c U B I E. BURGEMEESTEREN DER STAD LEYDEN hebben goedgevonden met overleg V3n den Heer LUITE NANT KOLONEL, K-otnmandanr dezer Stad, te bepa len, gelijk bepaald wordt bg deze Dat voortaan geen Herbergier, Tapper of foorrgt lijke 's avonds n? tien uren zal vermogen te tippen aan eenige Onder - Officieren Manfcbappen van het Garnifoen of Verlofgangers, maar verpligt zijn dezelve op genoemd uur dadelijk uit hunne huizen te doen gaan op eene boete yan Drie. Guldens voor de eerde maalZes Guldens voor *le tweede maal, en fluiting hunner huizen voor een be paalden tijd, voor de derde maal. Bij aldien de opgenoemde Militairen mogten weigeren 'op het bepaalde uur, de Herbergen of Tapperijen te ver laten, zullen de Herbergiers of Tappers gehouden zijn, daar van dadelijk aan de Hoofdwacht kennis te geven ten einde daarop order gefteid worde. En zal deze worden gedrukt en alle Herbergiers en Tap pers tot der/elver narigt worden ter hand gefield, met last om dezelve in hunne huizen voor te hangen; terwij[ de Beambten van de Policie gehouden zijn v voor zo veel hun aangaat, aan deze de hand te houden. Aldus gedaan en gearrefleerd bij H. H. Burge- meesteren der Stad Leyden op den 14 Meg 1816. HELDEWIER, Preftdent. Ter Ordonnantie van dezelve, P. A. Dü PUI. B E R I G T. De Ondergeteekenden door Zgne Excellentie den Heer Luitenant - Admiraal van KINSBERGEN Grootkruis san die Willems Orde-, enz. enz. enz., in den jare 1815 ver zocht zijnde óm het toeverzigt over het door Zjjne Ex cellentie als toen uitgegeven Programma op zich te ne men; en vervolgensom de beoordeeling van de Stukken en Kunstwerken, daarop vervracht wordende, aan daar toe bevoegde bekwame Mannen op te dragen hebben zich van dezen last gekweten; en zgn thans in flaat om met voorkennis en goedkeuring van gemelden Heer Lui tenant-Admiraal'daarvanmitsgaders van de door hen uitgebragte en bg hen ingekomen advgzen der onderfchei- de Beoordeelaren, verflag te geven. •I. Op hef gtfehted- en redekundig Gedcnkfchrift van de verlosfing en herfielling van Nederlandin 1813 zjjn ingekomen drie Stukkengeteekend niet de fpreu- ken: No. I. Neque se, neque quemquam Batavumin verba Galliarum adegit etc. Tacitus, Hist. IV. Ziek zijnde zie ik in de Natüur niets anders dan een zamenflel van verwoestingenz de Jonge ^nach, 3e. Deel. 3. Omnes omnium caritates Paitia una eomplexa est. r Van welke drie Stukken No. 3. met de rpreuk, Omnes omnium caritatesenz., door de Beoordeelaars, met een parigheid van (lemmer, geoordeeld is de- uitgeloofde re- numeratie van zeven honderd Guldens of de waarde daar van in bewerkt Goud of Zilver, ten volle waardig te zijn; terwijl het Stuk No. 1, onder de fpreuk: Neque se-, neque quemquametc., hoewel eenige goede gedeel ten, hier en daar den Sallufliaanfchen trant gelukkig nt- bootfendein zich bevattendeechter eenparig begre pen werd, uit hoofde van vele daarin voorkomende over tolligheden en gebreken niet mede in aanmerking te kunnen komen. Het Naambillet van het bekroond Stuk No. 3. geopend zijnde, is gebleken dat deszelfs Schrijver is: de Hoog geleerde Heer Johannes Henricus van der. Palm, Prsfes for ti Leijden. 