L E Y D S E C O URANT. Sü v- us >:=rc 1^1AU* A0. 1818 MAANDAG jiANSPR/idKdoor den Minister van Financiën gedaan in de Tweede Kamer van ds Staten - Gene raal <Tp den g8 'January 1818, vóór het aan vangen der deliberatien t"er de financiële IVetten »p den 13 November 1817 door Jim elven over- gtbragt. Edel-Mogendk Heeren! Ik heb het rapport van de centrale afdeeling^' over de bij de K«mer aanhangige financiële Wettenhet welk op verleden Vrijdag is uicgebragt geworden met ai die aandacht gelezen welke het gewigt Jer zake vorderde. Ik heb daaruit, en bij eene vroegere gelegenheidont waard, dat men den belangrijken inhoud dier wetten van vele, waaronder goede, maar ook verkeerde kanten, had bezien; dan het is mij echter toegefchenen dat de zelve ook nog uit andere oogpunten kan en moet worden befchouwd. Ik acht het van mijnen pligt bij deze mij daartoe geopende gelegenheid die oogpunren aan het welwik kend oordeel van U Ed. Mog. voor te dragen, en zulks te meer om dat jk mij verbeelde, dar daardoor troost rijke waarheden zullen worden ontwikkeld, gefchikt, om in een juist daglicht te plaatfen het tafereel van 's Lands zaken, hetwelk, indien men zich door fommige aanmerkingenzo als die in het rapport zijn overgeno men, liet wegvoeren, ontmoedigend zoude zijn. Volharding en vertrouwen zijn de eerlte zuilen van het Staats gebouw en van *s Lands crediet. Volharding en vertrouwen maken één der hoofdtrekken van ons natio naai karakter uit, eD het zoude te bejammeren zijn, in dien de eene of het andere aan het wankelen konden worden gebragtdoor wijzen vau zieiter goeder trou we gekoesterd, maar die niet zouden uit een loopenin dien het mogelijk ware, dat de beoordeeling van onder- fcheidene in deze voorkomende gewigtige zaken by een* ieder konde gegrond zyn op een dagelijbscb beheer van 's Rijks aangelegenheden. Ik hop*, dat hetgeen ik zal zeggen welligt aanleiding zal kunnen geven tot het bevorderen van den gewensch- ten afloop der belangrijke deiiberatieowelke in deze Vergadering, op den huidigen dag, ftian plaats te heb- ben, en het is om die reden, dat ik verlangd heb te mogen fpreken, vóór dat de debatten een* aanvang na men. Hoezeer ik mij voorgefteld hebhe, Ed. Mog. Heeren den leidraad van het Rapport van Uwe Centrale Afdee- ling eenigzins te volgenmoet ik echter verlóf vragen -L^.V!5 zC-iiVtf vo6fbljJre JWO..*li£fc aan mijne hier tegenwoordige ambtgenooten over te laten de behandeling vsd fommige pure. 1, welke in meer on- midéeiijk verband ftaan met de ontbrfcheiden takken van algemeen Beftuur aan hen toevertrouwd. Het is volkomen waar, dat het eerfte der voorgedra gen ontwerpen van wet eene begrooting v3n uitgaven- voor het jaar 1818 inhoudt van 74 mïllioeoêo co dat daar tegen over is gefield de raming der {taande inkom- ften van hetzelfde jaar, welke flechts een bedrag van 67$ roillioen aanwijst. Niets is natuurlijker en billijker dan de wensch bij die gelegenheid geuit, van te komen tot eenen (laat van zaken waarbij dusd2dig verfchil zoude ophouden. In dien wensch van U Ed. Mog. deelt een ieder, die bet wel met. het Vaderland meent, en zeer zeker de Ko ning de eerfte, maar even billijk is het ook. bij deze gelegenheid niet uit het oog te verliezen, toe jong ons Staatsgebouw nog is, dat er nog gedeeltèn van hetzelve