ft
re
re
TO
re
rr
re
re
re
n a a
re k
I 5" "a. I
5 I
i
fc
t# T3 J* O. 4
f o o n 5 n
o.Asr<roMgd
~sr
22^
Co»
o
o *n
cL
S fc
re
r o
p-
e
2
os W I
L. i
e
- ^5 s 2,
2
2
7
5
n
a
O
rt
B
v>
ara
O
a
o'
a »•-
CB
n B
N
rt
ft
at
UT
a»
t»
re
re
a
o
Ï2
Q.
-T
u
re
a
cr
re
o
n
W
O
3
B
O
5*
O
tra
9
M
PT
o
O
O
o'
tt
o
r
cr
N
O*
s
M
ea:
T)
cr
n
n
s
pr
o
CL'
O
O
c
Ta
B
PT
M
n
S>
ft
a
O
O
N
CX
re
O
O
*a
a
-
O*
3
cr
rt
rs
-n
ar
N
tra
2
cr
3
2.
n
a
t*
ft
CL
re
re
o
CL
2. o 5
o
s
O
O -» r»
O es
B
a o
B
N e.
<S. O o
OOM'
a; o
n re w
B e*
S i
re G. j
i
re
t
5" 2
5
N O
•r n
a; 2.
a.
cl
f> «D
cr re
2 3*
O CÏ
et
2 o. M
rt> TJ 3
CL
re 2
2
o a
a
S 5.S
0 r
O -
O a n N
5 5 3
- S S
E 5 e
'.-So
a 1
I o o.
- rt S n
2
n a
s-
s
B ■B' B
a S
cr - 2 - o
S D-
B 8
o S?
O - O
-
B 2.
CL c
EC
5
C *T3 PC
C re w~
oin^ON^p-rj
:S sr
i
5 E
R 4!
er
T a
O. 3 9Q"
5 T
5
?T
a
■sT
o" w
B -
B
S JT
3* m ft TO
re
TO N rj
5 2
ft
■O
5 H 5
C o
5 i
n o.
o a o
B S
N N
n r, -»
5 5
-t 2
P IS
2 re W ®2
Z. 2.
a o m
i 2
r a-
cl a
o X'
S s- 2 o
o 2 °- f
f) W
2, c
c f->
2-
f
2 2. g
rt C
M^ p n -
Cu D.
J* F
c
r.
r r
2. a
r n «T1 ö- C
c- 2 -
O. 5 5 Z. 2.
fc.. o. w
OB"
M £1\
O O p
o a
N O 2"
tr o
r P"
Z, CL
1 - s
e o
5 o
cr 9
2 a.
-
a
5
n U t O.
5- 5 5
o O
O-
d ff ft
a: ff 2
£»-*2
;Ofl
8"<" a o"
ft O B
cl rs o.
M. 2
n o 2
2 B
B
s s 2- b r
- 2 s- -
O
2 a
W er
El 7
o
5" 2
3
X O n
n O O
PT cr
M c g
n n q a
s
M
s s
O B n
«•oojLb n 2.
z
I
c -
s
s s
K -
t
a - O o. an
- s 1 s
e i
0 n «-
2 ft o'o 2
2 8- 5
- m 51
S 2 or
2 e n t 2
v CL O C w. 2
S I S s
2 S- 3
i S s
a a 2 n w
1 o 8»
JT r o
N o o
ff O
- ^2
i o s I g
n J
a B
M N
.a a J
b o n
S er
5 90
D tq
ft n
S S o
2."
2. 2 3-
1 - S 2"
tr D
n 2 a*
2, S
S1
r
ScFS
n a
m B
B B
^5 Ji
J S S S a 5
q N r
o2;
cr I
- 2. r». S.
MENGELINGEN»
BESPIEGELING.
