ft re re TO re rr re re re n a a re k I 5" "a. I 5 I i fc t# T3 J* O. 4 f o o n 5 n o.Asr<roMgd ~sr 22^ Co» o o *n cL S fc re r o p- e 2 os W I L. i e - ^5 s 2, 2 2 7 5 n a O rt B v> ara O a o' a »•- CB n B N rt ft at UT a» t» re re a o Ï2 Q. -T u re a cr re o n W O 3 B O 5* O tra 9 M PT o O O o' tt o r cr N O* s M ea: T) cr n n s pr o CL' O O c Ta B PT M n S> ft a O O N CX re O O *a a - O* 3 cr rt rs -n ar N tra 2 cr 3 2. n a t* ft CL re re o CL 2. o 5 o s O O -» r» O es B a o B N e. <S. O o OOM' a; o n re w B e* S i re G. j i re t 5" 2 5 N O •r n a; 2. a. cl f> «D cr re 2 3* O CÏ et 2 o. M rt> TJ 3 CL re 2 2 o a a S 5.S 0 r O - O a n N 5 5 3 - S S E 5 e '.-So a 1 I o o. - rt S n 2 n a s- s B ■B' B a S cr - 2 - o S D- B 8 o S? O - O - B 2. CL c EC 5 C *T3 PC C re w~ oin^ON^p-rj :S sr i 5 E R 4! er T a O. 3 9Q" 5 T 5 ?T a ■sT o" w B - B S JT 3* m ft TO re TO N rj 5 2 ft ■O 5 H 5 C o 5 i n o. o a o B S N N n r, -» 5 5 -t 2 P IS 2 re W ®2 Z. 2. a o m i 2 r a- cl a o X' S s- 2 o o 2 °- f f) W 2, c c f-> 2- f 2 2. g rt C M^ p n - Cu D. J* F c r. r r 2. a r n «T1 ö- C c- 2 - O. 5 5 Z. 2. fc.. o. w OB" M £1\ O O p o a N O 2" tr o r P" Z, CL 1 - s e o 5 o cr 9 2 a. - a 5 n U t O. 5- 5 5 o O O- d ff ft a: ff 2 £»-*2 ;Ofl 8"<" a o" ft O B cl rs o. M. 2 n o 2 2 B B s s 2- b r - 2 s- - O 2 a W er El 7 o 5" 2 3 X O n n O O PT cr M c g n n q a s M s s O B n «•oojLb n 2. z I c - s s s K - t a - O o. an - s 1 s e i 0 n «- 2 ft o'o 2 2 8- 5 - m 51 S 2 or 2 e n t 2 v CL O C w. 2 S I S s 2 S- 3 i S s a a 2 n w 1 o 8» JT r o N o o ff O - ^2 i o s I g n J a B M N .a a J b o n S er 5 90 D tq ft n S S o 2." 2. 2 3- 1 - S 2" tr D n 2 a* 2, S S1 r ScFS n a m B B B ^5 Ji J S S S a 5 q N r o2; cr I - 2. r». S. MENGELINGEN» BESPIEGELING. De mensch i« bet edelfte e» uitwaoteodfte fchepfel op de «arde. Voomeffelfjk is ZJJD aaoleg. om reed9 bier, in den geecrbieaiedeti rang van eeo verhevener wezendin de bioote rtofbewooerre pralen. Zeer verrrogend zfln de grondbracbten zijner oatuo'S rflk zQoe aanlagen, om z^o zedelflk beftaan te verboogen, Ed *icb in zijne keonis, wgsheid en dengd eeo onfter- feltjk wezen te doen achten en zicb in het vooruit- zigt op helderder licht eo ftooreloos geluk in eene on eindige toekomst, over zijn tegenwoordig beftaan te verheugen. Zoo fpreekt de WQabegeerte zoo licht de Rede, zoo onderwast elke hemelfche openbaring. Zoo acht de mensch zich zeiven. Hij is meer, dan het dier, en hoe zeer door de inwilliging zijner zioneltykbeid verdier lijkt is het hem duldelooze fmart en eoovèrkomelftke fchande tot den lagen ftaat des diers verwezen te worden. Zoo dacht ik, en befchouwJe de werelA en de men- fcben. Hoe verfchillende is derzelver roeping9 Hoe loopeo bunoe neigingen eo bedrijven uit, en waar is, in de MaarfchappiJden draad te vinden welke ons alle de zoo verfcbeiden bandelingeo doet zamenfnoereD f Er is'niets hetwelk geen doel hééftwaartoe hetzel- te a3nwcaig is* Er is ook geen doelof er zijn tevens middelen, om herzélve te bereiken. Waar ia her oogmerk vso des menfchen heftemmieg op deze aarde alleen te vind eo 9 Als zinnelijk fcbepfel ftaat bij met de dieren gelijk, eo heeft en vindt de mid delen om zien te voeden te dekken eo zijn geflacht in ftand te booccn. Maar hier is het oogmerk van zijn beftaan en beftemming 'niet bereikt. Hj) gevoelt io zich eene hoogere kracht, die zijne zedelijkheid in werking moet brengen voor zijne hemelfche roeping. Dit begrip zou ons haast ontvallen bij de befchou- wing va^ hetgeen wij zien. De wijsgeer verlate zijne ftille eenzame kamer eo begeve zich onder bet gewoel der nseoigte. Hg ootrekke zich niet san de wereld, en Cuite zich op, alsof hiJ voor de eeozsambeid gefchikt ware. Als zeifftandig wezen is h^j boven de verlei ding verbeven en de fmet der brooddronkenheidder luidruchtige vreugde, der dartelheid