5 re 0 re to S 5 ex. 2 rr O- n IE 2. u B a r» O S> - w 3 re* s: !T a - 9 -j re -i re -»> ra cr re 2. O m !*-" jo t O S* - O o - a* X re 5 i O - re re E B 1 co O A W Cl O re -• O O re (ft -* S* re r S* o P o N re a a: 2 «re - M re »c re re d d a n a re 2 o o re re £D 17 S 3 P ere n g 33 -1 o a d a: w tT 2 r» r> - s 3 r n S ft tq o To S 3 3 *v o. 1; re s S, ja D. t* ■^•o tr re 2. 3 J? S a: X 0 a re !aS° XS re r. cl »- *r a s CO" ft It - 3 E. a ere to g I 5 3- 5 B n -i re cr o a 5. D. a- re E E s f° 5 5 B S «E re a- S 2 o a re 05 2" Q. U re re q. 5» =r o S o a o re -O s. o Sir .- B s Z rr re re- o 2 tr re re b n r 2- 5" a re re Cu re s s s - 5 o D re* re X re a o o- E- H D re - d s B B S r- 3 ro o to •"3! 2 S, m o- P- re c? c 1 re re es 1 T ST i s 3 JT n re n re O O Z to a re re. o re - a w o. 2 N N 3 o 5 s I S re o re -». re o —v o re -6 o St- d re a re 2 a a 2 S 3 to rr o cr re re re o re o- p« 5 c- - •V. K re 2. o- 5^5 re X g* - re O C r o pr 2 re C TO re o l B O J" I cr 0 c o 2 O TO re n> V» re «I a O p. o 5 r "°;:s S a 2 - e o s re aq Q t\. cr D re '«2.S* 3 rr re o B Q. re m a «a MENGELINGEN. zedelijke verbetering VAN RET lot deh gevangenen. J Flat ju^itiaptrtat mundus. Doch zoo' dit alleen de bedoeling des Regts zijn, dat herzelve alleen noodzakelijk ware ter verhoeding vao den geheelen ondergang der wereld V Berust dan het algemeen heftaor niet iö de banden der Hoogde Regtvaardigbeid welke in de gevolgen der «nvelen waar aaa de menfehenzich fchuidig Q3Eken t weldadige middelen heeft gelegd tot derzelver zelfsvtrbetering en wederkering tot pllgt? Aan de tegenwoordige ordre is de verzachting van het lot en de verbetering van den zedeljjken toeftand der ge vangenen. Het geen weleer tot de p}a dejlderia van opregte menfeheovrienden behoorde en waardoor zich, vooral een howard, heeft beroemd gemaaktis thans door edele Mannen opgevat, en kan de pogiDg om des wegens een Genoo^tfchap op te rigten, niet öbd prjjzens» waardig geoordeeld wordefi, Die een oogmerk wil moet ook de middelen willen om hetzelve te bereiken. Het is zeker geld, hetwelk bier, gelQk b$ de meeste raenfchelijke inrigtingen op deD voorgrond ftaatals tot de volvoering der bedoe* lingeo onontbeerlijk» doch hetzelve is geenszins ge- Dó^gzaara, om het menschlievend plan tot ftand te bréb- geo. Er moeten vele vooroordeelen opgeheven, weg geruimd en geheel vernietigd worden. En dit is hoogst- morQeliJk zoo de Wergevende Magt daar roe niet medewerkt, en de ftrafwetten zoodanig ipgcript of ge- w^zigd wordendat zi0 de zoo heilzame bedoeling io de haod werken. Geltfkbet eene zeer moeijel^jke raak is den Zedej^keo toeftand der gevangeoen ftaanJe derzelver gevingeuis groAdig te verbeteren komt her ons nog moejjelijker taak voor, om hen, na het verlaten der gevangenisfeo weder ln de MaatfchappQ als verbeterde fchepfelen op te voeren en aan haar, als werkzame leden, terug te geven. Het is wear, datniet betfehavot, nietdeftraf, maar de gepleegde misdaad, met al derzelver omftan digheden, den mensch oatëert eo zQne fchande uit- maskr, doch heeft deze waarheid een algemeen vooroor, deel tegen zich. In de oogeo der menigte is hij fchuldig die op een regterljjk vonnis wordt veroordeeld. Zij onderzoekt niet naar de omftandigheden des gc-rtrafren ooderfcbftdr niet de aanleidtog, de opvoeding, deo toeftand des ongeinkbigen de menigvuldige bijoorzaken deo oorfprong, de verleiding, de onbedachtzaamheid en zoo vele andere bionnen, waar uit de kwaden voort» vloeijen. Z0 bedenkt niet, dat de fchuldlge eenmaal onfchuldig wasen vooral dat een misdrijf, hoe verach