De mensch i« bet edelfte e» uitwaoteodfte fchepfel
op de «arde. Voomeffelfjk is ZJJD aaoleg. om reed9
bier, in den geecrbieaiedeti rang van eeo verhevener
wezendin de bioote rtofbewooerre pralen. Zeer
verrrogend zfln de grondbracbten zijner oatuo'S rflk
zQoe aanlagen, om z^o zedelflk beftaan te verboogen,
Ed *icb in zijne keonis, wgsheid en dengd eeo onfter-
feltjk wezen te doen achten en zicb in het vooruit-
zigt op helderder licht eo ftooreloos geluk in eene on
eindige toekomst, over zijn tegenwoordig beftaan te
verheugen.
Zoo fpreekt de WQabegeerte zoo licht de Rede, zoo
onderwast elke hemelfche openbaring. Zoo acht de
mensch zich zeiven. Hij is meer, dan het dier, en hoe
zeer door de inwilliging zijner zioneltykbeid verdier
lijkt is het hem duldelooze fmart en eoovèrkomelftke
fchande tot den lagen ftaat des diers verwezen te worden.
Zoo dacht ik, en befchouwJe de werelA en de men-
fcben. Hoe verfchillende is derzelver roeping9 Hoe
loopeo bunoe neigingen eo bedrijven uit, en waar is,
in de MaarfchappiJden draad te vinden welke ons
alle de zoo verfcbeiden bandelingeo doet zamenfnoereD f
Er is'niets hetwelk geen doel hééftwaartoe hetzel-
te a3nwcaig is* Er is ook geen doelof er zijn tevens
middelen, om herzélve te bereiken.
Waar ia her oogmerk vso des menfchen heftemmieg
op deze aarde alleen te vind eo 9 Als zinnelijk fcbepfel
ftaat bij met de dieren gelijk, eo heeft en vindt de mid
delen om zien te voeden te dekken eo zijn geflacht
in ftand te booccn. Maar hier is het oogmerk van zijn
beftaan en beftemming 'niet bereikt. Hj) gevoelt io zich
eene hoogere kracht, die zijne zedelijkheid in werking
moet brengen voor zijne hemelfche roeping.
Dit begrip zou ons haast ontvallen bij de befchou-
wing va^ hetgeen wij zien. De wijsgeer verlate zijne
ftille eenzame kamer eo begeve zich onder bet gewoel
der nseoigte. Hg ootrekke zich niet san de wereld,
en Cuite zich op, alsof hiJ voor de eeozsambeid gefchikt
ware. Als zeifftandig wezen is h^j boven de verlei
ding verbeven en de fmet der brooddronkenheidder
luidruchtige vreugde, der dartelheid eo des wellustes
kan hem niet bevlekken.
Ook sen jaarmarkt (de kermis) is eeae leerfchoól
voor den wijzer rijk aan hefpiegelingen overdenkin
gen, gewaarwordingen en befluiten.
Hemel! zijn dat die voortreffelijke fcbépfeleo die
wezens van den eerften rang die de Schepping gebie
den de aarde, naar hunnen wil, vruchten doen dra
gen derzelver dieptva peilen derzelver fchatkarrerao
doorzoeken, derzelver oceaneo beteugelen, derzelver
dreigende rotzen niet febroomen? Zijn dat die edele
fchepfelen, welke zonneB befpledee, zicb boven deftar-
ren verheffen, zich van ecu uitgebreid gevoel doortia
teld gevoelen, welke zich daar vertoonen in het belag-
cbelgke kleed der dwaasheid hunne ligchameo aan ge
vaarlijke krommingen en wendingen wagen, den grond
verlaten om op eeo touw te fpringen, bet edele paard
afmatten en zich zelve aan verminking ten prooi geven 9
Zijn dat die redelijke eo voortreffelijke wezens welke
de menigte door pogchende eo met voorbedachte mis
leidende woordenpraal tot zich lokken en geen ander
doel hebben, dae alleen aan bno baatzucht en zingenot
te voldoen 9 Zijn dat die febepfeleowelke in gedaante
en hooding naar den menscb gelijken, doch die bijna
gèéDe zedelijkheid kenneu. of dezelve afleggéb, of
die naar eenen ijdelea roem ftreeven, welke flecbis
eenige oogenblikken flikkertom io het ftiköonkere te
rug te keerenf Is dat meDfcbelQke grootheid, zjtyne
zedelijkheid aan een kort genot van een losbandig ver
maak te wagen 9 Is dat verlichting, openlijk, het waar
zeggend bedrog toe te lateneo het bliode bijgeloof
te buldigeo9
Hoe zeer het waar zijdat wty ons, vooral op eene
jaarmarkt, over de vernederingen van zoo vele menfchen,
io onderfebeidene dadenbeneden bet peil vso huone
verhevene waarde eo redelQke btftemming, moeten
verwonderen, hef kaniade eerfte plaats, als bioote
kostwiosiog befehoowd worde», het geen wij hen zien
bedrijven. Er ia veel verfchoonliJka in hnnoe bande-
liogenin hunne dwaasheden in hunne vermaken.
