bedenkingen wederlegd, en bewezen, dat er geene on- uitvoerlijkheid noch hardheid in de bepalingen v.m denzelven bestonden, die grootendeeis uit de plakka ten van 1563 waren overgenomen. Die titel in om vraag gebragt zijnde, is met 72 tegen 2 stemmen (die van de Ileeren Hooft en van Utenhove van Heemstede') goedgekeurd. Over den 4den titel, van het huren van Schceps-OfF- cieren enz., hebben de. Heeren Beclaerts en de Secus geadviseerdwaarna die titel met algemeene stemmen is aangenomen en de vergadering tot morgen op den middag is geadjourneerd. LEYDEN den 19 Februarij. Heden is alhier de negende verjaardag van Z. K. H. Willem Alexander Paul Fredrik Lodewyk oudsten Zoon van Z. K. H. den Prins van Oranje, op de gebruikelijke wijze plegtig gevierd. MENGELINGEN. PROEVEN van WETGEVING AMERIKA. Louisiana. Zie 'ons Mengelwerk van Maandag 3 October 1825 JV\ 118.) In ons Mengelwerk van 3 October 1. 1.gaven wij eenige proeven van wetgeving in Amerika, en bijzonder in Louisiana; en daar wij ons heden wederom door -eene gunstige mcdedeeling van buitenlands, in de ge legenheid bevinden om deze soort van nieuwstijding welke altijd ruim zoo belangrijk is dan zoo menig eêntoonig en gewijzigd verbaal van politieke zaken die soms nooitof niet alzoo gelijk men ons dezelve elders bekend maakt, gebeurd zijn,) te vervolgen, zoo achten wij ons verpligt om den toenmaals afgebroken draad thans wederom op te vatten. Wij hebben voor ons liggen bet ontwerp van het Lijfstraffelijk Wetboek hetwelk voorgedragen is aan de Vergadering van den Staat van Louisianadoor M. Li vingston met een bijvoegsel van observatiendie nood wendig zijn tof de vervaardiging en volmaking van het Lijfstraffelijk Wetboek door M. Millen mogen dit stuk thans ook vergelijken met de inleiding en de aan- teekeiiingen, die bekend gemaakt zijn door den Heer A. M. H. TaiHandierAvocat aux Conseiis du Roi et a la Cour de,Cassation, Paris 1826, chez Renouard. 'Volgens de wetten, die, thans in een groot deel van Europa en bepaaldelijk die in ons Vaderland en Frankrijk vlguerende zijn, wordt de Lijfstraffelijke wetgeving onder twee, (zoo al niet generiek, dan toch specifsch van elkander onderscheiden) oogpunten beschouwd, dat der regtspleging en der strafbepaling: deze onderscheiding, welke men in de bestaande wetten beschreven vindt omdat wij zoo wel een wetboek op de criminele instrnctie als een wetboek op de misdaden en straffen hebben is welligt ten deele de oorzaak van eene dwaling, die hedendaags veel ingang gevonden heeft en vooral daarin bestaat, dat men niet genoegzaam schijnt doordrongen te zijn van het innig verband, hetwelk die twee deelen van het crimineel regt vereenigd houdt. Men moet •echter bekennen dat de criminele regtsvordering en de strafwet zelvetwee stoffen of liever uitvloeisels van een algemeen regtsbeginsel zijn en twee correlata uit makenwelke zoo zeer aan elkander gehecht zijn, dat <Ie scherpzinnigste Dogmaticus moeite zoude hebben om te bepalen aan welke de beide deelen de voorrang toe komt. Het is in de daad baarblijkelijk zeker dat zoo wanneer de straf eene bewezene cuipabiiiteit onder stelt, en mitsdien regelen moet voorschrijven om tot <3it bewijs te geraken, de instructie dan ook gelijkelijk de noodznkelijkheid in zich bevat om eene bij voorraad gekende straf te kunnen toepassenom reden dat