Cer«tof« wr« cm huigen woricelstrijJIn de tijden veroverd il. en d«t daardoor die berreikiugen- omstaan zim, De krijgsdaden aan den Rijnzegt hijzijn veel minder belangrijk geweest dan die in het Oosten hier is nasr des schrijvers meening de ware zetel van den eigenlijk nationaVen Duicschen krijg. De verhuizing in eenen znoraagtigen volkstam als t ie der öuitschers uit het oostelijk Europa en zijn inval in Germanie had zelfs op het Grieksch Italisch Zuiden invloed moeten gèhari en historische sporen achtergelaten hebben. Daarentegen lien wij reeds de oorspronkelijke Schytenvan het Wes ten-af, alwaar Oud-Schytien gelegen was. Hunne togten steeds naar bet Oosten en Zuiden nemen. Caesar noemt de S-ueven- het magtigste en krijgshaftigste van alle Ger. maansche volken. Van waar nn die krijgsroem Toch wel niet uit hoofde van eenen vernietigings-oorlog tegen andere Germaansche volken; derhalve is het hoogst denkelijkdat die oorlogen aan welke zjj hunnen krijgs roem te danken hebbennaar het Oosten henenof oostwaarts gevoerd zijn geworden. Ook schijnen de laatste worstelingen tegen de Slavische voiken reeds de rigting te bewijzen welke de vroegere krijgsonder- nemingen gehad hebben, Tacitus heeft echter de betrekking ven onderhoorig he id reeds gevonden, en wijst zelfs het onderscheid tusschen dezelve en den Romcinschen Starenstand aan. Al is het dan nu ook dat men den eersten oorsprong dezer betrekking geheel uit het ten onderbrengen door middel van den oorlog, verklaren wil; dan is het toch nog wel niet zeer gemakkelijk te begrijpen, om welke reden eene betrekking van dien aard, wanneer'zij een maal bestond, niet ook met een volk, hetwelk zijne oude woonsteden verlaten had, naar de nieuwe huis vesting heeft kunnen overgebragc worden. De Heer Schuit zegt, dat de oorlogen aan den Rijn onbedui dend waren, in vergelijking met die, welke in het Oosten gevoerd zijn gewordendat in het Oosten de eigenlijke zetel van den Duitschen volks- of nacionalen oorlog was. De Emigratie van eenen zoo magtigen volks-stam, als die der Duitschen uit het Oostelijke Europa, en zijn intogt in Germanie, had zelfs op het Gneksch-Italiaansch Zuiden isvloed, en een .historisch voecapoor of overblijfselen moeten achtergelaten heb ben. Daar en tegen zien wjj al reeds de oorspronke- lijtte Scyten v.n uit het Westen, alwaar Oud-Scythien gelegen was, hunne togien steeds Oost- en Zuidwaarts nemen. Caesar noemt de Suevcn het magtigste ootlog- tuchcigste vin alle Germaansche volken. Zij woonden «chter in het Oostelijk Germanie, wjjl zij tot den Hermionen-stam behooiden, die in het hart van Germa nien huisde, en In het Noord-Oosten was nog heispoor van de eersten woonplaats, in het volk der Herinionen. Van waar nu hunne eerste krijgsvermaardheidT toch wel niet wegens eenen krijgsvernietiging tegen andere Germaansche volken; derhalve moesten die roemwaar dige oorlogen wel oostwaarts henen gevoerd zijn, ook gelooft onze schrijver, dat de latere oorlogen tegen de $lavische volken reeds de rigting der oude worstelin gen bewijzen. Dit kan men toegeven en dit belet niet, pat beide dezen tegen aandrang en inval van oostwaarts (tkomende uit het Oosten gestreden is. Waren de Germanen uit het Oosten gekomendan hadden zij ruiterij en boogschutters moeten gehad hebben. Maar tie ruiterij der Germanen wordt door Tacitus als onbe duidend beschreven de infanterie integendeel als hoogst, voorireffilijk. Maar hoe komt het dan toch dat Caesar reeds Germanische ruiters