1,11. Op de vraagvan een uitvoerig Nederduitsch Dicht- Jluk op de opgemeld» belangrijke gebeurteniszijn in gekomen vier Stukkengeteekend met de fpreuken No. 1-En quo discordid cives Perduxit miser os etc. Virgil.iüs. a. *K ben geen geleerd Poeëetmaar flechts een Land. mans Zoon enz. 3. Soli Deo gloria 4. Eben Haeztr. jr Alle deze Stukken zgn door de Beoordeelaars eenpa- .s-jgljjk begrepen aan het verlangde niet te beantwoorden; Ichoon twee derzelven No. 3. Solt Deo gloria, en No. 4. Eben - .Haëzer en wel inzonderheid No; 3. op vele plaat- ren fcèbonheden in zich bevatteden die kenmerken dra gen, dat de Dichters van dezelve dien naam niet onwaar- el ig^zijn. ill, Op de vorderiag van eenen krachtvollen Nederduit- fchen Lierzangmede dezelve gebeurtenis bezingende zijn zeven Dichtftukken ingekomengeteekend met de fpreuken No. 1. Concordia res parvae crescunt o. Lans Deo salus populo 3. Deos Regesque canjtDeorum Sanguinem per quos cecidere justa ■Mof te Ctntauricecidit tremendae Flam ma Chimacrae ho rat i u 9. 4Laurea. desidiae praebctur nulla, potents Esto ani- mo at que audi 5. Het zal alleen van ons afhangen vrij te zijn, Grondl. v Neerl. Onafhankl. Voorredebl. S- 4. Onkreukbrt heldenmoedop trouw en deugd gevest Bcfchtrmt eeuw uit, eeuw in, het Nedcrlanisch Gewest. L. W. van Winter, gzb, wan merken. 7, Der Englen faam zal de onze wezen Als 't licht rijst uit de duisternis Wanneer de dooden zijn verrezen En óf aard op nieuw een Eden is. De meerderheid van de Beoordeelaars hebben omtrent de-Ze Stukken begrependat geen van derzelver mlkars op de uitgeloofde renumcratie aanfpraak konde maken, hoe zeer drie van dezelve Lierzangen, zijnde No. 1, 3 en 4, inzonderheid No. 3 onder de fpreuk: Deos reges que canitetc. alle onderfcheiding verdienden. IV, Op de aanvraag en het verlangen van een Volkslied vut de daartoe behoorende muzljk In devmaak van de bekende Liederen: Wilhelmus van Nassauen en God save the King, zgn vijftien Liederen en daartoe behoorende Muzgkftakken ontvangen ge- tcekend met de fpreuken: No. i, Ten dienste van het Vaderland. 2. Laat onbeklemd uw zangen fchallen Nooit klinkt de toon van yt harte valseh. t o l l e n*s. 3. Eene aangename gebeurtenis is dubbel aangenaam wanneer wij geene reilen hadden uit te ver wachten, Riedpl en van Alpijen. 4. Celuiqui sent la veritént peut s'Jbstenif de Tadorer celui qui demeure jroidne l'a pus vut R o u s s e a u. 5. N^en eer h t levenslicht verliezen Eer iemand d*adeldom van Hollandsch roem virzaa'it. 11 e L m C R s. 6. Poor Vaderland en Koni-ig. 7. Het is een zoete taal te dingen naar den prijs Door V Vaderlandjche Lied op Vadcrlandjche wijs. 8. Principi et Patriae 9. De liefde lot zijn Land is ieder aangeboren. V o N D E l. 10. Mijn wensch ftrekt heen naar roem en voordeel, Doch tevensdat men billijk oordeel. i IIs waar een grootfcher zang kan ligt mijn kunst verdoven Maar yk heb de taal van V hart gezongen in mijn Lied Een ander ga mijn zang, in trolfchtr kunst, te boven Hij overtreft mij toch in ronde opreglheid niet b e l l a m Ij. iü. Ést laudanda voluntas. 13. Voor het Volk. 14. a en b beide onder Zinfpreuk Vreest .Godeert den Koning. 