zijn, die niet eens'zijn opgetrokkeö dat optimmeren en afbreken te gelijk kwaad fticht, en dar in vele opzig- ten ons ombreekt het beste der hulpmidden tegen dé meofchelijke onvolmaaktheid de ondervinding. Het zij verre van mij, hier uit het gevolg te willen trekken, dat men niet met beleid de handen aa« herwerk zoude moeten flaan, om tc komen tot het bij dien wensch aangewezen doeleinde. Zulks is des Rohings vast voornemen. Z. M. heeft het u lieden gezegd en geene aanmerking is juister, dan die, door eene van ulieder afdeelingen gemaakt, dat nie mand groo-ter belang heeftdan het opperhoofd van den Staat, bij het bevorderen van het algemeen crediet en het wvlvaren der onderdanen, ef dat in deze met volkomen vertrouwen op het woord van den Koning moet worden berust; maar ik behoor er bij te voegen,'dat het ook de Koning alleen is aan wien het toekomt de initiative om ttent de in deze te bezigene middelén te nemen: niet en kel om dat het regenovergeftelde ftrijdig zoude zijn met de prerogativesbij de Grondwet aan de Kroon toegekend maar ook voornamelijk, om dat d< Koning de eenige vs die 'sRjjks adminifiririe, van des ochtend tot den «vond, in haren geheelen omvasg met een vaderlijk *>og gadellaat en, doorgrondende de middelen, kan beoordeelen, welke tor derzelver verbetering kunnen ftrekken. De Gjo-dwet heeft, in arrikel 12a gewild, dat de be grooting van de uitgaven van het R$k, waarop de inwil liging van de Staten Generaal wordt vereischtin twee af. dtellngen zoude worden gefplisten dat deze fplitfmg 7-i ude moeten plaats hebben over den jare 1820 of zo veel vroe ger als de omftandigheden her toelieten. De aandacht van U Ed. Mog is te regc op dit helang- rijk arrikel gevesrigd geweest; maar die des Konings nog meer Hoog^dc szelfs voornemen is. om. zodra de be groting van 1818 'ij de wet zal zijn bekrachtigd, de on- di rfebciden hi bfder. van Departementen van algemeen be flur.r aan te fel rijden, om "de. daar in voorkomend, oh- jecten tor gronofl-L', te doeh (trekken van eene te nemen pioeve van «leze fpli'fing. Aldus 7.aI men deze belangrijke materie met daadza ken voor zich kunnen behandelen en bezien uit alfe, die I, vrrfchiilende oogpunten, waar voor dezelve uit vuren I «sid vathaai is. N°. .4 DEN a FEBRUARIJ. OO u.O O cn JU *-".-3 u. C r-, C 3< U ÏJ co o r.Oo*' c-o S Z S.£<b "r* w -5 2 -z y C- w. -n o u, a. a> *5 C -Q a js o r N«( O uj O\vo .G- «ie©, •£>LO •*•0^0 es ja b SS -Al B o - "O U V 1 -c «li •n SS-I S.ï-°3 S '3 S I 5 J i C 5 u V ''D f* O 4> t> .0 -3 "O Q w w C CI.-O -C? r Ct <U o c C 9 O s. i i g MI g sr jj r- r: isf-T3_e«**Ou r\-*- l» Z* r- 1> -r E g ;ï°»-s - M ,y c 0> <u t> ai O.W» - - 51 Sï'5 ==t|s<- - 2 t §•-5 2 w i w Z.Ï3 »S 0 4) V O J JJ g -o s: Sjö c*.s gl"i ca C 4> o r" OJJ rz "SS'?;» --S3 S;c?S„ •SüS-Siïs-S'S.-Sig'S c c te_ O ix «iT3 o -C./1 OLrz - a. g .g u c c 2 g 5 ïx M Sr Jr a> u o sa S 'r G a U. -T- -a i; - s£I?S^ «J. .5 s "2 s S - -S - 3 ~x> j; -3 .2 -s wj3 a u a p •2-S sH -S'S"0 2 i® 8.g5 D.ze eerfte ruwe proeve zoude vervolgens leiden tot eene tweede, te weeten indien men daarin nier ie veel verhinderd wterd door de. veranderingen in de thans be daarde inrigtingenwelke het gevolg kunnen zijn van *8 Konings begeerte tdr fpaarzaamheid en vereenvoudiging^ aan de begroting van 1819 zodanig eenen