soncn, die hij aiie met naam en toenaam opnoemde,
in handen gcbragt had. Deze Vorst liet dus ai aan
stonds het Lustslot des RollingsKuksow, een uur van
Rrakau gelegenbezetten door een' Ritmeester met
60 Ruiters, 0111 reden, dat hij vreesde, of ik niet
weiligt voornemens was hetzelve te verbranden. Daar
mi de boven reeds genoemde Kaptein - Lieutenant
Christiann itnmiddels al bedacht washoe hij zijnen
vroeger begonnen misslag zoude- herstellenmaakte hij
mij met deze omstandigheid bekend, en verzocht, dat
ik hem slechts eemge vrijwillige Ruiters en voetknech.
ten wilde toestaan, want hij wilde geen ander volk dan
vrijwilligers, om Jat hij vrees had, dat zijn aanslag hem
niet gelukken zoude. Met deze Volontaire» wilde hij
nu te voet naar het Koninklijk lustslot marcheren, en
een* onverhoedschen aanval op de bezetting wagen.
Daar ik hem nu altijd genegen was geweesten van
harten wenschtedac hij zich door eene brave daad bij
mij weder in krediet herstellen mogt, stond ik hem
zijn verzoek toe. Daarop trok hij met eenige vrijwil
ligers uit, kwam in alle stilte bij liet lustslot aan, en
vond de ruiters door hunnen vorigen marsch afgemat
en niets kwaads vermoedende, in diepen slaap. Hij
maakte zich meester van de Officiers zoo wel als van
de gemeenen en bragt hen met paarden en monteering
in de stad nog voor en aleer de trompetter van Vorst
Lubomirsky die aan mij gezonden wasmet een weder
antwoord van mij had kunnen terug gezonden worden.
Zoodra ik den gelukkigen uitslag van den zoo evenge.
melden togt vernam, veranderde ik dadelijk mijn brief,
plaatste daarin ook een lijst der gevangenen met voor-
en toenamen, met eene heusclie herinnering'hangaande
de wisselvalligheid van de kogelronde fortuin waarop
geen mensch met gewisheid staat kan maken. Dit ver
schrikte den Vorst Lubomirsky dermate dat hijzoo
als ik naderhand gehoord heb berouw had zoo zeer
gepocht te hebben. Hij maakte er ook dadelijk zijn
werk van om de gevangenen die ik op hem gemaakt
linduit te wisselen doch den Ritmeester liet ik tot
op de overgave van Krakau gevangen blijven.
Nadat de Vorst zich weder goed versterkt haddeed
hijalles wat hij vermogcom de stad in het naauw
te brengenhoezeer hij daaromtrent weinig verder
kwamen ik van mijnen kant ook niets verzuimde om
de belegeraars met aanhoudende uitvallen dag en nacht
te verontrusten, en in die mate, dat ik in den tijd eener
belegering van dertig wekenzoo veel gevangenen in
de stad haalde dat er geene plaats méér was om hen
ouder te brengenen ik ook geen voorraad genoeg
had om hen allen onderhoud te verschaffenen daar
door waren de laatst gevangen genomenen er ook erger
aan toe dan de eerstewijl het onmogelijk was 2e-
zelven op den duur met gelijke verschooning te blijven
behandelen."
Op zekeren tijd gebeurde het, dat Vorst Lubomirsky
een bezoek ontving van eenigen zijner bloedverwanten en
giootendie hem in zijne legerplaats kwamen begroeten,
en die hij met Koninklijke pracht onthaaldeik had ge-
heime kondschap van al zijn doen en laten, door een
I'oolsch Edelman, die een vertrouwde des Vorsten was.
Daarop bewerkstelligde ik een hinderlaag van eenige hon
derd ruiters op onderscheiden plaatsen nadat ik vooraf
overdacht haddat het de juiste tijd waswanneer de
Vorst en zijne gasten half beschonken zijnen dien
volgens des te meer krijgsmoed hebben zouden, om mijne
aanvallers te vervolgenik beval hen niet alleen de
Poolsche lijfwacht aan te vallenmaar ook al scher
mutselende met denzelven tot in de legerplaats des
Vorsten voort te dringenen als dan steeds vechtende
terug te wijken opdat de vijanden hierdoor drifcig ge
maakt, in de hinderlage vallen mogten. Deze aanslag
werd zoo gelukkig volbragtdat benevens vele anderen
cok negen der middag-tafelgasten van Vorst Lubomirsky
mijne gevangenen en mijne avond-tafelgasten warendie
ik ook voor ditmaal onthaaldedoch voor het vervolg
moest Vorst Lubomirsky hun de levensmiddelen toezen
den wanneer hij hen geen gebrek wilde iaten lijden.