15. Voor Koning en Vaderland De beöordeelaars hebben eenparig begrependathoe zeer fommige der Muzijkfiukken onder anderen No. 2. onder de Spreuk: Laat onbeklemd uw zangen fchallenenz. niet ontbloot waren van verdiensten, ingeenederzelven.de echte toon getroffen was; en dat alzo geeoe der zamenftel- Iers de daar voor uitgeloofde remuheratie had verdiend. Met betrekking tot de Liederen hebben beöordeelaars verklaard, dat fommigen van dezelve, inzonderheid No. 8. onder de Spreuk: Principi et Patriae en No. 5. onder de Spreuk: Neeneer het levenslicht verliezen enz. wel in foort onderfcheidenemaar wezenlijke verdienstee hadden vooral No. 8. in het ernftige en No. 5. in een meer luchtigen toon; en alzo beide aanfpraak op een gedeelte der uitgeloofde remuneratie hadden. Ten gevolge van dit oordeelwordt dan ook door den Heet Luitenant - Admiraal van Kinsbergen, aan den Dichter van het Lied No. 8. onder de Spreuk: Prin cipi et Patriae toegekend de helft van de (om van vijf honderd Guldens of de waarde daarvan in bewerkt Goud of Zilverwelke aan den Dichter en Componist te zamen bij het Programma, waren uitgeloofd; en wyders aan den Dichter van het Lied No. 5. onder de Spreuk: Neen, eer het levenslicht verliezen enz aangeboden eene ge paste remuneratie, door gemelden Heere Luitenant-Admi raal nader te bepalen, indien de Dichters dezer Liederen respectivelijk kunnen goedvinden hunne namen aan de Ondergeteekenden te openbaren, en aan dezelve tevens de vrijheid te bezorgen, om de biljetten hij hunne Stuk ken gevoegd, te openen. En heeft de Heer Luitenant - Admiraal van Kins- bergen aan zich voorbehoudenom op zodanige wijze, als zijne Excellentie nader zal komen goed te vinden, in het verkrijgen van gepaste Muzijk voor deze beide Liederen, te voorzien. V. Op de uitnodiging tot het vervaardigen van eene Schilderijverbeeldende eene belangrijke gebeurte nis uit de eerdé dagen der omwenteling van No vember 1813, zgn vijf Stukken ingekomen, getee kend met de Spreuken: No. i. Raakt Land 'en Stad of Dorp in nood, De ware trouW ontziet geen dood. 2. Edel voed fel verflerkt het leven van Kunsten en IVetenfchappen. 3, O zaligzalig dak dat na *t gerekt verlangen Den afgebeden Vorst in blijdfehap mogt omvangen! Waaronder juichend Volk des dwinglands hand ontwoeld Zich om Oranjefchaart en 'e zoet der vrijheid voelt 4, Daagt op van 't Noorden daagt ten jlrijddan woeste volken Ontflijgt0 Horden! uw fpelonken en uw kolken Europe eens fchuw van u roept thans u bid dend aan. L. 5. De Konsthoe lang gedruktkan ruimer adem halen Nu zij weer Ncerlandsch moed en \Kbraafheid af kan malen Volgens het eenparig begrip derJBeöórdeelaarshebben flechts twee Stukken, te weeten No. 4 met de Spreuk: Daagt op van *t Noorden-, enzen N045. met de Spreuk De Könst. hoe lang gedruktenz. in aanmerking kunnen komen; dan, hoezeer dezelve onderfchei^enebetrekke lijke verdienflen en kunstwaarde hadden.,is echter geöor dècld, dat door geen van beide, aan het bij het Program ma gevorderde was voldaan. Ter onderrigt van de Mededingers wordt door de On dergeteekenden bQ deze nog gemeld: dat de Naambiljet- jes tot de onbekroonde Stukken zonder onderfcheid, behoorende, ongeopend zullen worden verbrand; en dtt de Kunstenaren, welke naar de uitgeloofde remuneratie onder No. V. gedongen hebben, de door hen ingezonden Stukkenmits daarvap bewijzende dt Makers te zijnte gen behoorlijk re^u kunnen terug ontvangen; en zicb toe dat einde bij den laatst Ondergeteekenden kunnen aanmelden. Amftcrdapt, den 9dea Mti 1816. H. C. C R A