vorm te geven, waardoor de verdeeling tusfehen de gewone zekere, en fteeds.voortdurende uitgaven, en de buitengewoneon voorziene en onzekere uitgaven, daarbij reeds eenigzins zoude kunnen worden aangewezen in diervoege, dat men, zonder daarom nog tot eene definitive corclufie te komen, bij die gelegenheid het gevoelen van U Ed. Mog, over die fplitfmg als het ware vooraf zoude kunneu leereo kennen. De Koning zoude zich daar door des te beter in ftau bevinden, om, met denjareiHao, het meergemeld a-rti- kel van de Grondwet behoorlijk effect te doen forteeren. Vroeger is dit niet mogelijk, eensdeels, omdat, inrus- fcheo zo als ik reeds daar even heb gezegd er nog veel ten aanzien der definitive organilatie van het alge meen Beftuur zal moeten gedaan worden en anderdeels r.iet minder om dat men ook den tijd moet hebben ora die verbeteringen en vermeerderingen van *s Rijles in kornften op te fporen en te bewerkftelligenwelke de middelen tot beftrgding der gewone vm<>r' iurende.uirga- ven tot eene genoegzame hoogte en orde kunnen opvoe ren dat zjj met verrrouwpn over een tijdvak van tien jaren zouden kunnen worden vastgefteld en-tevens-Voor de buitengewone uitgaven nog een redelijk overfchoc overlaten. De Koning verlangt des te meer deze beide proeven te nemen, om dat hij zich oyertuigd houdt, dat daaruit een nieuw licht moet opgaan ten aanzien van den wezenlij- - ken toelland onzer uitgaven, en dat men alsdan ontwa- ren zal dat zich onder dezelve zoo als zjj tegenwoor dig (taaneene aanzicnlijite masfa bevindtwelke geen zins geljjk men thans oppervlakkig zoude kunnen den ken, voortdurend zullen zijn, eD waarvan er fommige, zelfs reeds in de eerde aren of geheel zullen ophou den, of trapsgewijze verminderen. Wat het rweede ontwerp van wet aanbetreft, hetzelve is te regc aan eene der afdelingen van deze Kamer toege- fchenen e.ne vermeeTderfag van uitgaven te bevatten welke, een noodzakelijk fEvolg Is der moegelijke tijden die wij doorworfteld heboen, en, ten aanzien van het zelve en van de onmogelijkheidom in die vermeerderde uitgavan, zonder buitengewone middelen, te voorzien, moet ik mij gedragen aan het door mij ?ederaonftreerde bij gelegenheid vap het overbrengen dtèr wet. _JLk ff? jlU wfc-niiuucicn gerogciu worucu, om te voorzien in *sRijka financiëlen toetlaad. Ik heb opgemerkt, dat men zoude verlangd hebben de or.derfcheiden hoofdftukken van deze wet in zoo vele ouderfchcideDS wetten geplitst te zien, maar bet zij mij geoorloofd, aan te merken, dat zulks in de gegeven oinftandighedeo niet raadzaam zoade zijn geweest; daar gelaten dat ik het, zelfs in den vorm, vermeeoc voor onmogelijk te moeten houden. 5 -- A »-• -Q co c - Deze wet behelst, zoo als zij ligteen geheel ftelfel, g B b o a met het weldadig oogmerk, om aldus in eens alle verdere v ongerustheid over bijzondere belangen en over *8 Rgks financiëlen toeftand af te fnijden. Het eerfte boofdftukgeene genoegzame middelen tot beftrijding dezer uitgaven over 1O18 ainwjjzende, om dat de Koning geene nieuwe belastingen heeft willen voor dellen, terwijl men nog bezig was, om verbetering in de thans beftaande op te fpeurenmoestdoor een ge deelte der verordeningen, in het vijfde haofdftuk voor. komende, gefuppleerd worden. Had men, uit deze ferieshet tweede weggelaten, dan