Deze negen personen waren mij liever dan veel
geld, want ik wisselde tegen hen alle Zweedsche ge
vangenen uit, die zich bij dezen Vorst in het leger
bevondenen onder anderen veel brave officieren
dewijl de Vorst mij voor eiken dezer gevangen Hee-
renwel dertig Zweedsche krijgsknechten liet uitleveren.
Ik spaarde nimmer geld, integendeel deed ik groote
kosten om verspieders te onderhoudenen voorts om
andere lieden ce betalen, die mij behulpzaam waren,
en het geld kan veel doenZoo als blijkbaar is door
's Vorsten gunsteling, die zich door den glans des
gelds zoodanig liet verblindendat hij zijnen begunsti
ger ongetrouw werd. Deze gunsteling had de brief
wisseling tusschen den Vorst van Zevenbergen, Ra-
gotzky genaamd, die een verbond met den Koning van
Zweden aanging, volgens hetwelk hij zich verpiigt
had, om met eenige hulp naar Krakau op te komen,
zulks bevorderde, en de brieven op eene listige
wijze over en weder bezorgde. Zoodat ik toen Vorst
Lubomirsky mij tot de overgave wilde overhalenen
mij voor oogen hield, dat ik geen ontzet van den
Koning van Zwedenen geen' onderstand van den
Vorst Ragotzky te wachten had, ik zulks beter we
tende, wijl ik zelf berigt had van het uur, wanneer
de Vorst opgebroken was, en zoodra Lubomirsky den
aantogt van Ragotsky gewaar werdwas hij er op be
dacht om de belegering op te brekenhetwelk "ook
zeer naar mijnen wensch was, terwijl uiijne levensmid
delen in die stad reeds zoo zeer duur geworden waren
en ten einde liepen, daar een os reeds meer dan hon
derd en eene koe meer dan 80 rijksdaalders kostte en
'welhaast in het geheel niet meer te krijgen was. Men
kan oordeelen hde het gesteld was wanneer ik zeg,
dat mijn Hofmeester of Kok op zekeren dag bij mij
kwam om mij aan te kondigendat het met mijn pro
visiekamer zoo slecht gesteld was, dat hij het noodig
achtte de open tafel, 'welke ik aan mijne officiers gaf,
rf te schaffen, daar de voorraad niet meer toereikende
was om daarin te kunnen voorzien, Maar ik antwoordde
hemgij moest mij eeuen beteren raad gevendaar ik
toen de officiers geen gebrek hadden hen rir.n mijne
nfei noo iigde om hunne genegenheid voor mij te cc.
Winnen, nu bij den tegenwooidigen toestand, daar
de nood in hec hoogste wase"J zij aanhoudend aan
's vijands vuur b'oït esteld stonden, niet geil id was
aan deze dappere lieden mijne, ratel te ontzeg :en, neen
dit was verre van mij moeten de spijzen al wat min
der zijnzoo zouden wij het ontbrekende met wijn
bier en goeden brandewijn aanvullen.
Onder dit alles had de Vorst Lubomirsky tijd) ig be
komen dat Ragotsky reeds in Polen ingerukt, en naar
Krakau op marsch was. Mij lietmij dus weten, dat
hij bevel had om de belegering op te breken én den
Vorsc Ragotsky tegen te trekken. Hij deed zulks ook,
maar op deze wijze dat hij hein voorbij trol;en in
zijn land viel, terwijl hij bezig was om in Polen de
wapens te voeren. Vervolgens verzocht hij mij dat
ik toch de zoutgroeven des Konings zoo wel als de
zijne rondom Krakau gelegen goederen, mogt ontzien
en dat ik toch zijne onderdanen niet mogt laten misgel
den wat hij op bevel des Konings en ten beste der
Republiek Polen had moeten ondernemen. Ik beloofde
hem'dit, wanneer hij namelijk dezelfde Civiliteit we-
derkeerig bewees, en bij zijn' aftogt niet alles ver
woesten wilde. Dit beloofde hij ook, en daarmede
wenschte ik hem veel succes in zijne ondernemingen,
en werd ik alzoo van deze verdrietige belegering
ontslagen.
Men kan niet weten waartoe de nood mij zou ge.
perst hebbenmaar ik geloof, dat ik met mijne wei
nige manschappen alles, en liever het uiterste zoude
gewaagd, dan de stad overgegeven hebben.
Ondertusschen gebeurde er, gedurende deze belege
ring, een aardige grap, dien ik toch verhalen wil.