telijk, fnood en ftrafbaar ook, vaak uit onvoorzlgtig- beid onbewaakte drift en onbeteugelde neigiog gepleegd den geheelen mensch zoo niet kan aantasten, dat hg daar dnor rot allen goed ongefchikt is eo voor zich zelven voor de MaatfchappQ geheel verloren moet ge acht worden. Zij pleegt geen raad met het diep berouw bet fmarrelijk gevoel-, hetwelk deo ftraffcbuldigeo fol tert noch me? het goede voornemen om z^ne migdaad, zoo her mogelijk is door een opvolgend goed gedrag te herrtellen. Wij fpreken hier niet van moedwillige, verharde booswichten, welke, als ballasten der Maft. frhappv) fteeds op roof en moord bedacht, voor geen eergevoel, voor geeoe verbetering vatbaar z$omaar van de ODgelnkkigen welke niet geheel zedeloos en misdadig, io hunne eigen harten het gevóél vao hunne misdaad en fchande omdragen, en misfchieD geene boos- doeners zonden geworden zön zoo zfl niet onbedacht zaam aan de verleiding gewaagd en io de gelegenheid geweest waren, om hunne pligten te fchenden. Wie eens geftoleo beeftnoemt de menigte, altijd een dief. Een nogerblik van overijling kan de blsam van veracb ting en fchande niet dan zeldzaam opheffen. De kerker voert het vooroordeel van misdaad en (ebandeuiet zich. De fchavotffraf weert allen terugtred in de Maatfcbappij Wie zou eenen bekenden dief in zijnen dienst wie eenen gefchavotteerdeo io zijne woning opDecen Deze z^n vooral de bedenkingen, welke de gefprek ken uitmakeD en aan de bereiking vin het edel oog merk, om de gevangenen aan de Maatfcbappij verbe terd en met genoegzaam vertrouwen op die verbetering aan de Maatfcbappij en hunnen pligt terug te geven bedenkingen ecfcwr, welke fteeds de oogelukkigen tot verbetering van hun eigen lot, op de wreedaardig!!? ■wijze, regeogewetkteo bij verachting en afwijzing, hen dikwijls, ja tegen gevoel, en z:d door de ootzet- teo-dffe nooddruft en grievenden wolfshonger tot oog fnoo- der gruwelen verleid hebben dan waartoe zij ooit ver vallen zijazoo de metscbiievenheid zicb hnaner had angetrokkeo en zij eerst teo prooi aan eigen verderf, a» (lsgtoffexs van bcillooa vooroordeel wierdca. Maar koé ru deze vooroordeelen tekeeffn? De «lecscfc is een gezellig wezen. Mij verecoigt zich met andere^ eo vormt eese Maatfcbappij. Miar dezelfde mensch 5* eeo z?meoget!eld wezen- Verichcideoe driftca netgis* gen, begeerten en aanlagen liggen in hem en ontkiessea »n deze z^ne vereenigiog roet andere, weike in eenzamen toeffand zouden fiapeoof vóór hen gefeeëi roodeloos z%a. Zij kunnen ten goede, röaar ook te& kwade werken. De mensch is een zinnelijk ea zedp.l^k wezen te fader. Aan züne Rede getrouw, zouden z^cè driften de heilzaamfte uitwerking hebben, msar azc ba ren teugel losgerust, ontaardt bij io los'oaodigheid es hg misbruikt z^oe vrijheid tea aanzien vao anderesi De ervaring vao eeuwen heeft bewezen, dat er, bij ftnrm der driften, w^ze wetten nodig z^o, die deozel- ven beteugelen, en onderdrukken, rioe feoog mco Rede ook in den mensch moge ver heffe en de Gods dienst van verbindende kracht aanbevelen, nóóit febéi ren deselveo dat algemeen vermogen te bezitreo wiey door bet kwaad koo voorgekomen of verhinderd wordrs- Zg vermogten immer veel, doch konden nooit, als al gemeen geldig, befebouwd worden* Elke ftaat gevoelde daarom ook, zelfs b$ de eerfte oprjgting deszelfs behoefte aan wetten, welke door feet zwaard der geregtigheid rooeaten gehandhaafd wordeg» Deze wetten wareninden beginne meestalftrengde nootf- zlikeigkheidom opftanden te bedwingen, de fe!fs« zuebt te betoomso de orde te handhaven, het gezsg te vestigen, vorderde die geftrengheiden hield