A° l8ss-
f EYDSCHE
N° i5f.
courant.
=h,^is--n.rt
3 ^1
st-ISlï
||«T
«58S'.SisS
2 s R-g a.
:sS.'ai?!:«s
iisajsa!05^
C %a
te fc
V R IJ D A G
18 DECEMBER*
t- t! V c r-
te - C V t> U. qj *-
te s> w-c
jj fc O -T
-
X
o^s
"zf N
aJ »- c
•f K J
"2-1 2 g j|
*s 5
pf-SS s A?-»
OJ Tj JS S "U
a u a J x> "5j
»'"°,S|;'a2s„^t;=:SS
*"5 y .z? 2 j- o qj -5?
g is «5 S O o%£-ü-Z -a
O n c O .O
v.
"J r
-Q of OJ *c cj c
»i U H N n
X. itfJ"
u i) té QJ
A -q tc
'-8*
fc
BINNENLANDSCHE ZAKEN.
's GRAVEN.HAGE den 15 December.
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Men zegt, dat de heeren, die in de zitting van den
I4_den zie onze vorigeverzochten, dat de kamer
zich in comité-generaal mogte veranderen, daarin voor
gesteld hebben om, uit eerbied voor den Koning en
tot vermijding van alle aanleiding tot onlust, het pont
der zoogenaamde grieven in comité-generaal afzonder
lijk te behandelenedoch dat voorstel weder nebben
ingetrokken, op de aanmerking der heeren flonker Cur-
tiusde Jong. de PescatoreSypkensFrets en andere
jprpkers, cat dit noch raadzaam, noch grondwettig
zgn zoude.
Hoezeer het publiek aan die heeren verschuldigd ifr,
blijkt uit de redevoering, waarmede de heer Sandeltn
na het eindigen van het comité-generaalde aangevan-
gene debatten over de begrooiings wetten, opende.
Wij deelen dezelve eenigzins breedvoerig mede, niet
Zoozeer, als eere hulde, uit de diepte des harten aan
de deugd, kunde en doorzigt, toegebrapt, maar voor-
nair.eli k omdat zij den lezer dadelijk met de knoop der
discussie!) bekend maakt.
De vpordragt van den heer Sandeltn draagt de ken
merken van den gemoedelijk overwegenden wetgever,
die de uitersten wensc'nt te zien vermeden, en uit
sluitend het algemeene welzijn wil.
De redenaar behandelde met klem van rede de stelling,
welke hij in de vorige zitting, bij het spreken over de
zoogenaamde grieven had hooren beweren: dit men aan
de regering geene gelden moest toestaan, ten zij die
grieven werden uit den weg geruimd. Immers de toe
passing van dit beginsel kwam hem zoo gevaarlijk voor,
dat hij het van belang achtte in een ernstig onderzoek
te treden van de gevolgen, die onvermijdelijk zouden
zijnindien men hetzelve, ontijdig en zonder dringende
noodzakelijkheidwilde aannemen.
Hij deed dit met vertrouwen, omdat hij de eer had
van tot mannen te spreken, die evenzeer door hunnen
regtschapen inborst, als door hunne onafhankelijkheid
bekend waren, in eene vergaderzaal tot de bloem des
volksdie zich op de hoogte der tegenwoordige om
standigheden zoude weten te plaatsen.
De wetten zelve," zeide het waardige medelid
eener zoodanige vergadering, met de woorden van Droz
in zijn geschrift over de toepassing der zedeleer op
de staatkunde, kunnen niet spreken; men heeft altijd"
tolken noodig om dezelve uit te leggen. Er is eene
uitlegging denkbaar, die gunstiger is voor het bestuur
dau voor de vrijheid; eene tweede uitlegging, die de
vrijheid meer dan het bestuur begunstigd en eene derde,
die meer dan de beide eerstgenoemde met het alge
meene welzijn overeenkomt. Zelfs de bekwaamste staat
kundige kan niet voorzien tot welk uiterste men na
derhand zal overslaan[misschien zal men dan in het
eene, dan weder in het andere uiterste vervallen;
maar indien ftiet ieders gemoed door het denkbeeld van
pligt geleid wordt, indien niet alle de leden van den
staat, tot wat rang of stand zij cok mogen behooren,
elk in het bijzonder van het gewigt van derzelvcr ver-
pligtingen doordrongen zijn, dan zal de uitlegging on
twijfelbaar verkeerd wezen. Laat ons dan," vervolgde
de redenaar, Edel Mogende Heeren, alles ter zijde
stellen, wat tot de twee eerstgenoemde wijzen van uit
legging betrekking heeft, en alleen onderzoeken wat
het algemeene welzijn het raeest zoude bevorderen.
Doordringen wij ons van het gewigt der ons opgelegde
verpügtingenen nemen wij geen besluit, zonder onze
beweegredenen daartoe rijpelijk te hebben overwogen.
Indiër, dit onderzoek mee de gewenschte kalmte en
or partijdigheid plaats heeft, dan durf ik reeds voor
spellen, dat wij, in deze gewigtige zaak, de beste
partij zullen kiezen."