zouden de fchuldeifchers van den Staat zich te reet beklaagd hebben dat men voor alles behalve voor ben zorgde. Ten gevolge van dit tweede hoofdftuk, overgaande tot eene vermeerdering der publieke fchuld, was het billijk en nuttig, om tevens, régen dit onvermijdelijk nadeel, de bij het derde hoofdftuk daargeftelde voorzorgen tegeo over te plaatfen, door eene krachtige vermeerdering der dotatie van *s Rijks araortiftie-kas door den daaruit voortvloeijenden vroegeren afloop der uitgeftelde fchuld en door de verordening, dat de renten, zoodra mogelijk, op den vervaldag zouden fit orden betaald. 'De bepaling in. het vierde hoofdftuk voorkomendekonde, als op een .J?.a U 1— T3 G -r-C - ei n -ü - y li MM» c s s u 9 V a .i: "a "o •p M 1 S"=°5é--« u r e S O O v n n u w. O <U ««■OT33 O »u fl »- U tl 2 aT! »v -j «,2.c»2 o O. •5 -*°^ »K3cO v-OW "3® «J 2 V H «1 -3 "Z O M w k. G— "w 5* •"«No OD f 0\ «i Ut -J U 5 P f> 4> O Sfa Jt! |-5 x 5 af Z* 2 «1 -1- U S S tj ei 5 - 5 -0' S M-o CS V O x. Q._ 2 bl a E - - C 2 c 'Sk*" 3 -c n ^?**c.0£iJ P -f -- fcfiC.C 0-5 >2C Sa S jy -u.- X 9 1 co -» 2i -Si 5-£'r o Sï g-sf 6-üff s S 5's Ó-I c e O s 3 o-ë CB< a -ï.—"5 c S s - ra,, Sis8S-5»fc« c S 2 «»- 5 5 O s £:3 >-onS.CJ» c «j li -3 5 <*«- iC! i- •- 1» al o t!-«>üwCu Ci c 3 c 2 5 o 3» c"3 gc-fl iten tractaat gegrond, overbodig befchHuwd worden, indien dezelve niét noodig7 was tor beter verftand van het crediet bij het vijfde hoofdftuk bedoeld. En dat dit vijfde boüfdfthk oflontbeerl^k wierd, zal wel geen betoog behoeven. 1 Dan waartoe zoude roch" deze fplitfiing gediend hebben? 'Het'fchijntdat die bëgeë^fe hoofdzakelijk uit de ver ordenitigen, vervar in het ^:ie hoofdftukis voortgefpro- ten nier uit deeerfie afdejling vai> het/elvete^ën wélke ik geene bedeokirigeh vao eenig belang heb horen maken, maar uit t'.ie, vervat in de 2 le afdceling welke'handelt over den Néderlindfchen achterlland. De Koning heeft, bij hef onlargs ingezonden veranderd ontwerp III, in die afdeeling eerê zeer belangrijke tvijzi ging daargedeld naar aanleiding van aan Hoogstden/.elven geopperde bedepkingen en bekend geworden daadzaken. Her is den Koning voorgekomen, at deze wijziging, of niet genoegzaam begrepen ofniet door allen naar wltar- de gefchat is geworden het id le arrikel luidt thans als volgr: de renten der in betaling te gtven werkelijke Schuld zullen ingaat met dm eerften Janumij 1S18. of zy veel vroeger ah tVij den Raad va', State gehooid zullen be minden te behoren naar mate van den aard en oorf rong van fommige fchuld en of uit hoofde van andere bijzondere r.mflar.dï.h den: deze renten zullen in alle gevallen ge- kweten worden in gereden gelde Uer iprtckc van /.Le. at hi«rdoof aan den Ko: ipg her *;rvtig cp -Je ktt "tir: ze. ü.'ff-».) -o c c :n> JZ n - O M 2 t 2 C S 5 .2 d'. 3 '3 F- 5 1 a 5J9-0 T. a N c a. Z-~ c;p.2 r s 5 O OJ M -O "O S BZ'i - o - - Ji S - -«'2 - ra u. - 2*5 2-2 -TÏ ct H» o K.^* OJ 2 euj c _- £2- c M M o a ra -3 M C o a o. i- u (sj 3 :c? 0 0 t- c c - -- o - ■*-} <u 0 - 'rr Ci. s* 3-2- a> c -<>. 3 o ze a ït£ oj -» C U V - O N C -i^P "3 re 1 OJ -O. SÏJZ? b e 2 u Tj c "«5 a erT C£ - o T3 3 i- a: a>" a-x3 w 3' si c 5 S- 'S c 3 '5 - H E c x 2 1^ X* I— IT rS c Z :s» o i W, ra P- S-X

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1818 | | pagina 1