Behoeften, de noodzakelijke eerfte behoeften ziJo en
blijven, bij deze klaafe van menfchen, de groote drijf-
vederen. De konst blijftom brood, loopen. ZfJ g»at
op de Kinderen over. Onnadenkende en reeds vroeg
gedwongen, hekben zQ niets anders geleerd. Zmoeten
in gevorderden leeftijddaar made voortgaan. Schoon
wij nier zelden de verveling» de moedeloosheid op bon
gelaat lezen, wat zullen, wat kanoën zij anders? Da
gewoonte heeft hen bedrogen. Hoe velen zouden anders -
willen, maar de honger plaagt ben, en blijft hen plagen,
om dat zij nooit verzadigd z$o. Veroordeelen wij ben
oiet; de roeesten zijn in de daad te beklagen. Het is al
geen goud, dat er blinkt. ZQ fchijsen vrolijk, maar
tij hebben bittere onaangenaamhedenen menigvuldige
verdfitceo. Hunne kleeding fchittcrt, maar het z^o
met klatergond en valfehe gefteente bezette TooseeU
kleederep. Hoe Dader men bij dezelve komtboe
duidelijker mee ziet, dat bet flechts fchijn is. Armoede
is vaak bus deel: een oqgelukkige ouderdom hun
verfchiet.
Het zedelooze valt, genoegzaam, in het or*g. Hier
zou meo voor doove ooren predikeo. Het vermaalc
wotdrop onderfebeidene wijze, gezocht eo genoten».
En hoedanig raeo ook over betzelve moge oordeelen
hoe IJdel het ook geacht, en door velen met afkeuring
befebouwd worde, zigibaar ia ook hier de voortreffe
lijkheid van den mensch. Geen dier verheft zich zon
op zijne kunstdriften. Het menfcbeliJk vermogen allee*.,
is magtigom zich aan zoo vele uitvindingen te wagen»
zoo ztJoe krachten te beproeven, zoo zijn vernuft la
te fpaoneo, om van alles partij te trekken, ten einde
bö io zfjne behoeften voorzie en zicb «enen bring opêne,
vao waar hj} Uitgaat, om zicb op welke wjjze ook»
te doeo kennen. En wat er dan ook van zijelk menseik
heeft zijne eigen dwaasbeden. Wijzen en dwazen oor-
moeten elkaoderen. Het kind verheugt zich met zijn
fpeelgoed, de jongeling werpt het weg, doch gloure
foms nog ter zijde naar hetzelve, eo de oode neemt
het op, om zicb de onfehnidige vreugde zijner jeugd to
herinneren.
Onder alleshef geen de jaarmarkt ter befchonwfnff
aanbiedt, vertoeft de Wijsgeer gaarne daar* waar bjj de
heerfchappij van den menscb over de dierlijke fcheppicg
bewondert. Al het andere moge hjj vrjj met den naaiti
vao ij delheid der ijdelheden beftempelen, bier ftast b$
ftil eo verwondert bij zich over de meofchelijke tnagc.
