1 z,
s
w w
MENGELINGEN.
VERSLA G E E N E R REIS NAAR OEN WEST
HOEK VA N J AVA. *3
De" 24 jolt) braken wij van Patoedja op» Deze kleihè
kampong» aan de rivier van dien naam, tabu hare mofl'
din# gelegen, is de hoofdplaars van her diftrict. aan de
zo\dzflde van Bantam hetwelk zich tot aan den west-
hoek v»d Java uitbreidt; eeoe uitgertrelrtbeid van meer
dao 40 palen. De rivier ontfpringt uit de wesrt-Tijk van
deze plaats gelegene nederige toppen van Hei Kandangs
gebergte, voert tot nabfl deze een kristaUuiver water
en volt aan de monding te zanieo met de meer weste,
lïjke rivier Hanoijaangvan welke zamenltorting de
raam Patoedja ontleend is. Een zoogenaamd alluviaal
terrein befta-.r fn deze ftreken volftrekt niet, takken van
het KcfidMngfche gebergte naderen tof aan zee, en uit
het midden der bosfchen, uit bet midden der peberecen,
komt in een oogenbllk de oceaan in hare ontzaggelijke
grootte te voorfcbjjn. Slechts op weinige palen afftaods
van Patoedja en meer landwaarts ligt de westelijkfte
jkampong van Bantam's zuidkust, door 150 zielen be
woond en welke haren naam van de gezegde rivier
Hanoijaang heeft ontleend. Van bier tot Oedjong Koetang
ftrekt zich eene onroegankeljjke wildernis uit, waarin
7ich bet wild gedierte van Java in eene verfcbrikkeljjke
hoeveelheid fcbjjnt te hebben zamengereokkentoen bet-
zelve voor de bevolking der nabft grenzende ftreken
terug week; naaowlljks wordt er eerig fpoor vao meo*
fchelijbe hand gevonden en de overleveringen der Java
nen zelve bewijzen genoeg, dar zeer zeldzaam in deze
breken door hunne voorvaderen eenlge hutten zjjn opge-
flagen. Van deze kampong bereikten wij welhaast het
ftrand zelve, en wij volgden bijna onafgebroken onzen
-weg lacgs de weinig diepe baaien dezer ku9t in eene
-volkomen westelijke rigting. Eenige zeer kleine beekjes
saauwelijbs kracht geooeg hebbende, om het ftraodzaod
de doorwoelen, verdienen wel geene melding, de eenige
ïivier van eenig belang is deTjikaledjettanop omftreeks
afpalen afilands van het laatst bewoonde oord, en bet
-was aan baren oever, dat wtf eenige kleine hutten op-
iloegen om opb ntchtverber blijf te bouden. Op eene
koraalbank, die zich bier in zee uitftrekr, bekwa
men wij, door bet gewone bedwelmiogs mldde^ J'oca,
«ene groote menigte van nieuwe visch.fpeciënen wij
verfchaften ons te gelijk daar door een goed en gezond
vnedzel. Op de kleine naakte vlakten roodom onze
hutten, waren de fporen der baotiogers, die aldaar ge
durende den nacht komen grazeneven veelvuldig als
▼an het melkvee in onze weiden.
De rbenoceros fcböot ook des nachts bet fbind te be-
zoekenen, bjjna bjj iedere fcbrede, ziet men de fpo
ren der tijgers, ^ie hier bij nacht op de fchilpaddeo
azeo. welke tegen het ftrand opkruipen om buone eijeren
ter ultbroeijing in het warm zand te begraven. Deze
cijeren maakten, gedurende de dagen vao onze reis,
het voornaamfte voedzel uit der javaneowelke ons
begeleden, daar zij vao dezelve io weinige oogenblikken
eenige honderdeo van onder het zaod te voorfcbjjn brag-
teo. Voordat wtJ ons ter rust begaven, omringden wö aan
alle zijden, onze hutten met groote vorenf en plaatften
eenige javaneo, om op onderfcbeidene punten, wacht
te houden. Te zeer echter overtuigd, dat wij van rondom
en zeer nabjjdoor wild gedierte omringd wareo. en ons te
welng kunnende verlaten op de zoo zeer vermoeide java
neo, dorden wij niettegenilaande de vermoeijenisfèo van
den dag, de verkwikking dea flaaps ni»r a*—--
Den volgenden morgen zetteden wij onze (trandreis
voort om den oosteljjken voet van den Goenong Pajong,
het westelijk voorgebergte van Javate bereiken, op
omftreeks 16 a 18 paled van ons verwijderd. Het ftrand
houdt tot aao dat puut fteeds betzelfde karakter. Het
zand is tot duinen langs de kust zameogeboopt; het
treurige en droge groen der paodaoen die dexe duinen
hoofdzakelijk bedekkengeeft bet land een onvruchtbaar
aanzien, zoo geheel verichillend van de rjjke vegetatie,
die bijna overal de ftraoden van Java verfiertin een
woord, men meent id een ander land verplaatst te zijn.
