a°. i83°' leydsohe coüran WOENSDAG o. 'V*— DEN 17 M A ART.- BINNENLANDSCHE ZAKEN. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Naar men verneemtbeeft de overgroote meerdeibeid der kamed in j Jhec laatste commité-generaal de voorgestelde vragen betreffende de be lasting op het Zout, in den zin der regering beantwoord. Wij oordeelen, aan deze rubriek van Nummer 31 den 15 dezer, te moeten toevoegen de ons later gewordene Vertaling van het AD VIJS door Mr. L. C. Luzac, de zitting van den 10 Maart uitgebragt* Edel Mogende Heeren! Het aandeel, dóór mij, nu slechts één jaar geleden, in deliberatien genomen, gelijksoortig aan die, welke ons thans bezig houden, be wegen mij in deze belangrijke discussies niet stil te zwijgen maar in tegendeel om U Ed. M. bekend te maken mee de gevoelenswelke ik koester en de beweegredenen der stem, welke ik oordeel te moeten uit brengen. Deze gevoelens, E. M. H.t zijn nog dezelfde, welke mijn gedrag in het vorige jaar hebben bestuurd. Ik tel mij nog onder de verdedigers van de vrijheid der drukpers, zoo als ieder braaf en eerlijk burger dezelve be grijpt; niet van die toomlooze losbandigheiddoor welke de dood-vijanden van vrijheid en verlichting, ons van dezelve trachten wars te maken, ten einde haar daarna des te beter te kunnen aan banden leggen. Ik schik mij nog onder degenen die de instelling van gezworenen wysselijk ingerigt en omgeven van achting en eerbiedals eene instelling be schouwen, bijzonder nuttig voor de ontwikkeling van kennis en verlich ting, en wenschelijk, zelfs onder de wetten en verordeningen waaronder wij leven. Ik tel mij nog onder degenen die in stede van de omkee ring van den Staat te zien in de wettige regeling van de ministeriele verantwoordelijkheid, dezelve beschouwen^als het plegtanker voor de Majesteit van den Troon. Eindelijk; om alle de onderwerpen te doorloo- pen over welke ik U E. M. in de vorige zitting meer bijzonder moge onderhouden; ik schik mij nog onder' hen, die zich, met al hunne krachten, zullen verzetten tegen den overdragc van hetgeen men, door eene wijd uitgekretene onbepaalde vrijheid, noemt het monopolie van het onderwijs, inde handen van hen, die beweren de sleutels des Hemels te dragen. Vriend van mijn vaderland en zijne vrijheden, door de grondwet ge waarborgd vooral van die welke de Vicarissen-Generaal van het Bisdom van Gent in hunne Memorie (aldaar gedrukt bij B. Poelwauen 'nge* zonden den 8 October 1814 aan de verbondene Mogencheden op het Congres van Weenen trachtten af te weren door (zekerlijk zonder vol- magt uit naam van alle de Belgische provinciën te vragen ae her stelling der tienden voor de Geestelijkheid de terugroeping aer Jezuiten voor het algemeene onderwijs de oprigciug van Kloosters en geestelijke Corporatien mee nog andere dergelijke verlangen welke ik u nog mag aanraden, Mijnheerèn, in gezegde Memorie te lezen. Vooral vriend van die gelijkstelling van alle Godsdiensten welke het onderwerp uitmaakt van den bevelbnef des Bisschops Prins van Broglie, in dato 2 Augustus 1815, waarin hij aan zijne onderhoorigen verbood, onze grondwet aan te nemen, omdat zij deze gelijkheid verzekerde. Vner.d van orde, van vrede en van algeemene ruscheb ik altoos vuriglijk begeerd alle begochelingen te zien verdwijnen, en in aller geesten bedaard heid vertrouwen en onvooringenomenheid te zien terugkeeren. Door deze gevoelens bewogen, heb ik, in het voorleden jaar, gedacht met alle mijne krachten te moeten medewerken tot hetgeen hiertoe naar mijn oordeel konde leiden. Ik hoopte vooral, eindelijk, dé weder-aanknooping te zien der cnmiddelijke communicatien tusschen de Regering en deze Kamer welke in het vervolg de moeijelijkheden zouden hebben kunnen voorko. men waarin wij thans weder zijn gewikkeld. Mijn uitgebragt gevoelen werd toen, 'boven verdiensten en buiten mate, door den eenen geprezen, onbillijk door-anderen berispt; de eerste, alleen het besluit nemende, hetwelke zij met hunne wenschen over eenkomend beschouwenvergaten mijne redeneringen terwijl deze de zelve naauwelijks in aanmerking nemende, misschien nimmer lezende mij veroordeelden, op het zien van het votum door mij uitgebragt. Gij weet Mijnheerenhet resultaat onzer deliberatien gij herinnert u nog het voorzigtig adresdoor ons geëerd medelid, thans het voor zitterschap bekleedende aangeboden in overeenstemming