naar Gallie deed komen illeetlijk geeft hij hun de paarden der Rometnsche ruiters, heiwelk eene reden te meer is, om hen als voortreffelijke kavalleristen te erkennen. De Heer Schulz begeeft zich dsn met zijne beschou wingen naar de volken van den Ponrus, aan welke hij niets Gettnaanscn ontwaart. Zii waren, volgens hem, Lygiers en Asenonder welke hp alia Sarmatische volken begrijpt. Lygiers namen andermaal het Ooste lijk Europa inde risen het Zuidelijke, tot aan den Dor.au. Maar ook hier, zegt hij, vertoont zich het overwigt der Germanen, bijgevolg de beoorloging van het Oosten naar het Westen. De historische voetstap pen dezer krijgsvoering, meent hij, dat uit drie hoofd wegen kunnen afgenomen wordendie alle naar den hoofdzetel dar Asanen plegen te leiden. t.) Van de kusten der Oostzee tot naar den Weissel en den Pmtus; en volgens de traditie bij Jernandes ploegen de Oost- en Wesc-Gothen met de Gentden dezen weg in. Ook voor het Cimbrent volk aan den Bosphorus, werd van de Noordzee deze militaire weg gebaand. a.Voor de Hermionen-stam stond de weg door het dal der Elve naar de Weinssel en den Pontusook de Rarpatische gebergten naar Thracie open. Ook vinden wij eindelijk indedaad de tot den Hermionen stam be- hoorende volken van den Suevischen bond aan de beide oevers der Elve en Odermidden tusschen Asische volken heerschendgelegerd. 3.) Voor den Istavonen stam aan den Rijn, liep de weg over het Boliemerwoudeen eind lang door het Donau - dal oostwaarts. Doch schijnen zij meer zuidwaarts de Alpen in het oog te hebben gehad en den staat der Etruriers onderde verdrukte Asi sche inwoners gesticht te hebben. Ook de Duit- sche stamverwantschap der Phrygiers en Helienen die zich over Griekenland en Klein-Azie verbreid den zoude kunnen aangewezen worden. Wij vin den allerwege zegt hijsporen van Duitsche stam men die zich in de Aasdomsche landen nedergezet hebben, en zich, met de wapens in de band, staande gehouden hebben. Dit resultaat poogt de schrtiver door de meest onzamenhangende berigten zelfs van Herodotus te wettigenen ook door Etymologische gedenkteekenen die, hoe ook het beginsel waaiheid moge bevatten, in de toepassing echter dikmaal feilen kunnen. De Mijt^ge/en worden de Duitsche Chattende Budiners vanbuénbouen bonwen bouwlieden, en don grenzen. Grensbewoners; de Ariërs komen van lieer en core de Cattamtn Vea Bat Heer, en Tour gebergte Ge bergte - hA'-nneri; de Phfygen is Kletn-Axtde frriea. De FAeutae; os f - r tie Heren ft de Teute Heer der Ge* .in nen eti huniiasi/eus Baas der leuJenDe S kof-te- Schou ten en veel desgelijks. Aan het slot d.-zer Verhandeling maakt de schrijver zijne lezers opmerkzaam op de tegenstelling tusschen de Duitsche en Aziatische naams-vorming. Bij de Azis- t.sche voiken, namelijk, was het denkbeeld van ge slacht* - afstamming en stamgenootschap algemeen heer- schend, en volgens ziin beweren, zon het bij de SI»" visciie Finsche en Keltische stammen ook zoo zijn. Maar dit was ten eenemaie verschillend bij de Germaan sche voiken bij dewelken steeds het begrip van wo nen houwen en van gehechtheid aan eene zekere huisvesting de overhand heeft. Deze aanmerking ver. dient allezins overwogen te wordenintusschen zon het wenschelijk geweeit zijn, dezeive met betrekking tot de Germaansche stammen al ware het dan ook maar slechts voorbeeldshalvein de bijzonderheden aan gewezen te zien. Wanneer de Germaansche volken oorspronkelijk landbouwers geweest waren dan zoude men iets van