Deze duinen echter vormen niet dan eene zeer fmalle
ft rook langs dit gedeelte der zuidkusr, en naauwlftks
heeft men eenige fchreden landwaarts gedaan, of de ve
getatie verandert, en digt palm bosch vervangt de pan
daoen en wisfelt af met eene menigte van Eugenien
Bdringtonien en Calophyllenbomen, die de hoofd vege
tatie dezer busten mede uitmaken. Het tegen overlig
gende lage eiland, Potlot Deliis door een bosch vao
Keleppa bomen bedekt, en, aan bet zuidftrand van Java
wottlt niet dan zeer zeldzaam een enkelde ftam aangetroffen.
Het tegen overgeftelde heeft aan de noordkust plaats;
hier is, door den javaao, overal lsDgs de ftraoden eene
groote hoeveelheid Kalappa bomen geplant, en. op de
groote menigte van koraal eilandenwordt niet dao
fpaarzasm een enkelde gevonden.
De laotfte baai voor dat men sin den voet van het
westelijke voorgebergte van Java komt overtreft de
«osteigker kleine baaien verre weg, zoo wel in meer
dere digte, als io uitgebreidheid. ZjJ wordt ingefloten
door bet voorgebergte zelve, en door de oostelijker land-
lore Tanjong Trellingen wordt, door de inlanders
Palaboean Jjibotnar genoemd, naar eene kleine rivier,
welke aan den voet van den berg Pajong in dezelve' zich
uitftort. aao derzelver oever floegeo wij onze hutten op.
Behalve dit riviertje wordt io deze gebeele uitgeftrekt-
heid van 16 k 18 palen bjjna geene andere gevonden,
«Is alleen Tji Kosftk Lochorof rivier van het hoogt
zandDaar de zandbank, aao hare monding gelegeD
genaamd. Op dit punt wanhoopten w$J bjjna ons voor*
semen te kunnen volvoeren; reeds, gedurende twee
dagen was de rivier dermate aangezwollen, en ftroomde
zij met zoodanige fnelbeid dat Hechts weinige javaneo
het dorften ondernemen naar den overkant te zwemmen,
en, bet wa6 wezenlijk een angstverwekkend gezigt deze
toeofebenop een ftuk bamboes gezeten, tegen den
woedende ftroom re zien worstelen. Zij trachten, door
middel van eefiige lange rotting?, over de breden ftroom
gefy-innen, en, door een klein vlot, ons over te breo-
geo, dan. door de kracht van het water, werd deze
arbeid telkens vernield.
De ebbe bad thaos joint baar laagfte punt bereikt, en
wij deden erne poging om geheel buiteo de monding het
water te doorwaden; eenige javaneo beproefden dit roet
gelukkig gevolg; en, door eenige hunner ooderfteuDd
F>'f Herigt omtrent het too zelden door een Euro
peaan bezocht, cd nog geheel woest gedeelre van
Java hebben wij mogen overnemen nit eene mis
fire van den Heer van Hasfelt gecommitteerde rot
het Ba((iur*vcdig onderzoek io Nedcrlandfch ludië.
bereikten wJJ insgelijks den rejtea oever der 7/ikosftk
Lochor Li-g? de ?ebc-:le zuidkust zoo ver ik tot nu
toe bezocht heb, is de branding ontzettend; ik zag
echter dezelve hergeos zoodanig als ia de Palaboean
Tjibotnar,
Wij beklommen eindelijk den ödflen des margens hét
meermalen genoemde westelük voorgebergte van Java%
door den inlander Goenong Pajong genaamd.