met ons geëerd medelid uit Henegouwen ie Hon'). Gij hebt zeker nog niet vergeten de verwerping van hetzelve door de Eerste Kamer der Staten-Generaal die deliberatien even levendig als rondborstig, hadden op het publiek eenè uitwerkingwelke ik heilzaam dachc, en ik vleide miibedrogen door dat optimismushetwelke ik nog niet konde afleggendat de rusc en de - kalmte duurzaam zoude zijn geweest. Kort r.a de opening van de tegenwoordige zittinghoorde ik weder van pecitien sprekenreeds hadden de tijdschriften eertijds van zóó verschillende^kleurenhet teekén gegeven, en wij zagen welhaast de voorloopers aankomen, van dien heirschaar, waarvan men nu het getal, 1. Maandag, met alle naauwkeurigheid heeft ontvouwd. Met diep leedwezen zag ik toen dit leger voorwaarts rukken onder het geleide van geestelijke opperhoofdenmet leedwezen zag ik de groote meerderheid dier verzoekschriftenals eerste onder- teekeningen de namen vermelden, van Pastoors, Vicarissen, Kapel lanen en andere Geestelijken en met nog meer leedwezen zag ik al dien ijver verheffen en priizenals een uitwerksel van hunne tee- dere liefde voor alle die vrijhedengewaarborgd bij dezelfde grond- wec, welke men hen niet alleen bij hare geboorte leerde misken nen, doch welke men hen gebood, met alle kracht terug te stooten. Zeer, zeer dikwijls, E. M. H.J was ik op het punt van aan hen, die ter goeder trouw zich over deze schoon? uicoeffening van burger-plig- ten verheugdente vragen, of zij dan niet reeds eenige achterdocht gekregen hadden in de maand Mei van het voorgaanoe jaar, toen eene in steendruk wel uitgevoerde plaat, gedurende eenige dagen in de stra ten van Brussel werd ten toon verspreid, vèrcoonende de zinnebeelden yan die Revolutie, welke in het laatste gedeelte der vorige eeuw, in r.ie yrovmeien, uitbrak, hebbende daarenboven nog voor zinnebeeld een kriifij met dit veelbetekenend omschrift: In hoe signo rif.ces. Zekerlijk, E. M. H.men had op deze poging wel gelet; waijt zeer weinige dagen na de opheffing van dezen banier, misprees de Ceurrier aes Pays-Pas deze onvoorzigtigedoch stoute onderneming, iu een welge schreven artikelbeginnende met de opmerkelijke periodes: (2iMaii83i.) Lithographie Pat notice. 11 y a dés gens essen tie Heme t mala droits y> 4UJ conJ°ndent toutet qui avec les tneilleures intentions du monde gatenttoutLa nouvelle Lithographiequi vient de paraitre nous en fourr, tt PexemplèOn y voir le Lion Belgiquefoulant des férs brisés* et ècrasa'nt un serpent sur Pautel de la patrieau dessus de lui plane r> ie &ente de 'a lib er téet au dessus encore de celui-ci on voit une croix lutttineuseavec ces^ mots: In hoe. signo vinces." zBd zeer onhandige menschen, die alles onder een verihengen, r en die, met de beste voornemens yan de wereld, alles bederven. De M nieuwe Lichographisehe plaat, welke kortelings is uitgekomen, levert n hiervan het voorbeeld. Men ziet er den Belgischen Leeuw, vertrap- n pende gebroken kluisters, en een.e slang, vermorseld op het altaar des vaderlands; boven haar zweeft de genius van de vrijheid en nog w boven deze ziet men een verlicht kruis, met deze woorden: Onder dit teeken zult gij overwinnen Zeker, Mijnheeren, er bestaan menschen, die allerbijzonderst onhan dig worden, door de onbesuisdheid, van hup verlangen; maar die men schen, zoo onvoorzigtig zij dan ook wezen mpgen, vermengen en .verwarren niet alles; neen, zij weten zeer wel waar 2ij de genius der vrijheid zullen plaatsen. Onder en beneden een kruis, door Hemelschë stralen beschenen, en omgeven met deze woorden: Het is onder dezen banier dat gij zult overwinnen. Het nummer van den Courrierwaarvan ik U spreek kwam op den dag der sluiting van onze zitting uit, en werd misschien minder door U. E. M. opgemerkt, in de drukte en noodzakelijke bezigheden van het vertrek; om vele redenen acht ik het bedoelde artikel.zeer belangrijk. Toen ik dus, kort na de opening van deze zitting, de toezending van petitiën aan deze kamer weer zag beginnen, en de geestelijkheid aan het hoofd dezer beweging bemerkte, de verzoekschriften teekenende met hare kerkelijke titels; toer. ik, door de Journalende pogingen zag prijzen van deze herders, die zoo zorglijk voor het welzijn van hunne kudde, met evenveel ijver, hunne tijdelijke zaken behartigden, als hunne reis naar een beter vaderland; kon ik niet verhinderen, dat