B"" feheiik liet zienwaardeerden betden op een honderd en Vijftig daalders. De;vijl zijne ouders arme arbeids lieden waren zoo gaf hij beiden aan zijne Zuster om dezelve eens, wanneer zij mogt Komen te trouwen, te verkoopen en van het geld hare huishouding te be ginnen. Dertien jaren hadden de ouders van dit jonge mensch Zijn gefchenkals een heiligdombewaard. Hij zelf was, intusfchen, onder - officier geworden en kwam, als zoodanigenmet zijnen toekomftigcn Zwagereen Sclnïttcr van zijn Regiment") ha den ongeltrkkigen flag bij Auerflad, bij zijne ouders. Slechts eenige uren hield hij zich hier op. Hij liet zich alleen eenig fclioon goedlen levensmiddelen geven en volgde toén zijnen ongeukkigen Koning, nadat hij vooraf, aan zijne Zus ter den raad had gegeven het hjorologie en de medal- ion vast te bewaren. Zij vergezelde hem tot eene in ïdartz liggende fteenbakkerij. De daar wonende Opzig- ter ontvong den Onder - officier en zijnen makker ais eeh paar jeugdvriendenzeer minzaam terwijl de Zuster te rug ging om in eene nabij het dorp lig gende kliphet gefchenk des broeders te verbergen. Het meisje meende eene veilige plaats te hebben uitge kozen toen een Eskadron franfche Jagers het dorp inrukte. Een der Ruiterswaarfchjjnlijkom te ftroo- pen reed een bijweg ópen kwamm hetzelfde óogenblikop de plaats aanwaar het meisje zich be vond, juist toen zij den zakdoek met het horologie en de medaljón begraven Wilde. Hij fprong op haar toe-, ontfeheurde haar haren rijkdom, en eildenu weg, om zich aan het Eskadron aan te fluitenhet welk in het dorp opgemarcheerd was en eenen gids door den Hartz begeerde» Troosteloos en in vertwijfeling ging het meisje naar huis, en vertelde nuonder ontelbare tra nen aan hare even zoo troostelooze oudershet ongeluk. Het Eskadron hield (lil voor de herberg. De Kapi tein was met een der officieren in de kamer van de zelve, in welke ook de ftrooper nevens een jood in trad, welke hem de verkregen buit wilde afkoopen. Om dezelve naauvvkeuriger, te bezien, traden beiden nader aan het vender, waar de tafel van den Kapitein en den officier ftond. De Jager opende den zakdoek nam het horologie en de medaljon daar uiten wilde juist den J-ood van de groote waarde van dit alles over tuigen toen de Kapitein, welketoevalligde oogen op dezelve werpt eensklaps opfpringtden Jager horologie en medaljoniuit.de handen fcheurt, en geheel als buiten arch zeiven vraagthoe komt gij hier aan De Jager. Het is eene buit, die ik hier, een half uur geledengemaakt heb. De Kapitein. Bij den Hemeldit alles is mijn ei gendom. Dit is het afbeeldfel mijner overledene Vrouw: dit horologie is een gefchenk van haar. Beiden gaf ik, in fpoed en de vrolijkfte onbedachtzaamheid eenen jon gen Pruififchen foldaat welke mijdertien jaren geleden liet leven redde. Geef het mijik zal u daar voor be talen zoo veel gij verkiest. De Jager. Neen! mijn Heer de Kapiteinik geef n alles ten gefchenke. Het onverwachte van dit alles had de bevreesde fa milie van den waard naar de tafel doen komen. He melmogt ik hèt' mensch flechts nog eenmaal zien!" zc'de de Kapitein ais tiat het geval isfprak de