De zuid- eo westelijke voet dezer laa'fte verheffing vaè
her Ktndüngi gebergte welken ik gezien heb, rijzen
dadelijk uit de zee op, en beletten den reiziger zfloetl
weg laogs het ftraiSd voort te zetten; om de west kust
aan deze zgdere bereiken, is men genoodzaakt eerst
de foppen vao dit gebergte te beklimmeo. Over de ge-
hèele uitgeftrekrheid van den Goenong Pajong prijkt dé-
zelfde rijkdom van vegetatie, als elders op de Javaaofche
bergen, in zoo verre, d« öeilte der rotswanden zulkfc
lanes de zee. Diet belet.
Wij hadden onze paarden mede genomen doch kon*
den, uit hoofde van her crioejjelöke van den weg, weinig
of geen gebruik van dezelve maken* Nabij de westkust
wordt het terrein zoo fteil, dst men, om af te dalen,
genoodzaakt is geweest den weg flangs gewijze afrelelden.
Het westelijke punt van Java heeft een grootsch aan-
zigt, het veieenlgr in zich door'bare, met eeoe rjjke
vegetatie prijkende bergtoppeoen, door hare naakte fteile
rotswanden twéé zoo verichillende fchooohedeo der
narnur als ik zelden zoo zeer op een punt vereenigd zag.
Wjj bevonden ons aan de zuidelijke punt van de west
hoek van Java, ter plaatfe waar. op de kaart vao den
Generaal van den Bosch, hoogt rotjen ftaat aangeteekend.
De vaste w3l ftrekte zich hier bijna volkomen noordelijk
uic tot aan d^t pont. hetwelk, op alle kaarten, met den
naam van Oedjong Koslong beftempeld, maar door de in
landers Tanjong Oede genaamd wordt; terwijl deze, den
vorigen naam, aan deze gebeele westelijke uitgeftrekrheid
geven.
De vaste kust is uit eene reeks van meestal gegronde
groenende bergboppeo zaraengefteld; vóór dezelve, ver
heft zich uit zee eene naakte piramide van eenige
honderden voeten hoogte, die als voormuur tegen den
bevigen golfdag dient, en waarfchflnljjk éénmaal van deo
vasten wal is afgefcheurd.
Eenige Javanen, welke hier fteeda wonenom de vogel
nesten te bewaken, maaktco mi) bekend met de namén,
welke asa deze ooderfcheldene rntsmutreo gegeven zijn.
De zuidpuoc van den vasten wal van Java noemen zij
Sang/ang ïdotng. De westelijke tegen over dezelve ge-
plaatfte piramide Sangiang Sir ahvan de eerfte drie
noordelijke volgende piramiden deelden zij mij denamen
mede. als: Sangiang Roïroengang am deze heeft aan
de westzijde tegen zuid en noord eeoe eroote poort, en
bevat, in hare holen, even als de Sangiang Siraheene
groote hoeveelheid vogelnesten. De derde piramide ia
Batot Aljopan,- en de vierde Batoe Mifigit. Ook in
eenige rotfen aan den vasten wal worden groote holen
gevondeneen dezer heeft eene ontzaggelijke oitge-
breidheid met drie groote ingangen, is ten deele door
zoet water, ter diepte van eenige voeten, aangevuld*
eo ftrekt tot woning aan eenige duizenden vlederrouizen.
Men vindt in dit delfde grot een zeer groot graf, bet-
geen echter door Mabomedaneo gemaakt is.
Dit graf gaf aanleiding dat ik aan een der aldaar zijode
javaneo, vroeg, of hem, nit hunne overlevcriagea oofc
iets bekend was omtrent menfeheo welke hier io vorige
tftdeo geleefd hadden, waarnn verhaalde, dat,
in de ,,cl mahomedanistue zich op Java uit
breidde, hier een mao woonde, of herwaarts geweken
was, met name Akie Moediek Ocdjoung Koelongdie van
eenen der afftamraelingen vau het Vorstelijk huis van
Padejarang wélke zich gevestigd had aan de monding der
Tjikos/ik Loehotr(bovengemeld), met nam e Dal am Soc
foheoenan Paboearang eene dochter teD buwelfjk nam die
den naam droeg van Nony Aijoe Gede, bij welke hij drie
zonen verwekte. 1. Dalam Pangelasfang (wildernis),
fi. Dalam Pamasfdng, 3. Dalam Padakandap (de laagfte).