eo des wellustes kan hem niet bevlekken. Ook sen jaarmarkt (de kermis) is eeae leerfchoól voor den wijzer rijk aan hefpiegelingen overdenkin gen, gewaarwordingen en befluiten. Hemel! zijn dat die voortreffelijke fcbépfeleo die wezens van den eerften rang die de Schepping gebie den de aarde, naar hunnen wil, vruchten doen dra gen derzelver dieptva peilen derzelver fchatkarrerao doorzoeken, derzelver oceaneo beteugelen, derzelver dreigende rotzen niet febroomen? Zijn dat die edele fchepfelen, welke zonneB befpledee, zicb boven deftar- ren verheffen, zich van ecu uitgebreid gevoel doortia teld gevoelen, welke zich daar vertoonen in het belag- cbelgke kleed der dwaasheid hunne ligchameo aan ge vaarlijke krommingen en wendingen wagen, den grond verlaten om op eeo touw te fpringen, bet edele paard afmatten en zich zelve aan verminking ten prooi geven 9 Zijn dat die redelijke eo voortreffelijke wezens welke de menigte door pogchende eo met voorbedachte mis leidende woordenpraal tot zich lokken en geen ander doel hebben, dae alleen aan bno baatzucht en zingenot te voldoen 9 Zijn dat die febepfeleowelke in gedaante en hooding naar den menscb gelijken, doch die bijna gèéDe zedelijkheid kenneu. of dezelve afleggéb, of die naar eenen ijdelea roem ftreeven, welke flecbis eenige oogenblikken flikkertom io het ftiköonkere te rug te keerenf Is dat meDfcbelQke grootheid, zjtyne zedelijkheid aan een kort genot van een losbandig ver maak te wagen 9 Is dat verlichting, openlijk, het waar zeggend bedrog toe te lateneo het bliode bijgeloof te buldigeo9 Hoe zeer het waar zijdat wty ons, vooral op eene jaarmarkt, over de vernederingen van zoo vele menfchen, io onderfebeidene dadenbeneden bet peil vso huone verhevene waarde eo redelQke btftemming, moeten verwonderen, hef kaniade eerfte plaats, als bioote kostwiosiog befehoowd worde», het geen wij hen zien bedrijven. Er ia veel verfchoonliJka in hnnoe bande- liogenin hunne dwaasheden in hunne vermaken. Behoeften, de noodzakelijke eerfte behoeften ziJo en blijven, bij deze klaafe van menfchen, de groote drijf- vederen. De konst blijftom brood, loopen. ZfJ g»at op de Kinderen over. Onnadenkende en reeds vroeg gedwongen, hekben zQ niets anders geleerd. Zmoeten in gevorderden leeftijddaar made voortgaan. Schoon wij nier zelden de verveling» de moedeloosheid op bon gelaat lezen, wat zullen, wat kanoën zij anders? Da gewoonte heeft hen bedrogen. Hoe velen zouden anders - willen, maar de honger plaagt ben, en blijft hen plagen, om dat zij nooit verzadigd z$o. Veroordeelen wij ben oiet; de roeesten zijn in de daad te beklagen. Het is al geen goud, dat er blinkt. ZQ fchijsen vrolijk, maar tij hebben bittere onaangenaamhedenen menigvuldige verdfitceo. Hunne kleeding fchittcrt, maar het z^o met klatergond en valfehe gefteente bezette TooseeU kleederep. Hoe Dader men bij dezelve komtboe duidelijker mee ziet, dat bet flechts fchijn is. Armoede is vaak bus deel: een oqgelukkige ouderdom hun verfchiet. Het zedelooze valt, genoegzaam, in het or*g. Hier zou meo voor doove ooren predikeo. Het vermaalc wotdrop onderfebeidene wijze, gezocht eo genoten». En hoedanig raeo ook over betzelve moge oordeelen hoe IJdel het ook geacht, en door velen met afkeuring befebouwd worde, zigibaar ia ook hier de voortreffe lijkheid van den mensch. Geen dier verheft zich zon op zijne kunstdriften. Het menfcbeliJk vermogen allee*., is magtigom zich aan zoo vele uitvindingen te wagen» zoo ztJoe krachten te beproeven, zoo zijn vernuft la te fpaoneo, om van alles partij te trekken, ten einde bö io zfjne behoeften voorzie en zicb «enen bring opêne, vao waar hj} Uitgaat, om zicb op welke wjjze ook» te doeo kennen. En wat er dan ook van zijelk menseik heeft zijne eigen dwaasbeden. Wijzen en dwazen oor- moeten elkaoderen. Het kind verheugt zich met zijn fpeelgoed, de