het In hoe signo vinces mij weder te binnen kwam. Niets viel mij dan ook gemakkelijker, dan mij, zoo wel het getal der verzoekers, als de menigte der verzoekschriftenen hunne gelijkluidendheid, te verklaren. Vastelijk besloot ik, van nimmer te zullen strijden onder, eenen. anderen banier, dan op welke orde, ware verdraagzaamheid en regtmatige vrij heid zullen geschreven zijn. Ik besloot, nimmer dergelijke verzoeken bij het Gouvernement of elders te zullen voorstaan, maar oin U te trachten Le bewegen van ons zóó kort mogelijk met deze stukken bezig te houden, en ze ter griffie neder te leggep. Ik had gehoopt, dat deze opinie bijna algërheen zoude geweest zijn* en met de meesce belangstelling zag ik uit, naar de conclüsien van onze commissie der Petitien. Met een waar leedwezen, ik ontveins dit niet, bemerkte ik 1. 1. Maandag, dat deze vredelievende gezindheid, dat deze wenschen van ieder, die waarlijk verlangt, het vertrouwen en de een- dragc weder te zien geboren worden, dat die gezindheid eenen ernstigen tegenstand moest ontmoeten. Ik zag met weemoed, dat men eeu\ rui men loopbaan ging openen van beschuldigingen, somtijds zeer juist* wat het wezen der zaak betreft* maar dikwijls onregtvaardig, door den form waarin ze worden voorgedragen, en verwijtingen, die tot niets an ders kunnen dienen, dan om de hoofden te verhitten, en om weder tweedragt aan te wakkeren, d&fcr waür dezelve begon te verminderen en te verzachten. Vermits men nu echter dezen loopbaan geopend heeft, en ruimschoocs van het regt gebruik maakt, om alles te onderzoeken en om te halen; daar men in discussien is getreden, welke van deze plaats moesten kun nen geweerd worden; en daar eenige onzer geëerde medeleden zeer harde woorden gebezigd hebben, bij het beoordeelen der wijze, waarop- in deze gewesten, omtrent onze Katholieke landgenootenis gehandeld geworden: acht ik mij verpligc, U ook met eejuge tacta bekend te maken, welke mij nopen U ernstig, te bidden van in deze met on partijdigheid te willen oordeelen, en aan de verzoekschriften noch meer eer te willen doen wedervaren, noch Tneerder oneer te doen ondergaan, dan Gijlieden bevorens aan zoo vele honderden heb doen te beurt vallen. Ik ontken niet met mijn geëerd medelid en vriérid Donker Curtius\ j dat de wijze, waaropeen gedeelte der natie het regt van Petitie gebruikt, eene strekking heeft, om dit regt onnut, zonder doel, zelfs belagchelijk te makèn, en dat het te wenschen is, dat ér eenen wijzen maatregel kunne en moge uitgedacht en genomen worden, om: dit kostbaar regt voor de natie ongeschonden te bewaren, en om het nuttig te maKen in de beraadslagingen van deze kamer. Ik v.erheug mij; vooraldat hij, over haar regt, ora petitien aan te nemen, alsmede over het regt, om op dezelve vele hgndtéekeningen te mogen plaatsen, de spicsvinnige leeringenwelke mijne geboortestad heeft zien ontspruiten, niet vol ge. evenmin als de gewrongene uiclegging door eenige Genische Rechtsgeleer den aan artikel 161 der grondwet gegeven. Ik onderschrijf mee volkomen overtuiging, alles wat nij gezegt heeft ten opzigte der voornemens van hen, die de Joden, als verachte,- lfjke kudden te Rome afzonderden en opslotendie hangengees- seien en op de galeijen verbannenwelke onder vrolijke gastmalen spreken en handelen ten nutte fen verzachting van menicbelijke ellende, zonder te vergeten aan de herbouwing vgn Salomons tenipel te wer ken. Ik mistrouw het liberalisraus van eene sociëteitdie de char, ters verscheurt wóar zij dezelve vinden kan die de herstelling van de Oppermagtige Alleenheersching heefc toegejuicht eu in de hand gewerkt in alle de Koningrijken van het Zaiden. van Europawel ke door den drang der omstandigheden grondwettige instellingen en vertngenwoordigende regeringsvormen waren deelachtig geworden die mede beschermt den zachtcn be.heerscher yan Portugal; en dje, in ditoogen blik misschien, pogingen aanwendt om ook het charcer te vernietigenge- grondvesc in het bloed van zoo vele millipenen Frapschen, gemengd met de tranen van geheel Europa, Ik mistrouw hendie zoogenaamde ma nifesten opstellen en met zoo vele woorden durven zeggen LF. de Robiano de Bo^sbcekCourrier des Pays-Bas du 25 Fevirier 1830 que cnscignemetit des Catholidues dans aucune science ni dans aucun age

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1830 | | pagina 1