er van den eenen kant eene ongerijmdheid in zoude gelegen zijn om vervolgingen te willen bevelen wanneer men geen resultaat daaruit voorzien kan, maar ook dat aan den anderen kant de natuur der bepaalde straf te voren bekend is en daarbij de wijze van vervolging, de com petentie van den Regter, en de regelen betrekkelijk de verjaring zoo wel der straf als der strafvordering aangewezen wordt. De Heer Livingston heeft een volkomen begrip van het noodwendig verbandhetwelk er tusschen deze beide takken van criminele wetgeving bestaat, en dit is dan ook de reden waarom hijbij het vervullen van den taak die hem opgelegd is, een ontwerp heeft voor. fedragen hetwelk de regtsvordering en de penaliteit, ét wetboek van strafregt en van lijfstraffelijke regtsple ging tevens omvatdeze is dan ook de eerste beden king welke zich opdoet bij de lezing van het ontwerp door Mr. Livingston voorgedragen; hij verdeelt vervol gens dit wetboek in zes boeken die zoo wel van de instructie als van de straf handelen. Het eerste boek bevat de definitien verklaart den 3, zin, waarin zekere woorden en zekere uitdrukkingen, in den loop van dit werk gebezigd, moeten verstaan wordenen de wijze waarop dit wetboek zal moeten afgekondigd en onderwezen worden." Dat eerste boekhetwelk niet afgekondigd iszal •noodwendig van veel gewigt zijnieder weet toch wat de Jurisprudentie van de wetten pleeg te maken en hoezeer het eene waarheid is, dat een werk van wetge ving nimmer de stiptheid en naauwkeurigheid van een werk van wiskundigen inhoud hebben kanzoo moet men .nogtans erkennen dat de verklaring van de bewoor dingen en uitdrukkingen der wet, de bepaling der kunst woorden door den Wetgever zeiven gegeven aan de Jurisprudentie, (in zoo verre dezelve de uitlegging iier wetten mede omvatvrij wat werks uit de handen zal nemenzoo al niet om liagr tot eene volkomene werkeloosheid te brengendan toch ten minste om hare taak merkelijk in te korten en te verminderen; 2. 3- In den eersten opslag kan het vreemd'. voorkomen dat de definitien aan het hoofd van lie; boek geplaatst zijn, en dat mitsdien de Heer Livingston tot het getal diergenen behoort, van welken ïncn gezegd heeft, dat zij beginnen met hetgene waarmede zij moesten eindigen mtar hiertegen is ingehragt, dat alhier gehandeld wordt v a een wetboek: nu is het gemakkelijk te begrijpen, d;t een Wetgever geen Hoogleeraar is, en dat wanneer d: analytische manier meest geschikt voor het onder wijs, de synthetische altijd voor de wetgeving bestemd zal blijven, die, gelijk een wijsgeerig schrijver der oudheid gezegd heeft, gebieden niet leeren moet, en welker uitspraken den stempel der noodzakelijkheid moeten dragen. Het tweede boek behelst eene algemeene inleiding en algemeene bepalingen welke toepasselijk zijn 1. Op de uitoefening der wetgevende magt en crimi nele zaken. Op de vervolgingen en vonnissen. Op de personen die aan de bepalingen van dit wet boek onderworpen zijn, en op de omstandigheden welke dienen moeten om daden te regtvaardigen of te verontschuldigen, welke anderzins misdaden zouden zijn. 4. Op de Recidiven. 