Een bezoek, hetgeen de Vader, den Sulrao van Bantam
gaf. veroorzaakte, dat hjj zelve tot het mahoraenadisme
overging, en, bij zijne te buis komst zijne drie zooeo
daartoe overhaalde. Van deze zooeo begaf zich deoudfte
naar Tjimaraen de jongfte naar Panimbangvan don
oudfteo kent de verhalér op Ijamara nog verfcheideae
nakomelingen. De tweede zoon daarentegen begaf zich
naar de oostelijke deelen van Java. De oude vader, luidt
verder het verbaal, Zou voor de menigte van tijgers van
hier geweken zija, naar het Prinfcn - Eilandalwaar zijn
graf nog gevonden wordt.
0 2 L
3 S S
i 5 S
- o r
o w
«j sz <r
-o 5 -
O w#
<5 t«a a Q
-e 3
- *2 0 p 3,
rï-ïï»
- S* .5® .O a X! Ti
-
o «o -v
0
if a
p v
hi
OX?
.SftïiZ
2 s
0.a=
ft S
J N -S o" -"5
O
MO
9
e e»
o a a I
o 1
- E
2 -
en jz
o -
a« a
r.
«2
oB
-
a a o
IO.C-
«O
t 2 9
c"-S£z
5? o
Al I
a» .- a
1 a *r v
6
Q
3 W Al
"Q
A O X? -X
J* A» A> -O
a S?ï 5. -■=
O 3 bÈ^* a -2
13 6 k 9
■O «JA».."**
O Z
*0 W IU
w «1 O -rj
OC 01-^
0 .2
u'jl
«e'a B u
na <u
.0 a o
sS>^
:-QI -S3
?s?m
V s
s «-'O
•2 Q
a
o a tt
-o X>
t g"S -
o
•SA 0
5 S
:q =E 1
<u ai o. 2a
jO -O - >*3
i a
."2^5
K jO
-.i I t? 0 w A .'i A
2 5 5 «N S o-§I
o aj2 .2ao=t oSffe
«i
Efc.obs.cn— n
aee ss--=5
- u Al '2 w
•5»*": -o-JSi-ó-S^-g-g.oö- s
5Ss SÏ s»4S-2
3d« s
j. T3 O *2 1 E»
a ■JÜQ.ÏÜDS^C.S -
Gfl Al 13-0 V. n -a
- JA T «±s
-a
•aH n
>- #1 3
o SB
a o 5;
fc^-o - a a M 2 2 co-" T3
Al O O 2 o S
a
a» 5 S
"0 w ,w
f. t: «1M o» M
f - I -z oJi
1 P a J3 T3
a
5 a aSÜ: >5
T3 u JI »c -
- v, a ai o a cr a
-a C Ai q>
CU ,ïiN01iNN«ja»^ ^2 3^
°:£Q^0,Sj;''oo-®^®i.o'0yo2
- 00 52-
c jc aN-a<*ÏS D S
OSdSOOMS.; m Z 2 O aA
-a-s.?;£ur,IS5ïa-.:e5
t S.-S S l> E"S OM 3"g| 5 g si=
R R R ft
p *o O
O O
"O V TJ
sf 8
M C X
s - -
I O "O
S atk
o
- -O «I
- t;
m T3 3
li Mt) O"
J "O w
u X>
x. C - O
.8*
O.
1 O u w
I s
o H
<u c
rZ%
o o a
5 .-2 O e
-n i 9 T->"- i_ 2r -
O
O
-■°
Ai o
"SN
3
-2 "2
2 5 j
-o
u n
w
S> jd 5 -o 5®
sS-
D ai Cl
V U9 O
O, 41 w
a
N
XZ a
C H N - u
i 0 B w w b
s
a
e o
-l Om
-se
w 2
2 - a
■o t?
ss 2
Ai T3 A
w au
Al H
c: 2 5*
SNM
W C
t 2 r
JZ O i
i» O M
Jföd.s
o e
aiSJ
^?°-u!T!wFaiwo
u j
Spanjaarden.