Waard dan kan ik hem u wel aanwijzen voor een uur was hij nog hier in het 'dorp. Daar wonen zijne ouders." De Kapitein. Waar? Waar? toe, zeg het mij fchielijk. De Waard. Daar in dat kleine Huisje. Als of liij op den vijand afging j zoo fpeedig fnelde de Kapitein het huis uit, fteeg te paard en vloog naar het aangewezen huisje. Een Jager moest hem volgen. De Vader van den braven Onder-officierwelke zelfs Soldaat was geweesten het denkbeeld van een ver loren flag en het ongeluk zijnes Vaderlands niet ver dragen konftond in diepe gedachtenvol droefheid aan"het venfter verzonken, toen de Kapitein op het huis los draafde van het paard fteeg, den Jager het zelve deed vasthoudenen met ongewonen haast in de kamer kwam. Onverfchillig wegens zijn leven' ging de Grijsaard hem te gemoethij verwachte zijnen dood en had zich tot alles voorbereid. Moeder en dochter weenden luidmaar hoe ontzetteden zij zich toen de Kapiteinmet -de grootfte vriendelijkheid den ouden man naderdehemgemeenzaam de hand op den fchouder legde, en hem vroeg: Vader! hebt gij ook een Zoon onder de Pruisfen?" De Oude. Ja. De Kapitein. Was hij reedsvoor dertien jaren Soldaat? De Oude. Ja. De Kapitein. den doek op de tafel liggende.Heeft hij dat ook uit het veld medegebragt De Dochter. vreetachtig. Jahij heeft het mij gefchonken: maar heden is het mij ontnomen geworden. De Kapitein. Ik betaal u hetzelve dubbeid: zeg mij flechtswaar uw broeder is De Dochter. Hij ismet de armee naar Maagden burg vertrokken. De Kapitein. Reeds lang De Dochter. Een half uur geleden, was hij nog hier; De Kapitein. Roep hem te rug. Ik ben hem zoo veel verpligt, Hij heeft mijn leven gered. Ik moet hem Zier.roep hem nog dadelijk hier. Het viel der dochter in dat haar Broeder misfehien nog wel op de Steenbakkerij wezen zou. Zij zeide Pit den Kapitein, welke den Jager terftond bevel gaf. cm derwaarts te rijden, en hem medé te brengen. Een der vergaderde boeren moestinmiddelszijn paard rast houden. De Kapitein liet, uit de herberg, wijn 1-alen en vertelde nu den ouders het edel gedrag van 1 unnen zoon. Na verloop van een uurkwam de Jager met den Onder-officier terug. Met de bevalligfte hou ding trad hij in de kamer. Ja jahij is 'triep de Kapiteinen fnelde zijnen redder tegen. Onder-offkier. Gij heb mij ontbodenHeer Rit» meeffer 'De Kapitein. Niet Ontboden, Vrichd 1 Pr heb toe- A "f.' iTsrsS! valligvernomen j dat gij hier waarten ik moest u -S g-Sis»»" ;S>g' g fpreken. Onder-officier. Ik weet niet Heer Ritmeefter De Kapitein. Zie mij toch aan: keilt gij mij niet g SójS meer U heb ik terftond herkend. Ont/ér-officier. Gij vergist U', Mijn Heer! E -* 3', - o -"SSo .G is1 ij te o is 2 <CJ ■-G ,o "3 T3 O-2 13JS. S ?-a O 5 S2 Q fit p ;J! büO «-• 33 y-C c Si cG O SE i e*5 o o—* w i-n S i L r? - O i-cr, l'| - - - - -'p-.Sï/0 iij' o 0-S3 De KapiteinGij kent mij niet ook nu niet? (hij p'j*O .g g* 3^ 7; leidde horologie en inedailj'on voor hem néder F) Onder-officief. Mijn H'elfiel zift gij het E.Ef De Kapitein. J.imijn Vriend! Ik ben het! Men verbeelde zich 'de vefirasfehing van den braVeft o» a man Wijfie daiïkbetooningefi z'oö wel ais die des braven «y - 0 -g -=ro"> 1 Ricmëefters'de vreugde der ouderen welke nog daar ju 0 >.