De beschouwing van het beginsel, hetwelk men wilde
toepassen op grievenover wier gegrondheid het de
plaats niet was in deze vergaderzaal te spreken maar
die in a'jle gevalien vreemd waren aan de onderwerpen
der begrootings - wetten gaf natuurlek aanleiding tot
deze vraag
Bepaalt zich de bevoegdheid der Staten-Generaal
T om derzelver goedkeuring aan de begrootings-wetterv
w te hechten of te weigeren tot den inhoud en de
n onderwerpen dier wetten? Of wel, kan men, om
Si redenen die met de begrootings - wetten in geen ver-
band staan, om grieven, die daar aan geheel vreemd
„vzijn, weigeren dezelve te onderzoeken, en zijne
n goedkeuring te hechten aan die gedeelten der be-
grootings - wettenwaarop welligc niet eene aanmer-
king gemaakt is."
Zoude men vervolgt de sprekerter bevestiging
vsn het eerste gedeette dezer tweeledige vraag niet met
giond kunnen beweren dat de bepalingen der Grond
wet in den striksten zin moeten uitgelegd wordfen;
dat er in vorige tijden toen er nog allerlei voorregten
bestonden, toen men nog geen regelmatig en wetc g
sul ci voor het opleggen van belastingen' had, somtijds
grond konde zijn voor de toepassing van den regel:
zonder herstel van grieven - geene subsi dien maar
dat men zich slecht* ten gevolge eener verkeerde uit
legging van den zin. die aan het woo'd subsidien
gehecht werden ten gevolge eener groore verwar
ring van denkbeelden bevoegd kan achten, nu dat lang
verjaarde beginsel op de grondwettelijke Sutars - inrig-
tingen van onzen tijd te mogen toepassen; dat
vermits art. 121 der Grondwet onze regten en plig-
ten in dezen omschrijft, wij de bepalingen daarvan
even weinig in een ruimeren zinals in een enge-
ren zin mogen opvattendat eindelijk uit de
stellige bewoordingen van dat artikel niets anders kan
afgeleid wordendan dat wij verpligc zijnom de
begrootings - wetten zoo wat betreft de uitgaven, als
de middelen om dezelve te bestrijken te onderzoeken,
en in rijpe overweging te nemen; een onderzoekhet
welk naar mate der omstandigheden-moet gevolgd 1
worden door eene gave goedkeuring of wel door eene
voorwaardelijke goedkeuring, of wel door eene vol
strekte weigering om de begrooting aan te nementoe
zoo lang de gebreken verholpen Zijn die men daarin
ontdekt heeft; doch zonder dat, in welk geval ook,
redenen die mee de begrooting zelve in geen verband
staan op het oordeel over dezelve eenigen invloed
mogen" uitoefenen.
Van den anderen kant beweerde men wat het tweede
gedeelte der tweeledige vraag betrof, dat, bij gebrek
van eene derde magtwelke cussehen de uitvoerende
magt en de vertegenwoordigers des volks staat en de
cussehen deze beide Scaatsligchamen bestaande geschil
len beslist, het doel der wetgeversbij het opstellen Van
onzen Grondwet en bepaaldelijk van art. 121 derzelve
schijnt geweest te zijn om de toepassing van hec be
ginsel in quesiie toe te laten ingeval de dienaren der
regering de regten des volks oaarbiiikelijk mogreu ge
schonden en daardoor het bestaan der Grondwet zelve
in gevaar mogten gebragt hebben, en ingeval zij wei
gerden, om grieven, waarvan de gegrondheid algemeen
erkend werd, te herstellen; en dat voorts de wet
gever, door dit middel, in onze gewesten, die onge
lukkig wegens derzelver binnenlandsche beroerten maar
al te befaamd zijn voor het vervolg dergelijke bewe
gingen heeft willen verhoeden, en aan de ingezetenen
de gelegenheid heeft willen geven, om de door de
regering aangevraagde gelden te weigeren liever dan
tot openlijk oproer te komen.
Dit waren, vervolgde de redenaar, de beide vragen
welke de omstandigheden deden ontstaan, waarover de
gevoelens zeer uiteen liepen, maar die het bij de te-
genwooidige beraadslaging vati weinig belang was op
te werpenzonder dar het voor hec oogenblik noodza
kelijk of nuttig was dezelve op te lossen.
Noodzakelijki NuttigWas men dan inderdaad in
zulken wanhopigen toestand gebragtbestonden er zulke
gewigtige bezwarenbragten zij de maatschappij zoo
zeer in gevaar dat men terstond tot uitersten zoude
moeten komen 7 Was het regtmatig vertrouwen op de
deugden van den Vorstdoor de Voorzienigheid op
den Nederlar.dschen troon geplaatst, fdan zoo verzwakt
of geheel verloren dat het bestaan van eenige grieven,
hoe gegrond men ze ook zoude willen vooronderstel
len aanleiding moest geven tot het nemen van eenen
maatregel, die slechts konde gewettigd worden in oogen-
blikken', wanneer het welzijn van den staat vereischte,
dat de vertegenwoordigers des volks eene krachtige
houding aannamen, en eenen ijzeren wil deden blijken,
om het evenwigt te herstellen dat door het bestuur
verbroken was.