5. Op de personen die in onderscheidene mate en betrekkingen aan dezelfde misdaad deel nemen als boordbedrijversmedepiigtigen, en aanhangelingen. Priricipauxcomplicesadherens. Aan het hoofd van dit boek is eene opmerkelijke Inleiding geplaatstwelke zoo wel doordacht en zoo zeer overtuigend geschreven isdat men voorzeker wenschen zoude dezelve geheel te kunnen mededeelen doch waarvan wij hier alleen zeggen zullendat zij niet slechts beginselen bevat die stipt en gestrcngeHjk waar zijn maar vooral ook uitmuntende uitkomsten en gelukkige imio»atien in het belang der menschelijkheid behelzen. Hoe het zij, men zal geen berouw hebben om eenige der bepalingen te onderzoeken die in dit tweede boek vermeld staanen dezelve kortelijk te vergelijken met eenige der bepalingen welke vervat zijn in de criminele wetgeving welke bij ons uu nog gevonden worde. En in de eerste plaats wordt het vonnis door eene Regtbank van Gezworenen, Jugement par Juryin die nieuwe wetgeving van Louisiana algemeen geldend verklaard voor alle misdrijven en misdaden; ieder weet dat bij ons de Jurij afgeschaft is, en dat dezelve in Frankrijk alleen geldt hij eigenlijk gezegde misdaden, crimesp niet bij misdrijven, dèlits. Dit is reeds een aanmerkelijk onderscheid tusschen de Amerikaansche en de Eur.otiisc'ie wetgeving. In een Code hetwelk niet materialistisch is, dat is, hetwelk het verstand en den wil nog voor iets telt, wanneer het zake is om eenen schuldigèn te vinden, was het van belang vooraf te bepalen op welken leeftijd de mensch geacht zoude worden in het bezit te zijn van zijne volle verstande lijke vermogens. De Fransche Wetgever heeft den zes tienjarigen ouderdom als het tijdstip vastgesteld, waarop de mensch geacht wordt de geheele ontwikkeling zijner zedelijke hoedanigheden te hebben bereikt hij heeft verklaard, dat de mensch beneden dien ouderdom nimmer een volkomen rijp oordeel des onderscheids heeften dat het zelfs gebeuren kan dat hij dan nog in liet geheel geen oordeel bezit. Mr. Livingston heeft als het ware, twee termijnen bepaaldhij zegt dat een kind onder de tien jaren geene misdaad begaan kanen hij gelooft integendeeldat van die jaren tot op het vijftiende levensjaarde cuipabiiiteit, indien zij dan al niet volstrekt bestaat, echter mogelijk is; dat men dus aan den Jury een vraagstuk ter beslissing moet voorstellen over het oordeel des onderscheids le Discernementwanneer namelijk de beklaagde boven de tien en beneden de vijftien jaren oud is. In de; onmogelijkheidwaarin wij ons bevinden om alle de punten van verschil aan te wijzen, waar door zich het wetboek van Louisiana, van onze wetboeken onderscheid verlangen wij echter eenige punten van bijzonder aanbelang kenbaar te maken waar door naar sommiger oordeelhet Amerikaansche stelsel zich boven het onze aanbeveelt. Een der moeijelijkste punten in de wetgeving, op het stuk der misdaden en.straffen, is ongetwijfeld dat, het. welk de onderscheiden kenteekerien der medepligtigheid bepaaltde Wetgever heeft misschien -niet genoeg de onderscheiding aangewezen tusschen de medewerking of cooporatieen de medepligtigheidcompliciteithoe het zijmen kan niet tegenspreken dat eene wetgevingwelke in zekere gevallen als eene verzwarende omstandigheid aanmerkt de medewerking van twee of meer individu's tot een en dezelfde daad, de noodzakelijkheid met zich medebrengt om zeer stellig en verstaanbaar te bepalen aan welke onderscheidingsteekenen deze medewerking kenbaar is. Sedert vijftien jaren dat het thans vigile rende Strafwetboek in werking iszegt de Heer Tail- landieris