^'2 door verhoogd werden V dat de Kapitein het meisje het -53 g 2 üvo o c gefchenk harers Broeders Voor èene-, meer 'dan driedub- iw^uj} belde, waarde, afkocht. *3 crS 2 3^ S «.5 S 5 315 5 ./p!» ^Ti Bi - C - Gevoelens van eenen voortvl'ugtigent> -.-9... 2 9*.2 2 '2~ CJ r- t/G K 5 p CJ r- »»r»r* O»— v - g"2 5 S S Onder de Gedeputeerden van het Franfche volk g «53. c.ö-g.5 1"^ -a*3 o 3 welke onder het fchrikbewind van Robespierre tot de "S JJ 0 '5s T-3 Het vervolg op de Kmit van deze bladzijde, j K ^3 S i- 11 J J ie o» S S S c "S.g |P NOTIFICATIE. OPROEPING DER VERLOFGANGERS VOOR S.5 >-5 S S-5 0-0 gWrÜ o .a ^3 T3 N a DE NATIONALE MILITIE. gj, g' f J g a g jj S - urgemeestèr en Wethouders der stad s 1S--5 j 1 CC^ut-C-Ccj G*T5 O G - TJ-O <3J r-> r-J s S3 G -R N r-' fcE c CL. <L> O - CJ. A u N SiCii 5J O O 2 O o O CJ-C G G N 3 -•G LEYDEN roepen bij dezen op ingevolge eene aanfehrijving Z. E. den, Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid - Hóllaiid^ de verlofgangers van de nationale Mi litie, wélke van hunne korpfpn zijn terug gekomen en die vau de najaars- exercitien zijn yerfchoond geble- 3,gJJ ^§3 o ven om te compareren op 'de plaats in het Gasthuis'op "j£" g>w g g c J* de Aalmarktten einde ingevolge art. 181 der wet o^ '2'H U 5 'S -g S 0 ^,S op 'de nationale Militie, van den 8. January 1817, in verband gebr.agt met art. 10 der wet, van den 28.No- vcmber. 1818, door dén heer Militie - Commisfaris te 2 §ó'(3.:g,a g '2 S S^g g g worden geinfpecteerd> voorzien van de kleeding- en - kleine equipement - ilukken welke zij van hun korps u behouden hebben, als. mede van hunne livrets en ver- o -c 3, a lofpnsfen en zulks op Woensdag den 2 Februarij aan- g g - a .G» <u G tjn rQ o O Q 0=2 ^.2 ÏTJ! S-c O'S GO ééi :G» 3 - hil? !- l-L> <U - aj "êi w .s - s 3 ai H Cal D- o r s morgens ten negen ure. Eh°- o--StJ's5'^o SB u En geven Burgemeester en Wethouders voornoemd 3 g2 - c N c>-S_. wijders, bij dezen kennis, dat, bijaldien zich thans in Ssgfg g _g :g"-s o deze Stad ook verlofgangers mogten bevinden, tot an- to® t.3 o „"„'"-i dere Gemeenten of Districten behoorendedeze almede 'g 5 M g -S 5 g n o i-s gehouden zijnom ter voorichr. plaatfe en tijd te com- jjJÏ'S B 'R p 3 - - 1 3 éi G 0 g> 5^ *3 g" SE aM M pareren; met vermaning aan alle verlofgangers van de nationale Militie, oiü naauwkeurig aan deze oproeping S jl'^B g .a 'S'e' te voldoen., op ftraffe van provoost - arrest, ingevolge v~. ai art. 183 der wet bij aldien een der verlofgangers zich zonder wettige redenen, aan voormeide infpectie zal hebben ontrokken. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burge- meester en Wethouders der Stad Leyden op den 27. Jannarij 1825. J. G. SB M E Y. A'CCJ* a »u n -4, - c Ter ordonnantie van dezelve, e o E 2 K,g P. A. DU PUI. JÏ, a o n <u tlG.