dien aard vermoeden kunnenmaar hoe dikmaalt hebben niet de volken van Germanien hunne woonsteden verruild,-en hunne namen medegenomen? Maar waar ia de oorspronkelijke woonstedewaar ia het land geweestin hetwelk de Germanen Aborigines waren De schrijver zoekt in de daarop volgende Ver handeling den oorsprong der Duitschers uit te vinden waar bij de b'ergten, welke door Tacitus bijeen gebragt zijn, ten grondslage gelegd zijn, en ook dien ten ge volge de hypothese van den intogt immigratie van buiten bestreden. Voor zoo verre nameink als niet slechts de historische maar ook zelfs de mythische over levering zich uitstrektmoet Europa door inheemsche eigene men<chen-stammen bewoond geweest zijn. Het eigenlijk karakterde zeden en levenswijze der Germa nen zoo als Tacitus die beschrijft, worden hier nog. rnaals tegen de Onemaalsche overgesteld. Intusschen is bij den schrijver zelve bij eene andere gelegenheid, waar bij de rigting der volitentogten naar het Oosten waarschijnlijk trachtte te maken, eene gedachte opge komen die hier als een twijfel tegen hein gelden kan. De Duitsche krijgslieden-stam moesteD noodwendig eene andere staatswet en levenswijze aatiuemehdan Jie welke in het vaderland gebleven waren. Maar zou men d.t ook niet van de Aziatische Emigranten, welke naar Duitschland gekomen waren, kunnen zeggen? Aan het getuigenis van Tacitusnopens de aboriginiteit der Germanen wordt een groot gewigt gehechthoezeer de Heer Schulz zelve gevoelt, dat Tacitus gebrek heeft aan de noodige geografische kundigheden. Maar het is blijkbaar, dat Tacitus alleen Koloniën en Emigratien uit de Middcilandsche zee bestrijdthij kent den za. menhang van zijn Germanie met het noordelijke Azie in geenen deele niet. Dat de Noordzee oudtijds eene Landzee gevormd hebbe, wordt uit zeer algemeen geldend gehouden geognostische gronden door den auteur zoo veel mogelijk betoogd, etidewijl Tacitus is Inge- vonen als proximi oceano aanwijst, zoo wordt die nabij, beid als de eerste woonplaats der Aborigines aangeno men waarbij ook nog de hypothese gevoegd isdat het evengetneide Noorden voor de oorspronkelijke zetel der huisdieren en koornsoorten moet gehouden worden. In het Zuiden is tuinbouwin het Noorden akkerbouw heerschende, hetwelk ook aan de aandacht van Tacisus niet ontsnapt is. Dit onderscheid wordt uit de natuur lijke werkingen der verschillende klima's ontwikkeld. Even zoo wordt het onderscheid der Monogamie bij de Germaansche volken en der Polygamie bij de volken van het Oosten geheel bijzonder overwogenen toen de Monogamie weder als een noodwendig gevolg der Germaansche wijze van huishonden welke weder het gevolg is van grond en luchtstreekvoorgedragen. Hoe men ook over zekere punten denken en in vele van oen schrijver verschillen moge, altijd blijft hem de verdiensten, dat hij dit voor ieder nadenkenden ge schiedkundigen belangrijk onderwerp uit eenige geheel nieuwe oogpunten beschouwd beeft. NTE g, - I'o i-so. <u H z sS w "2 »J E o ir*p «w kt* bJ 2 w CJ 5 S-Sf&2-*£- t - s - W) JS a MC a 8 As-'; És c fc :cs» t Z •-'•tj -E .w O e J2 oE 'S?-£ipE S •- fe C e "3 -5 a a a "-a gl 5 -o B -5» o s =£1 Xr.-u «J T3 «00? <U O b CA 5 «j z, c <u k- -■*•§ s= 0 dj N B Z. S.S.j?S - jb? •5 c 8 kg g S 1 -s 5 «J N S ""O O C i_r «a ■- -«> S •- c r bx> 3 g\° I. prz u <U CJ CJ bfl tn T3 O C^-èljè Ó-T g; o-t 1 taf OJ ■1 J C C li - :E>-C cjj •Sin <u - o j= »f I «- vl .'z? Tj c u li Bj ffi P* 5 Cl - tr. ,_J g s D ox - G n bD O si e f, C 11 O C •- u JX ti U "UwliGHJG Or-'" -^Xi-o oi^ca. t? 3 c •- k 'r O u .