Nadat al mijn slagtvee verbruikt en verteerd was,
gaf een vertrouwd persoon mij te verstaandat een
voornaam. Raadsheer, Cielesta genaamd, een diep ge
leerd Wetenschapkundig en welbereisd man, onder
scheiden' talen rnagtig en zelf een groote Staatkun
dige, dien ik na den Burgemeester Cisviowitz, aller
meest achtte en zeer lijden mogt, in eenen goedge-
welfd kelder, nog een schoonen dikken os, aan een
ijzeren ketting, die in de muur vastgemaakt was, ver
borgen hield, en zoo als men voorgaf, meest uit vrees
dat de Joden denzelven zouden stelen; maar ik begreep
dat hij het allermeest uit vrees voor de Zweden deed.
Dit kwam mij ter ooren, en wiji het bij mij schraal
aan vieesch was, verzocht ik dezen Raadsheer, toch
de goedheid te willen hebbenom den os te willen
laten slagten, dat ik dan gaarn de helft daarvan zoude
overnemen, en hem de andere helft voor zijne huis
houding, die niet zwaar was, wilde overlaten, waar
van hij nog langen tijd genoeg kon hebben, daar mijn
vieesch al te maal vemruikt wasen dat ik hem daar
voor geven wilde, wat hij verlangde; en toen hij geen
geld daarvoor wilde eischen, bood ik hem 150 voor
2e helft, maar hij weigerde zulks, omdat hij een rijk
man wasen voegde daarbij de verklaringof ik ver
langde, dat hij-een stuk geld, hetwelk hij in dezen
benarden tijd, toch niet gebruiken, noch eenige le
vensmiddelen daarvoor koopen kou, van mij zoude aan
nemen en .zich met zijne huisgeuooten in gevaar zoude
stellen 0111 dood te hongeren.
Deze weigering trof mij geweldig, zoodat ik op
alle manieren bedacht was, mij deswege te revaugéren
maar ik durfde in deze tudsomstandigheden de Raads-
heeren juist niet geheel schotsch behandelen. Daarop
liet ik onderzoeken van welke kompagnie de soldaten
warendie in het huis van den Raadsheer Cielesta in
gekwartierd waren, want niemand was van inkwartie
ring vrijen ik vernam dac het ruiters warenvan
de kompagnie des Majoors Stein, die een los en te
vens dapper krijgsman was. Ik begon dus met dezen
Majoor te laten verzoeken, eens bij mij te willen ko
men verhaalde hem wat er tusschen mij en den bo-
vengemelden Raadsheer voorgevallen was, en vond in
hem een zoo geschikt persoon, tot de bereiking van
mijn oogmerk, dat hec mee beter kon gewenscht wor
den. Verder vroeg ik hemof er geene mogelijkheid
was, om den os van den Heer Cielesta, dien hij aan
een dikken ketting, in zijn kelder, ha2 vast liggen,
mngtig ce worden? Hij bedacht zich een weinig, en
zeide daarop, dat hij het opzich nam, om deze zaak
C Het vervolg op de kant van deze bladz
Heden verloste voorspoedig van eenen welge
schapen ZOON, J. A. C. QUANT, geliefde Echtge-
noote van
G. H. Y S S E L S T E Y N.
LEYDEN den 17 Jannarij 1828.
LEYDEN den 17 Januarij I1828. Heden ver
loste voorspoedig van eene welgeschapene DOCHTER,
Vrouwe LOUISA JOHANNA 'CLASINA
d e CONING H geliefde Huisvrouw van
G. S A N D I F O R T.
Mijne geliefde Huisvrouw JOHANNA FRAN-
CINA van KEULEN, is heden verlost van een dood
Kind, zijnde een DOCHTER.
LEIDEN 17' Januarij 1828.
CORN, van der BREGGEN.
O C L
a 0
tD i
bn
g
U 11 r;
'"—li
I?