ÏÏ /CO? r CJ G s V PROGRAMMA tot de tenfoonjlclling van voorver- S oS u pen vah Schilder^-/.?;; Beeldhouwkunst 4 door nog *c'-E o lJ0 ;_3 g in levèh Ajnde Nédérlandfche Me esters welke zal P p. s 3 N plaats hebben te Haarlem ten tijde van de al- rS.o:^ c'o^ gemeene' n'afiortalè tetitoonjlelling aldaar in het Ji =5 8 "c .5 jaar 1825. cc cj G U r—' Bzi Volgens koninklijk befluit, zal er eene tweede alge- 8>§»o :sr a> meene tentoonftelling van voorwerpen der nationale nij- g"1 o-5 u S a verheid geopend worden, in de maand Julij des jaars -e -ë -S J g/sT 1825, binnen Haarlem. -o '5 a S 51 S o so De Ed. Achtb. raad van gemelde Stad, aan deze -§.L,-§ "'•S'a N S voor haar zoo vereerende keuze Zr. Maj. wiliende bè- ^3 ZöS - S :J a "5 antwoorden, door zoo veei mogelijk den luister van §c"§§ dezen nationale maatregel te helpen bevorderenheeft ""tjo'^5'HQ°,= iS, ^Sgaii daartoe geene gefchikter middel gevonden, dan het te j: g 3 oSEf gelijker tijd openftellen eener tentoonftelling van voort» jT -T_. ,S-~ j a f s"=^e brengfelen van nederlandfche fchilder- en beeldhouw- bD" CJ— kunstenin de verwachting en hét vertrouwen dat de bijdragen van beoefenaars en beminnaars der beel- u Eg-I-Ï S '"g r H..H, dende kunften deze tentoonftelling, dat karakter, dien ^•S'SrfiS'Ë SiE e-cS omvang en die voortreffelijkheid zullen geven, waar voor dezelve vatbaar en die de gelegenheid waardig is heeft zij eene cömmisfie beftaande uit de Heèrün c o a s jj a ci> x: ac ,T. de Vos Willemsz., J. de Fries, A, J. Saportas vari oZf S-»j p Amfterdam, benevens A. van der Willigen en J. G. f "B g 22 w S -g fi u 'a -é Michaëlis van Haarlem verzocht en gemagtigd om ie |oS:*JgSi=*g»§ |g,>Ë<L> zorg voor alleswat deze tentoonftelling betreftop Ê)"S 2 •- :n '3 ~Z -S zich te nemen. s g s2 2 g M N En brengt deze vereenigde cömmisfie alzoo de vol- 'o'SiH.rê 1ê<G °N gende bepalingen ter kennis van alle befturen maat- S^S 'ij-S 61 'S fchappijen, beoefenaars, verzamelaarsaanmoedigers ert -g S g c"-= 3 a -jg J'3 g beminnaars der beeldende kunftenmet één woord van 'S"2tig,s'33SgS!-ge)-5ö allendie den bloei der vaderlandfche kunst genegen "S 3 j S g'S Ég en bevorderlijk kunnen zijn c 0 Sr-j I. De tentoonftelling voor kunstwerken van fchilder- U"S l 'l en beeldhouwkundedoor thans levende nederlandfche meesterszal plaats hebben in de groote zaal van het g :!>-£ J> .2 -a Paviljoen aan het bosch even buiten Haarlem. II. Deze tentoonftelling zal geopend worden den eer- g p ëor 5: .B-2 S «"öj fte Julij aanftnanden en géfioten den laatften dier maand, ^Z^jgëÜ-ggpjjllS lil. Alle de kunstftukken de fchildefijen met be- "g j; ë"Ht§ óco o hoorlijke lijsten-voorzien zulien vóör of uiterlijk op ij 3 2 o g S 1-1 5; 13 '5 .E. den vijftienden Julij eerstkomende, moeten bezorgd 2 u C"H 6 S g-15. 3 s jj*® jj-g worden aan het gemelde Paviljoen, en zullen dezelve Ê^.E o «"a S S 5 geadresfeerd zijn aan de cömmisfie, met eene brief, >.S.g 6 houdende den naam en woonplaats van den vervaardi- c |".E^'g'Z:32gAi -.E2;j3 'geren van deft inzender.. 5 I &..E o «Gé CE3 n S' IV. Alle de toegezondene en toegelatene Hukken zijn en blijven geheel tbt' die fiuiting der tentoonftelling on der het ópiigt der cömmisfie, die, zöo veel mogelijk, zal-zorgen voor de volkomene bewaring. Het vervolg op de volgende bladz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1825 | | pagina 3