de Regtsgeleerdheid of Jurisprudentie nog niet gevestigd op dit punteiken dag hooren wij spreken van de medepligtigheid als van eene verzwa rende omstandigheid en echter zegt de wet dit niet, of liever zij zegt het tegendeel. Van waar ontstaat dan die zeldzame verwarring van denkbeelden De wet schrijft aan de medewerking een verzwarend kenmerk toemaar vordert daar toe ook dat die medewerking in werkdadigheid besta; en, bij voorbeeld, wanneer er van diefstal gehandeld wordtdan vordert zij dat de diefstal begaan zij door twee individu's, in dier voege dat zij beide zamen hoofdaanleggers coauteurszijn geweestzoo dat de een niet slechts de medepligtige van den ander zij, maar dat beide even zeer en in de zelfde mate dieven zijn. Een aantal artikelen van het Strafwetboek kan tot staving van dit gevoelen bijgebragt worden; men vergelijke slechts de art. 381. en 380.' Nu verklaart de wet als medepiigtigen van eene mis daad of misdrijf dezulken die met kennis der zake den bedrijver of de bedrijvers der daad hebben bij- gestaan in de feitendie' dezelve voorbereid en ge- (JJct vervolg op de kant van deze bladz. - u c w E CJ TJ I u, CJ OJ OJ (»j <u 13 o o B.ti «■- O "9 U O ja E 02 tf: <L> c 5 <u 2-g I c r: o e N cj <U r i j O Bb|M QJ cs r-. Jsï J?" E-S n «fS QJ CJ Sï C „JX N a-gg-s CU "S bD *12§3*8 si!* - 3-u c <u feD •- a bc Gg u N W> in CJ •8 S fc 180 P ~c E1 5-° 0:H 5 S li »-* o 2 'H -S s o» a a "2 *G hl) O "C cj hn 5 o G i_ -Tj n b0'~ N o "Xb «J (U 5 "r o c - V, 1> be N c G D-i oC tu c O qj r: -n sa s~.n 3 2^ .5 Vrt c 1: e 5;-. -0 N O r. U &0 U <L> O) bio - •- - jc g -B g* .5 M 1 -* cs i_i tto a> "O R R ft S •t*c3 <u G "c -o ""G u J' 5 y oj G c O two.» u p C p C cj <y fep S bij "o <U OJ N i> c U. .D O- t-i If ej II -G <j ?-E8-4| id O cc cu o, '5 O i-G c '5 3 tU 3 5-a g B a a o G G 3 u -g O Sh CJ J- j=: b.2 ?-3 B e 6p O q O o-o a o s.-5IJ .e •p es 0 o 2 s- 5 u -o s 2= bó c <u qj p .5 ióSt-SüB CL-G U O NIJ o R S K Si R R 12 a <u «5-. O Si -C .2 O 'c c o O 3 O OJ -G CU C 52 <U ■- T3 E ofl— J2 »3-G>GO'"GJJQ P <U O E NS"-0-0 'H G O C .S cu "G .52 CD - ■52»^ .Sf=-a 3 B c P -t;._ uj m -^3 -G1 r> *-J O &-S..2 5 F «J ,2 "GJ S^-EJic'S-S -S p cs o C O c <u a 2*5f 2 S 2 4J <VG *S CU S O S 3 «tut CJ CU R K U O - |8Sg'^>!-|X8-S-8 '5 '5 .2 D S 'S i lil1 Is sü-s <U c 2 vlr, 2 U i> C! w iE '3 1 "G n, 9 L-SIssI-llI!'! C *-> S WJD 3 G3 s 5 g 1. u cw0"0 a o g-| o| c jp'G 5 n si ^.r-C T-i r* P g E I H KJ e D lE'-^ t- E OJ J o o *0. V. - t_ *G L bflls "l Oo<U,sÉ<UCuECoo2 R"G bL— ja b£i_Q O n NJ bo .2 -r <u c cv. *- C G G *-> co .3 j? E g Sxs o g5 g jï E E =20r-NC S5 ^s§2S--|^ 1 5 ~X3 m0J I. GJ '0»<UGJcjVipCO e 5*5)5 •S "S r !r; w cj <3-S.s0yS.s-Fi 0 X -= -E M .52 O-. KJ es 1 G c S #."G oSèCOc.-' b c 3 Wrd S CC Cb 1 1 u N u v, m c oz^.Ü!;?3 S.8 SSj^Bga "3 3 55 e JC "Sv S «5 O N U r> S E S G <j CJ .b a 2 -a tJ cj !2 S g gf "«§3^ «J 4) So C 3 "G o <u 5 .2 E c -G -G - cu <U CU G G3 S •s^sss:,!- «O o ~.-Q rt E c "U O M a> m S"0 Is-I" r 52 "iu cij oj S S o NE G 'AQ t! -G cj o X co aj a R G ,C .E -a O «u -X '1L "Q O X »3 *-• sf O G OJ t- CU u. S l S c JJ so <S c «J g £f o«c>Eo c fe JU *G -G XJ '-J O .E «-» hn CJ M w '3 w E - >-G w cj d, u S3 E CJ SP Jü J= E oj.Ï w a> -ë Sj-g3 §-g.§\ges£g CjX* g i? S d if'cj x> B C CE e cs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1826 | | pagina 3