Hier verheft zicb de zwakheid van den menscb in ziju
fchier albedwlngend vermogen. Het geen de oatnur
b»ca aan krachten mag hebben geweigerd, vindt hg biet
ie zgo veiftaod, ooeindig, vergoed. Niet flecbis temt
bij de dieren, en onderwerpt beo aan zijnen wil: niet
alleen breidelt hij her fiere paard: niet alleen vervolgt
bij het wild, om zich voedfel te verfebaffenniet alleen
verfchalkt hfl deo viscb of ireft den vogel in degzelf»
foelie vlnpt, maar ook bet woeste roofgediertebet
welk, in zijne eenzame wildernisfen zijne prooi teges-
brult bukt en beeft voor zijn vermogen. Wij aan*
fchonwen daar deo moedigen Vorst der dieren, wieo»
geweld vreesfelijk is, den vernielenden t|jger, die, tuk
op roof van fieene verfeboooing weetden gevaarlijke»
jiofcbaap en zoo vele andere, welke zich des dags ver°
febuileo, om in deD nacht op buit te azen£ wij zièo
den adelaar, die naar de zon ftfeeft, den voortreffeJïjkea
eo teusaebtigen ftrnisvogel, met zgoe kostbare vedereDD
maar ook de verfchillende foorten van vogelen mét der«
zeiver febittereede kleuren, en allei ^vëltt tooie verba»
Zing bö de wonderen der fcheppiog. Vftor2örg eo be
dachtzaamheid moge, wUsfeljjk dézawbeéttf" dieren in
bokken opflaiten, maar deze beperking is de fiirvindieg
vao het meofcbëlfik veroof*. Öe rS3bsciF wataeirdaïV
toifeben de verllirdende dieren, bö de verfchenrende
wolven, als gebiedvoerecde, allen aan z^ae magt onder
werpende, zich bovei» ille'è verb ffe«ode Hg vreest
geene gevaren, en febribt niet voor Het gebrul. Zoo
verkr^gt hfj door ee'se bewonderende sarfchónwing»
het geen anders zijne verbeelding zon overtreffen. BQ
vindt zfcb Verplaatst in vreemde oorden -, en gevooif
ook hier de waarde van zijne beftemmifig. War zgne
bewondering wekbe is alt^d grooter edeler voor»
tfeffelQkerdan bet dief en alles ro>pt hes oök biet
toe: mensch! g^ z^t het pronkftuk dui ScheppingI**
DE STRUISVOGEL. DE WOLFIN
MET HARE JONGEN.
De Beminnaars der Natonr kannen zich tegenwoordig,
meer dan ooitverlustigen aan de befchcuwiog van hare
voorwerpen. De Heer Willem van Aken is een mao
van meer dan gewone liefhebberij. Zijoe kennis wegeol
het Dierenrijk is uitgebreid f en bQ fpaart moeite noch
kosten, om zjjne verzameling van levende Dieren tot de
hoogstmogelijke votkomeabeid te breDgen. "Niets ont
gaat zijn oog, hetwelk de opmerkiog verdient, ea
zeldzaam opgemerkt is. Onbevreesd gaat bij met all*
Dieren om, als of hg volftrekte gebieder is. Niet on»
bedachtzaam waagt hg zich, maar wg bewonderen ia
hem ee»e fchra.udeiheidwaar door tg oveT allen het
gebied voert.
Scboon eoiök is zgne verzameling van Vogelen. Mei
aaefcbouwi de Natour als in hir^ pracht verfcbgufclep.
Io verfchillende kleuren, gemengeld en getooid, gèvea
zg den fmaak gelegenheid, om bier re kiezen, en da
verfcheidene afwisfelende kleureo tot een model voor da
kunst te bezigen.
Thans bezit deze Nattnr lief hebber deo Struit
welke de slgemeeoe aandacht tot zicb moet trekken»
Meo weet. dat deze vogel de grootfte iaen daar dool
den reus ooder de vogeleo beet. Hij is veel grooter,
dan de grootfte meDscb, eö Wiegt zeventig of tachtig
ponden. Zgn vaderland is Afrika. Aribig of lodiê»
alwaar hg Zicb io dc onvruchtbare woeitgoen opbood».
(fifs; vsrvö/g op at kant fan #tzi Aladz.)
R
6
V
li
jk
ff
b