Neentot zulk eenen staat van algemeene ellende
was, Gode dank, het vaderland nog niet verzonken,
dat men zich genoodzaakt vond, om, zonder de mo
gelijke gevolgen te berekenen eenen weg in te slaan
die tot willekeur leidt en in eenen doolhof van moeije-
lijkheden zoude verwarren waar voor de verbeelding
terug deinst, en waaruit men te vergeefs eenen uitweg
zoekt. De waardigheid van het Doorluchtig Hoofd van
den Staat in de waagschaal gesteldde -banden van
liefde en vertrouwen, voor het behoud vaneen goed
bestuur en het geluk des volks zoo noodig op een
maal onbezonnen verbroken De Koning veelligc tot
een dier buitengewone stappen gebragtdie als voor
boden van een willekeurig bestuur en dienvolgens van
eenen burger oorlog, zoude kunnen aangemerkt wor
den Zich zelve genoodzaakt te zien het hevige
reddlngs-middel voort te zetten en in het gebruiken
van geweld te volharden! De werking van het uitvoe
rend bewind verlamd en verkiachtl Neen, de natie
ging, Gode dank, onder geene grieven gebukt, om tot
de (monarchale) magt, die, volgens artikel 105 der
Grondwet, gezamenlijk met de Staten-Generaal de wet
gevende oiagt uitoefent, openlijk te verklaren: van nu
af tot op het oogenblik dat gu aan onze eischen vol
daan hebt, weigeren wij de uitbetaling van het inko
men der kroon en van alle andere Rijks uitgaven.
Wat gaat het ons aandat gij in uwen loop wordt
tegengehou Jen en dat de groote binnen - en buiten-
lano'sche belangen van den staat op het srelligs bena
deeld worden! Wat gaat liet ons aan, dac de vrees
voor inwendige beroerten aan het openbare crediec
den hartader atueke! Wat gaat het ons aan, dat de
zee onze onverzorgde dammen en dij en verniele,
{Het vervolg op den kant van deze b'adz.j
O -= O 0 c C
r. -o v, -
is ftj
te "C
.C *5 Cj
(l) M
-tJ <d u c
o I
c .j <L> rr
f C3 CJ CJ O
S 57
s
cl) n 1
E
Si 5
bJD c
.&0-
dt 3L E -Cl
'life 3
E 1 s - c
x o S
V i.
5 l
- c c <u c O
C 11 K -te rx v^<
a qj "Z
5) C (U 22 E?
s
D o
bt
c 5
OJ O)
Z> D S
0-0 J
N 3 -r.
C <U bO
SS?
b£-u
,s ^2 0 6
E - 2
O 6 Mj:.H
o
«J
bO c
-O
„,Z1 >-* QJ
o 3 3 "a
-s75m)g£§s
Ë'5'S-ë
g 31 s
Scgouo S
p U S rt
- - cu x 2 T; -o
Sju.'jSSi -5S
-CC
5 W) a S
•s» 22 £2
S-° s
<U CD
C w
u c a> qj
A. E C M
s
:c
"ï"0"0 E
tic
*- ZZ 5.
ai C
<U
CU
te
c i
QJ
5 "Sa 2
c 55
C QJ _2 C
1
O
s
O
ZZ P I
W 1
E
Z n
S..s
O N 1
<u
s
c e
c qj 4»
<D zz 4»
s g i
O te qj W
O L N
t: o is4 - S
*- 5 F
fiti
'5
<D -
-C J-. 3 c c« O .E te
- 5 CU
4) O) u -
te Ü0
c -Q 00
b£)
T3T3 J)
■O -st
E <u
c
S 5 £-
O) T3
je t B 5
- - te g S^=
k. CD D C "Zi
23
SJ'ïr,§ S''-^
s "is
S-S 5
-C c: dj
w V
TI
6 E o
o E
T3
1 a
<0
'O
oS
7? r* 1.^!^
H s 5 -
N t:ï'2S^--c'5Naï'<ï3
rt«ï u_. -j
u N J" O O <U C w cu r* v
<u ,5P-ot»tete c' E
Sï-«££-:"2-S;r'a
'-(Ju QJ QJ d O
N ja! C3 CD "O
X -c
5:8
a <D
- - 0) o <u :c v
.C 10 N -O C te C
tj c y. S
- C .06 - t>0
T. o
S: w I54 c
te c« Qj 4; t*
g o b 5 J.
4, g, W1 -£ -d O bfi
T3 E. O Co
S-fe 2-S
QJ O
-=
«5 tL k' w
C -te t3 - _T
*2 3 - o
u "O N u O
CD ÖJ te
Qj '3
CU— w O
C O
<u -a s
t)D C S
1
8 C O CD
ai -rs -te
<D
■- -o .a
-Jb
JQ /i SS
O .te «j
«c c O
5
QJ
- 3 M
u. D
l
D
o
c .2;
cu r
«i»
nc
o w c 4,
5"° o 2 - -
C a u s uo k.
oj -o "a W :C'«^ v N-g
!^5
3 -a QJ
--J bc:p S
5 1> te
te c «s A4