Veel is er, ia deze dagen weder over de Spatij aarden
gerproken gefchreven getwist eo geoordeld. Wie zijn
zij, welke de oogen dea Heelalsals opnieuw, op zich
gevestigd hebbeD.
Wij hebben vele befchrflvingen van Spanje eo de
Spanjaarden. ZÖ geven ons echter geenen vast bepaalden
karaktertrek op, gelijk die meermalen eene gebeele Natie
kenmerkt, fchooo overal tiitzonderiogen gemaakt worden.
Spanje beftaat uit vele landfehappen waar van de bewo
ners elk bun eigen karakter, en den geest vao haar be
houden hebben, welke af- of toeneemt, naar mate zij
van elkander verwijderd leggen.
Peyron heeft Spanje en de Spanjaarden beftudeerd.
Zijn retnl/aat is, dat de Spanjaarden een gedeelte van
bUD* karakter ontvangen bebbeo van do keeteoen. die
de onderfcbeidene overwinnaars voor hun* fmeden en
waarmede zij geboren Werden. Zoo zou zich het
volkskarakter, fchoon niet geheel, dan toch ren deele
vormen door de geweldenarendie bet bebeerfcheo, de
wetten, die bet gebieden of dwingen, de zeden en
gewoonten, die het volgt, aanneemt en eiodelijk eigen
wordt. De moren zonden de Spanjaarden den fmaak
voor de oogerjjmdfteen fchrik-fchouwfpellen de begeerte
naar hoogdravende ritels, en eene menigte van voorna
men, hunne vlejjerij en eerbied, die aao lage kruipe
rij grenst, voor de fchoone fekfe. eo hunne zinnebeel
dige en fteeds vergrootende wijze van fprekeoinge
boezemd hebben- De Afrikanen leerdeo hun de deftig
heid zoo wel in houding, als in fpraak, en maakten
hen mintjverig en achterdochtig die tor wraakzucht
voert. Zij ontleenden daarentegen van de Grieken open
hartigheid braafheid eo moed, welke deugden de
ze, weléer zoo bioeijende, dappere en edele natie on-
derfcheidt en welke wjj nogte midden van hare ver
nedering en eeweldige vervolgiog bewonderen. Roinet
nen en Gothert bragten tqt hen de geestdrift van Va-
dei laodslier'de t overmaar ook^de ontembare hartstogc
Voor,hei zinnelijke, het tro'fche eo het bijgeloof.
De Kdlatoniers worden», als de werkz^amfte onder dé
{liet ótrvolg op de K*nt van deze Baaz*}
- Ws n
I Al V
C O
3D
Q T3 C
Al V
O b£
|f "s-sl|
li-si8*81
C I
SS m i u. u o - O i i
t» M O n X Cl uO a I
- -1
o a *7 01 Al
S s gta e s I
-
N Q aj SS T
«l C ■p
*22,
•- nn - i* 1
N - -a x:
o» Tj
- Al 4)
O H 4j
U W J
B
a *- o -
ss-r.s
S g B-"
D-= O
N j, y d a
'u u
O i
i 2 5 s
O r^ 1»
s-i
"q 5:
W Al
2 .1
<U M
JZ O
ï-e-
c
Al ï.1 7- Q
-
s ï'5?e« .2
,5Ï" >ïï.o-
o'° M o 41 O f e a
- 2 a 2 3 3 9
B wr r- ja
N <u
]*a - oiê-A"?
O N g M
w 0 «B t?
Qt N
;Sij
-n g--
■2 s
e«f
5 - =5
- O JJ
*2 «- s
sSs-^-ï
I»
§s-S ïSÏ»
a
o «3?
Ü.--S
O O
o
o e
A» 41
s
.s55Sïs_?S.
ou js e
TJ u o
Jël £-»
- u O .X 5 2
- ««Ox>
0 2 O C x> w
3 w a
N H»» M e O w -O 'r:
"lae-gJ,
«2s. w jz 5 1
Al N - -
S f 2
«AI .CO t. Q U C
»»«oai«I-;;7<»O
3 SZ Q M Q
U C
o a> 2 0
w tj - -- -r
m H 2 A B uP