ïnlr" 55-b£C n MS D g c -5 s :s, •H-SS-^ge.SPoEor- —I ÏC^ëËEËO-gtjg'gU'V" b£^= c O -5 K !- Z - 9- c stc 3 -5 E c B CL c 55 be Q O CJ C O. u c 0 T5 s-r a OD Sir-n-i tl o 48 r- -A rc Ti £2 c O. 0> v. C aj HT r j f— O n jj li r~" Oi C-t: Q. bt) o O na «s qj a r G t— 'li -> _Q -• V- o a."U y "tf "i .Si t - u ,b£i-ki CJ 3 r- O r- aj r- W. -G CJ fU T-S -O a 0 S5 i "G b li A CJ CS ka rtCODCÜOiiliU Ci. S-gira c.a u li C3 J- Ofl a S W ii CJ n o O T3 bfl R C O gj ko 2 .tau ^33 r5 T" CJ «J «J -ö>) J,ks UU.r-v Ol ■5" Jt*** S '5 - O G 41 !=Xl ka - C c-o O -* M li r 15 6 >-5/= .2 «a Z s Ck CJ bO c G s G O 5? B B CJ G n CJ «J y G JA E CJ D T y. O ÖtC <U C 5 5 5; c - 'S.X 5^ 2 oia c si a s CJ C <u E Xb <J) s-z dj x li u -sa S y e O - s CJ g* S 2 #e 'S-O S .2 CJ cj t O a •r cj a c DERDE EEUWFEEST VAN HAMBURGS BURGERLIJKE CONSTITUTIE. Het weinig tijds geleden te Hamburg gevierde Juhilê der Stedelijke Constitutie {Stads- Verftassungheeft tot een geschrift aanleiding gegeven, hetwelk niettegen staande het slechts een gelegenheids-werk is, echter veel te veel wetenschappelijke waarde' heeft, om nier ook elders bekend gemaakt te mogen wordenhet heet Programma van het derde Eeuwfeest der burgerlijke grond wet van HamburgProgramm der dritten Saecularfeyer der burger lichen Per/dsssung Hamburgsop den 2^ Sep tember 1828, door l\l. Lappenberg,, D°. en Archi- varius67 bladz. folioDe vervaardiger van dit stuk, als eerste Archivarius, heeft namelijk van deze zoo bijzonder gepaste gelegenheid gebruik gemaakt, om zijne medeburgers, nopens het ontstaan en de ontwik keling hunner grondwet, ophelderingen te geven, welke ook voor de zoodanigen niet zonder nut zijn, die de Staatsregeling zelve uit dagelijksche ervaring zeer goed en proefondervindelijk kei.nen. Dit geschiedt in elf afdeelmgen of paragiaien, uit welke wij, zonder den schrijver angstvallig te volgen, datgene zullen, uittrek ken, hetwelk voor alle lezers belangrijn wezen kan. Wij houden dit des te minder voor overtollig of on opmerkenswaardig, daar nopens de suatregeliugen en inrigtingen der voormalig Keizerlijke vrije Rijkssteden thans vrije steden, niet zelden veel onwetendheid eit onkunde heersebt. De Hamburgsche Constitutie berust, zoo als die van elke viije Stads-Constitutie, op Raad «n Burgeryderzelver organisatie en hunne betrekking acderiiug. De Raadsleden en d« Regteu van den Raat {Het vtnclg w den kant van dtsx blad»») o* T3 ;r :g 't. g cj 2 cj sj -Z,™zz g *U c b£ c -a c 5 u^E-Ï.E'JO So»cjL.>2fc-Q c CJ D-'S OO Ot," tA u O m- KP, 1 «J Z t!L Sk «j-o .Sf Q. g 5 5 o. i - O OJ i 4) C CJ KJ-- 0J S CJ li O).- - CJ -tl w -C «tjC O "O •S'Ut-4 IA 2 I e.s? y -G* c G CJ CJ O cc cc cc -c S s o s "e -o <$i C w .e K C C 5 Z bJt-O ~Z -Z K E - u. u C •-< ej jz C C y u M4J ui Q, bDTï n l. tiX e- CJ CJ CJ c - OJ T3 n ci .2 C.- L. _y O CJ O <j C. cj u. w cc B -o cc a .3 bo 4» 5J N- 2Z «J 4) 4J -U w S 5 e "G k 2i cj •G. -bt Z S cc J- Z. cc CJ -a G "O «l s-ë C Q j 5^ j 2 5, -^ 3 s,;-s-c S^s.ï Jü -G -O *- *T3 N Q hz l> bfi'3 - bO C G O Jr* CJ *3 K 4J b -Eï ^3» -r-i w >'3 E »- U. c X> <u. 0-4J«U"f3 ci to a ftiZ 4) n H O I U ■-» bo (j o» Q - W- b6 e S.SEfï'-iQ "se g o 5 °-3. - 3-S M-ë'S g zds c .2 t> £j= «ïi.i cj c C5 ,s H i M "E S S N cj S sóf -G y- cj cj v <U' v e s o -a •2 tr o 2 TI g 3 J o g TS V J= -J S "1: 5 f^MtSoKjUf B« - w C -E is'5ï5?5 .2 bfi 4» -p QJ «3 CX)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1829 | | pagina 3