s. D. Hoopt. D. J. van L e n n K P. M. C. van Hall. DE DISTRICTS.COMMISSIE TE LEYDEN, cot aanmoediging en onderfleuning van den Ge- wapenden Dienst in de Nederlanden, aan de In gezetenen van gemelde Stad. Stadgenoot.. n| De verlosfing onzea Vaderlands, bevestigd en voltooid door den roemrijken Veldflag van Waterloo, heeft niet alleen den moed, de trouw en dapperheid der Nederlan ders in een helder licht geplaatst, maar ook den alouden roem van Nederlandfche liefde en weldadigheid geftaafd en doen herleven. De giftenop onderfcheidene wijze ingezameldtot onderfleuning der verminkte, en van de Weduwen en Weezen der gefneuvelde Verdedigers van ons Vaderland, zijn reeds zoo aanzienlijk, als men ze van eene Natie, gelgk de onze, in zulk een tijd uit zulke beginfels gegeven, verwachten mogt. De reoten der ingezamelde gelden zullen moeten dienen, om aan allen, die op dit Fonds eene n-ett'ge aanfpraak hebben, zoodanige jaarlijkfche uitreikingen re doen waardoor hun lot aanmerkelijk verbeterd zal worden en zij, b> ven het bereik der behoefte geplaatstDimmer toi eenige inliet vtrvd.g op de kant van deze JHadz.J c o o O o a> —3 a F JZ. G - 0 3, T3 £- O h. - •tï O g-O - E S :o> 11 -e c - v .T? C C "J - fc - O o E o -O o O O [j: o -a 01 u m b :S?X! a - -S-Sï t? »- o c O -a - «T3 w - 5 e 5^ •S-c c - 5 £n<.c«„c~ uz 2 cc co p 4> C - O 1 te U Jr c O i, 23 ar 0 T j. cm J. c s o z. u Wc -± a s rsg - c <u o v o Xi o o 3 <u o» 2 *- o 5 o *- QJ 3 3 o f|S||4 O U W 2; v 2 U* C G.JZ 5 t- S^.s^ ^3 -O O 2 - B £-a n 2 t# •S ol- sSS s Wj: a >a oj es «Q - <U V c. •<v 2 m -e> S E.J5.S o ■5 s S i= "-0 s*Ui« c S Z S tuo o ja g-s s g C u 0 O ""2 t» -N't w fee «•2 g S.'3 ë-S °.fi 'S.3 2^2 I c F u* w x> D. w N <u Is S t-S-22 u O M' «u Si 'sfüSi - ÏS ^£^5- -a bOM a Zï» F.'* a o s;» ,„m3O0|JJ° O .5 t - N O n c „.2 S '•f al1 u oC »i Nb«n=ï>6Bc„a'os;f o a <u X" vj "iü-=3g«-SJ g£ÜS'S§-E s=5 t: s tr° £3O«£c-Ï2 222.0 w o O Mrt u Z'S&Z-Z'* a c g o es -* O w IKü 5 wj '5b O 3 s aJë o"0 c c c £Sff5S9pl«iIsxë> NCMC O CT3H X- S 2-3 NO 3 O u N e u 1 u - <0 t3 L t- S S h S 1"' - a u 3 a o cl^ö <u c 3 o M5J-aj""sSo a ,5u^i;o«£c£'3«)* 2 -;,5cw;52^-- 1. -O - O Ct c o c .5 c n w-2 0 ff - 2 0 t-5 -S 2 M o L 3 g.5«s - J s g -- JÏ'T S S --0. 3>-z- C e r—C u O c 3 w 4^ ffj 23 8f 5.-'3>ü3^^cg|2>« O 1. Tl "3 7. u H g-c üj: c® «1^ y> - S H =2 S f-u £4;-- -Ï-O s C bil o -ie v- rr F O 2 s co to o tic m'Z. c c C N. N - -3 o 1 s bfi O - wr -- r C a 0 3 2 j' jü 'o 'c o«i u f S"4" c Eji M H - n - 3 jlia'A -t aP3 U4w.2"3 C C -0*= T* t- <a. 2 «-• i> ~3 >2 c.5 i;- - 5 Sf s c gis g,"- 2 a>c -S05 b£ «"«m cT-a - c O -19 o CJ Q c <L» 'iSS1 2 52 Sit êï!2>ïSSa it SSii.'-ü'.iS "-S2Si=- •O -•«cgT3e'M 3 S s •S'3 2 ?|s3J&-3.S I| |;5|<g-tS- h «2s a>-bo«> mc^ o 2 M <u t, u. 5 tsc-* dl S N oZ N O ï.-ïp "2 s 5 S 0 e -S-3 £.5 i-0® -3 luo'is-'S' 3 bcE« c •-< o/ü 5^ U3 O»- o S.Sifc. B <w vi -> c= O. u J3 O h o. 'a "2 -r-, o e E>s o "'i'a 5 g2-c-~2-°S ï-*"Sr.-Sg Ï9 b. g« a<u «5 2 SS.° >5 P'a 4 ÖO a - QO II 12 - 1 c i el I •f- M n i f. S 51 c/> T3 .5® a _g xï.ü'-'öï'e Si^o6'x o c e* X? <a h o O UZ CC O r- O- 4/ 2 0«-Crf=oo 'CcoE-a2^;'02a -a"n u-c-a c fc-52a'^iS* P 9 N Sf 'A S SJ 5 e B o to o Sf a<tJ ai e .e u o s o i? cj MC e m o f h-a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1816 | | pagina 3