jongeling werpt het weg, doch gloure foms nog ter zijde naar hetzelve, eo de oode neemt het op, om zicb de onfehnidige vreugde zijner jeugd to herinneren. Onder alleshef geen de jaarmarkt ter befchonwfnff aanbiedt, vertoeft de Wijsgeer gaarne daar* waar bjj de heerfchappij van den menscb over de dierlijke fcheppicg bewondert. Al het andere moge hjj vrjj met den naaiti vao ij delheid der ijdelheden beftempelen, bier ftast b$ ftil eo verwondert bij zich over de meofchelijke tnagc. Hier verheft zicb de zwakheid van den menscb in ziju fchier albedwlngend vermogen. Het geen de oatnur b»ca aan krachten mag hebben geweigerd, vindt hg biet ie zgo veiftaod, ooeindig, vergoed. Niet flecbis temt bij de dieren, en onderwerpt beo aan zijnen wil: niet alleen breidelt hij her fiere paard: niet alleen vervolgt bij het wild, om zich voedfel te verfebaffenniet alleen verfchalkt hfl deo viscb of ireft den vogel in degzelf» foelie vlnpt, maar ook bet woeste roofgediertebet welk, in zijne eenzame wildernisfen zijne prooi teges- brult bukt en beeft voor zijn vermogen. Wij aan* fchonwen daar deo moedigen Vorst der dieren, wieo» geweld vreesfelijk is, den vernielenden t|jger, die, tuk op roof van fieene verfeboooing weetden gevaarlijke» jiofcbaap en zoo vele andere, welke zich des dags ver° febuileo, om in deD nacht op buit te azen£ wij zièo den adelaar, die naar de zon ftfeeft, den voortreffeJïjkea eo teusaebtigen ftrnisvogel, met zgoe kostbare vedereDD maar ook de verfchillende foorten van vogelen mét der« zeiver febittereede kleuren, en allei ^vëltt tooie verba» Zing bö de wonderen der fcheppiog. Vftor2örg eo be dachtzaamheid moge, wUsfeljjk dézawbeéttf" dieren in bokken opflaiten, maar deze beperking is de fiirvindieg vao het meofcbëlfik veroof*. Öe rS3bsciF wataeirdaïV toifeben de verllirdende dieren, bö de verfchenrende wolven, als gebiedvoerecde, allen aan z^ae magt onder werpende, zich bovei» ille'è verb ffe«ode Hg vreest geene gevaren, en febribt niet voor Het gebrul. Zoo verkr^gt hfj door ee'se bewonderende sarfchónwing» het geen anders zijne verbeelding zon overtreffen. BQ vindt zfcb Verplaatst in vreemde oorden -, en gevooif ook hier de waarde van zijne beftemmifig. War zgne bewondering wekbe is alt^d grooter edeler voor» tfeffelQkerdan bet dief en alles ro>pt hes oök biet toe: mensch! g^ z^t het pronkftuk dui ScheppingI** DE STRUISVOGEL. DE WOLFIN MET HARE JONGEN. De Beminnaars der Natonr kannen zich tegenwoordig, meer dan ooitverlustigen aan de befchcuwiog van hare voorwerpen. De Heer Willem van Aken is een mao van meer dan gewone liefhebberij. Zijoe kennis wegeol het Dierenrijk is uitgebreid f en bQ fpaart moeite noch kosten, om zjjne verzameling van levende Dieren tot de hoogstmogelijke votkomeabeid te breDgen. "Niets ont gaat zijn oog, hetwelk de opmerkiog verdient, ea zeldzaam opgemerkt is. Onbevreesd gaat bij met all* Dieren om, als of hg volftrekte gebieder is. Niet on» bedachtzaam waagt hg zich, maar wg bewonderen ia hem ee»e fchra.udeiheidwaar door tg oveT allen het gebied voert. Scboon eoiök is zgne verzameling van Vogelen. Mei aaefcbouwi de Natour als in hir^ pracht verfcbgufclep. Io verfchillende kleuren, gemengeld en getooid, gèvea zg den fmaak gelegenheid, om bier re kiezen, en da verfcheidene afwisfelende kleureo tot een model voor da kunst te bezigen. Thans bezit deze Nattnr lief hebber deo Struit welke de slgemeeoe aandacht tot zicb moet trekken» Meo weet. dat deze vogel de grootfte iaen daar dool den reus ooder de vogeleo beet. Hij is veel grooter, dan de grootfte meDscb, eö Wiegt zeventig of tachtig ponden. Zgn vaderland is Afrika. Aribig of lodiê» alwaar hg Zicb io dc onvruchtbare woeitgoen opbood». (fifs; vsrvö/g op at kant fan #tzi Aladz.) R 6 V li jk ff b

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1824 | | pagina 2