit niet genoeg ware, heefc men bij are. 14 van hec berigc der
Negotiate, Staats-Courant van 6 Augustus 1823, N°. 183,) met zoo
vele woorden gezegd.: M Zoodra, naar aanleiding van are. 42 en 43 dei*
wet van den 27 December 1822, de hoeveelneid gelden, welke tot
w aankoop van schuld zal worden bestemd, bepaald zal zijn, zal ook
jaarlijks worden vastgesteld - en bekend gemaakt de hoegrootheid van
het af te lossen kapitaal van schuldbekentenissen van het Amortisatie-
Sijndikaat. De lotingen ter aflossing zullen plaats hebben in de maaud
Maart, en de aflossingen geschieden op den 1 April van elk jaar*
Deze belofte en voorwaarde, op welke de geldschieters volkomen reken-,
den, en die menig een heeft uicgelokc zijne fondsen, elders geplaatst, 1Vo
in deze leening over te brengenwaarborgden eene langzame, geregelde, 00
jaarlijksche aflossing, naar gelang der door U E. M. coegeuane gelden. Pe
De bij het berigt expresse aangehaalde twee artikelen der wet, 42 en 43 I te
moesten allen redelijken twijfel wegnemen. Uit dezelve bleek overtui
gend, dac héc voornemen niet 2ijn kon van die aflossing abrupt, bij vele'en
millioenen te gelijk te bewerkstelligen; dac men de mogelijkheid hiertoe |nv
niec voorzag, en zich" die magt dus ook geenzins voorbehield. lik
De ondervinding heefc, gedurende eenige jarenna dit regt van
wederzijde bevestigt; jaarlijks beeft er eene bepaling der aanstaande ien
aflossing plaats gehad; eene uitloring is hierop jaarlijks gevolgd, en destr
houders dezer fondsen zagen dus, dst de conditiën, 'bij de inschrijving iwe
bekend gemaakt, nagèlêefd werden; zij. moesten dus hierop méc grond op
blijven hopen. dac
Nadat men nu door dien geregelazen loop. van zaken en eene zekere vast- dit
heidwelke het krediet altoos moecversterkendeze schuldbekentenis» |g'e
sen tot dien trap gëbragt heeft, waarop ze thans staan, wil men In eens pÈa
die salucaire, langzame aflossing vernietigen., hec 14de artikel van hec; J
berigc ter zijde schuivenen de houders mee hun geld, lang vóór deiï|ge'
aangeduïderi tijd, naar huis zendén. j^iet
Ik weet wel, dat de certificaten zelve niets van deze toezegging van|ZIC
jaarlijksche aflossing inhouden, en veronderstel, dat men daarom hec ge-'^er
voelen, hetwelk ik hiermede aankleef, bij de antwoorden van het Gou- 1
vernement, geheel en al ongerijmd heefc genoemd. Dan ik durf hier ^7
nogmaals vragen, of zoodanige interpretatie, duidelijk tegen den geest F?
der primitieve overeenkomst aandruischendemet aan iederen burger|die
kwalijk zoude genomen worden, en of het niec onwaardig voor eeu010
gouvernement is, aan zulke eenzijdige uitlegging te denken? zoc
Maar daarenboven geloof ik, dat het, niec aanwezig zijn der bedoelde Pez
condire in de actep zélve aan de houders, bier niec moec geobjicieerd een
worden, omdac de redactie der schuldbekencenissen uitsluitend het feit ze0
van den debiteur is, hetwelk door den creditur niec kon, misschien niet de
behoefde geregeld te Worden, omdat de art. van het berigc als in deze ^ec
accens geinsereerd te beschouvyen waren. Het zal toch ook bij der- ;kes
gelijke verbindtenissen van hec Gouvernementten opzigte zijner schuld-sön
eischérs, wel eene waarheid zijn, hetgeen hec burgerlijk regt (art, 115<S")pet
leert: dat men in de overeenkomsten veeleer moec nagaan, welke deMeïi
gewoone bedoeling der concracterende partijen geweest is, dan zich aanpik
den letterlijken zin der woorden té honden en wie, die dan hier d: he*\liet
doeling der contracterende'partijen nagaat, (wane woorden kunnen hier niet VQ<
eens tegen ons gevoelen aangehaald worden), zal niec moeten erkennenjcaa
dac'men geene andere intentie gehad heefc niets anders over en wedcr[ve'
heefc bedoeld, dan hetgeen rn art. 14 van hec berigc al zeer duidelijk li"!
was uitgedrukt. at
Men moet niét 200 onvoorwaardelijk de raagt aanhalen, welke ieder 1 gei
débiteur gezegd wordt te hébbenom zich des verkiezende van eene^'n
drukkende schuld té öntlasten door het aangaan eer.er ligtereonïdatimij
er zeer vele gevallen zijn, waarin deze leer aanmerkelijke wijzigingen'
ondergaat; wanneer, bijvoorbeeld, de flossingen der schuld geheel gere
geld en ingerigt zijn, naar de convementie der geldschietersen dit is
hier wezentlijk het geval. De staat is geen bijzonder persoongeen
individu dié voor zich stipuleertin zijn privé belang handelthec is[
de véreéniging der algemeene belangen, de hoofdadminiscracie hiervan J.11
aan welke dé gelden in tijden van behoefte geleend zijn op zekere'
bepaalde voorwaardenallen in het voordeel van den geldgever te be-J le
palen; in dit geval onder anderen op die voorwaarde, dac men zal blij
ven geniecen de interest van 4^ pCenttot dac de langzaam naderende
beurt van aflossing, conform art. 42 en 43 der wet van 27 December
1822, en art. 14 van het bergt zoude gekomen zijn.
Ik weetdat men in deze eeuw van verlichting verre gevorderd is in
de kunstom zonder blijkende kwetsing van den letter der wettende
zelve echter eene wending ce geven weinig mee den originelen geest
overeenkomende; ik weet, dat men met in achtneming der grondwettige
formen veel veranderen, intrekken en vernietigen kan: doch ik houde
hec gedurig veranderen en zoogenaamd verbeteren ai kan het dan ook
door eene gestrenge wetsuitlegging verdedigd of door nadere wetsbepa.
lingen ingevoerd worden, voor verkeerd en schadelijk, wanneer niec de
meeste goede trouw en rondheid op den voorgrond staat. - Om te be*
oordeelen wat hier gebeurt, behoeven wij het geval slechts om te ke
ren. Stellen wijdat eenige houders van Amortisatie-Sijrdikaat schuldbè'
kentenissen zich om rembours der gelden, of verhooging van interessen
hadden aangemeld niets wordt er in de acte zelve gevonden netwelk
dit verbiedt of belet; het zijn de eenvoudigste etkentenissen van schuld.
Stellen wij, dat men dit rembours in regcen had willen doorzetten. Zoude
gij niet denken E. M. H.dat hec Amortisatie-Sijndikaac dan we! spoe-
dig met het berigt van den 1. Augustus 1823 ware voor den dag geko1
men en den stommoedigen art. 14 hadde voorgeworpen en nu niec de
crediteur hec geld terug verlangt, jnaar de debiteur zijne financiële plans
wil ten uitvoer brengen, nu mag hij eigendunkelijk, conditiën, bepalin
gen en verzekeringen op zijde schuiven en het berigc van 1 Augus*
tus 1823 geheel vernietigen.
fo'
Ho
5 a,