heg dreigende zwaard opgeheven. Waar het beftuor niet io vaste banden is, vernietigt zich hetzelve reeds io de opkotnat. Van töd tot t^d echter ondergingen deze geftreoge wetgevingen veranderingenwelke, naar ma te van de toenemende befchaviog der volkeren, tevens aanmerkelijk verzacht werden. Wö fidderen bQ de uitgedachte ftrafwetteo der eerfte volkeren, bjj de wreedfte llgcbaamspgoiglögen en fcbnkkeigkfte dood* ftrafiVn, en danbeo, dat die bloedige dagen voor ons verleden en ons niets dan eeo p0nigend gevoei over laten van de wreedheid der raecfcben. Hoe onverlich ter eeoig volk is, hoe ftrenger de ftrafwetten moete» zflo: hoe befebaafder eene Natie, hoe zachter de ze den zijaen de w::ï«o ook raioder met bloed bebos* ven gefchreven te worden. Wat z0n ftrsffeo en welke is derzelver oogmerk 9 ze twee vragen 2fn hoogstbelaogr0k. Zoo als de on dervinding bewezen heeft, kan geen Staat zonder wet ten, eo ook nier zonder ftrafwetten beftaan. Er zij a middeleu coodig zoo wel om het kwaad voor te koi. men, als om hetzelve te ftraffen; doch de ftraf kas cooit worden aangemerkt als genoegzaam, om het be gane kwaad te vergoeden, en dar de gertrafre, door het ondergaan der ftraf, geboet heeft en co vrj) is vaa vorige misdaad. Hoe zwaar bf ligt eenige ftraf wezes moge, dei misdaad blijft dezelfde en wordt door'gee® ligcbaaimpïjn fmart, ji zelfs den dood, znnder zede* 10ke verbetering des geftraften niet uitgewischt. .Straf alleen kac dus de bedoeling niet zgo.'Dc geregtigbeid houdt haar zwaard niet opgeheven als doei, al» oog merk van wraak, als vergelding voor gedaso onregr, als oorzaak van fmart en pijn voof den genen tegca wilke zö bet vonnis velt eo uitvoert. Zij ftraft nier» alleen om te ftrjflfco of te verderven. De wreedcard» deoBgevoelige de onbefchaafde de door drift vervoerd® alleen kan fmart als fmart, k waad a's ktvsa^voor vcgoe- ci .g befebouweo, en zich voldaan houden met eenelag« wraak, met 2goen belediger fcoirt en kwelling aao ta doen ODeer en febande te berokkenen en hem in bet verderf te ftorten: Doch de wijze fielt zich fcjj de firsf* fên. (leeds de zedel^ke verbetariog des paiadadigeu voor, en doet dezelve daartoe ftrekkeo. De ftr&f is geen oog merk, masr heilzaam middel, om door pijnlijk gevoel van de fchande der misdaad het berouw op te wekkes w om daaruit herftel van wangedrag te doen .gehorca worden. De ftraf tegen den overtreder van de wet tr.oct eene nieuwe beweegreden zöo, ora hem tot eerbied en gehoorzaamheid te verpligteo. Het is een mecsterftuk der ftrafwetten, bet gewigt der ftrsffea zoo in terigten, dat de burger zoo dikw01s verkeerd® feartstogceo of misdadige begeerten op hem de overhand krijgen aitjjd tot de zijde der pligten overgaat. En. wanneer w$ met den mensch raadplegen, zou dit niet zelden hec heilzaam gevolg zijn. H0 toch hoe verwaarloosd ea bedorvenbeefe altijd cog achting voor het zutvero pligt9gebod en eerbiedigt hetzelve, door eigen gevo i» in aDdereo. De fcoodfte booawiebt buigt zich ncriec voor de braafheid en regtfebapeoheid des waardigco mans, en zal dien liever vertrouwen, dao den mede» ftacder z0cer wandadca en zelf den vriend zijoct mis* dadige ge&eimeo. Het la intusfeheo niet mogel0fr hoe befchaafd eeo© Maatfchappij ook z0n moge, de ftrsffeo te vernietigen. Er is ali0d onkruid onder de tarwe. Goede'wenen fchenbeo ens wel het geluk van den gezefligeo (laar, maar Z0 weigeren ocs dasrectegeo die, welke wg in den ftaat der nature kanoec genieten: zij bevelen wcê ffrrplg op de Kant <ran de>s Pladsi,}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1824 | | pagina 2