1 cj c2
- - -t3 -o
r»
I llJ «,'g -u
o s 2 p< ri c o „-5 fcf 1
8 *5 2 3 12
c 0 -
u B ■- .O g -
"•k >- -a S S M ïh B
U. «- tfl <- 5 d> O E -
2 a a O- N
3 ,.2 S K
•*5 --glS S-c;=.Q-2~ g**
5 Sv S o 0 <u fe K
o S -S 5P o s g13
tï-B„D§;g-
gjfS g s *2 S"S3 1.2 s
N *32 H O "G CJ CJ
OJ 73, O 22 *3 CJ ju CJ „0"° V
-s p 2 -
o
3 g b-. SU V—
CT MJ
o 22^
T3
1
0 3 S ja to ja -u -o S -g ,g
O S rt
-Q O
js 3
dl dl «o
13 O g N
6 -S bfl
■söSEÏ
Bi'-s
n u
.n di N
OM" W
£p.§
<u '3 o 0
O
jj :G>
I-. N N
cj dl —m
cj c 5 5j
73 5 -u
(2
c Q
11 C «Tl 5
bC O C
g o-O
o 5
"O bO 1—4
t- s F,
CJ y rt D
"c nn
u O
n 6 o 2 o
u w N u-a
JajsO
O
fciO r
to 9
bO'C P
g cl
t—1 t-l
-O -
02 S.8
SaSaJf-g-li
f* dJ tl 3— G Q
3 F
A CJ u ^2 u
si15 S
"TT» rt TJ C Un
<u t Si 0 a»
C "r U)
u rPS o
i-t-j dj u ej j3
/S -ö S.a» Si CA
t-o Orf) 3
cj u. c b-.
cj éfi n n t~ 'Q
dub fcJ5 oj O CJ
CJ P p"0 C5 dJ
Zj 2 S 'J
F. o s
-3 Ct
g "oj i- o g di 32
r cj y
_Q 3 3 N
C Q 3 Q ca
p"g
Sq a
d> flj g cjm
rCk 33 o
K S
<U cj
S3 n
32
O
il
«e
3"
rt S
B o
-3 33
s
d»
SI S.
O
S o
bc N
.E o
-CrC
3 S
zL
-3
u
3 O
O
d> "3
t-
S* 0
tx o
*-d)« po »dO*-s«
u O 2 UX'O ct O
cj - o. 3^ o> 4-»
'5 c e'S
o e -
o ct
O-C *12 S.
<-j va -
N
1 ba.32
O
O u
c CJ
cj 'o .2 o w ^ed>
bD 3 O 2
-- p .S, c d> c :s. o u o
N -3
0 3J-5
S -3 O
3 O
•3 g cj
Z a bi a,
5 o^i
S S cj
t-< IM
n a.
:3»-s» «J o S Q -
nc5-3> >(y—'q,
s N s .2
'3
Jr; "3 cj aj
u c 22 "3
N g 3 o 5
.52 -a o
dj g 3 X s a
u.u2^-»o..o-
G .22 "5 o
'U U NU O -.a u izj -
- --sl-23"3 -i
.3,o"3C5 a "o Sr»'c:
I g s
g g --c-3 a^s»s
di o 3 42 a
f
(UOOCJURQ^CJmOy"
ui ^3 OJ M-Cuxi
.-3-8
a> o
^33 *qj nj
l-éw-3 s a
cj i~ aj <11 <l>
*3 ka r- O
8 I s 2
cï_-3N>0 t«"3
-3 a „-Si I a
rt S O IS» a>
3 c 3
u êij
M CJ O
e, R y
o.S g
«X O tj
cS-y a
CJ
2 3 d»
e®2 QJ CJ 3
0 s-S 0
.5-0 O "tj CJ
CJ
3 u .i Q.
5 2° e o
PRIJS-COURANT der EFFECT
Amsterdam den 19 Januarij 1828.
Holland Werkelijke Schuld 2§ pCt. 53J
Rest. Uitgestelde dito -
Kans - Biljetten- 18J
Stellen van uicgeloten dito - óioo
Amortisatie - sijndic.
Domein Losrenten
Handel -Maatschappij
Frankrijk, Inschrijving Grootb.
Dito op dito
Rusland bij Hope en Comp,
Ins. op ,'t Grootb.
Pruissen Obl. Neg. Londen
dito in Londen van
4i PCt. - 97\
93
4l r
5
3 M
5
(r r.
5
1822
88
EN.
a S3?
a
a i8|
a 61 <0
a 97
a 935
a 883
S cs I
ücïftsaIbcjSaji
U. U S K u CJ 5
s s
3 u.
So5 S, .2 2 u
■S-ssaig.^ s^-g g
p E- S g«
5 S^,S.H S S «I
C P 1,1 u
o £2 o o
""2 S
o» o cj o.
0 cj o
S 3 42 3 »- a
3 w 9 ct 52
W S 'o O 3
>00
3 "3 X»
cj
- "3
j S d»
dJ "rt
O u
O S 3 ai
oj o *ïT cj
bi) 3 «j w» <u
u aj c -a 42
re X <D
"U CJ «TJ
SvöS.eS
J" S O "Ooi
ij CJ r" O
sZ'z'Z
CJ 52 CT ij CJ
X-O P - •- S
- a
-
- looj
- 545
- 106J
- ioc'
a 69J
a ic©'!
a 55
a i op
a lop