En nu is er nog paar één 11 Finale Aan het begin van de jaren zestig bezat Leiden vijf dagbladen die zich bezighielden met lokaal en regionaal nieuws. Met de opheffing van de Leidse Courant is dat er nog maar één. Een terugblik door Ruud Paauw (56), tot voor kort adjunct-hoofdredacteur van het Leidsch Dagblad, thans ombudsman bij dezelfde krant en sinds 2 oktober ereburger van Leiden. mor Ruud Paauw Toen ik, in september 1961, de eer- ite wankele schrede zette op het hurnalistieke pad, telde Leiden nog pjf dagbladen die zich met het lokale jn regionale nieuws bezighielden. Ze varen keurig verdeeld over de zuilen jiraarop Nederland in die tijd rustte. /oor ongebondenen en niet al te jwaar op de hand zijnde christenen vas er het Leidsch Dagblad, voor or thodoxe protestanten de Nieuwe (jeidse Courant (gevestigd in de steenstraat, waar nu een deel van let Lido-theater zich bevindt), voor le rooms-katholieken de Leidse Bourant (toen nog heel passend ge- I misvest aan de Papengracht), voor je linkse gelovigen was er de Leidse jditie van Het Vrije Volk (ook aan de jteenstraat, in het pand zit nu een laaimachinewinkel) en voor behou- lende liberalen en vooral kunstzin- lig ingestelden bestond er een Leid- Iie editie van het Haagse Vaderland. Vat een weelde was het. Persconfe renties stelden nog echt iets voor: er kwamen maar even vijf journalisten iroor opdraven, allemaal getooid met de bril van de eigen zuil. Spetteren en bruisen deed de jour nalistiek in die dagen niet. Men ging lar iets toe en registreerde. Selec- i-criteria waren er nauwelijks. Al- zijn plaatsje in de krant: de luariumhouders, de kanariefok- de reisjes van de plattelands- wouwen, de nooit eindigende reeks ^ïbilea enzovoort. ""Het leidde tot gezapigheid, tot een tamelijk steriele volgzaamheid. De srant was een soort doorgeefluik, (ets kritisch begeleiden deed men telden. Journalisten waren ook geen mafhankelijke waarnemers, zij wa- - "en er in de eerste plaats om hun zuil ie stutten. o Jet moet een heerlijke tijd zijn ge- iveest voor wethouders en andere jutoriteiten. Ze konden rustig hun ^■tang gaan, wat ze ook uitvraten. "o1 Niemand waagde het hen eens ste- arig op zwavelzuur te zetten en me 3unkt dat daar vaak redenen genoeg joor waren. Het zat hem waar- ihijnlijk ook in cfe aard van de tijd. iet was alom rustig bij ons in Hol- ind. Er was werk in overvloed, sta- üngen deden zich nauwelijks voor, »an milieurampen hadden we nog ;een weet, autofiles waren totaal on- :kend en het leger sociologen, zie lknijpers en therapeuten dat ter- BIwlle van de eigen portemonnee ons «ter zo bekwaam allerlei problemen inpraatte, bestond nog niet. ereen kende zijn plaats en dat >ld zeker ook voor de journalist. Rotary f )e redactie van het Leidsch Dagblad feiestond bij mijn komst uit twaalf re- Placteuren. Ze werd geleid (hoewel "lat een groot woord was) door J. trouwer, een aimabel, hoffelijk geen journalist met irikt n zijn aderen. Hij had voor zichzelf jj^ok een heel andere carrière op het U )og gehad. Door de crisisjaren was lij in de journalistiek beland en laarin blijven hangen. Van contro- fersiële stukken in de krant hield hij liet. We moesten letten op wat men- "m bond, niet wat hen scheidde. Pri- leurs bereikten soms maar moei de krant. Als een redacteur be- lald nieuws had vergaard en hij, trouwer, had dat ook bij de Rotary Jub gehoord, dan zij hij niet zelden: .Zet dat nou maar niet in de krant, rant dan denken de Rotarians mis- :hien dat ik uit de school heb ge lapt". Onder de jongere redacteu ren ontketende hij eens een ware op stand door een artikel over de Beat- jes te weigeren, want dat waren baar „vieze jongens". Het kwam er na veel heisa en herschrijven toch in. Zijn wereld stortte ineen op de dag Van het huwelijk van Beatrix en jjjClaus (1966). De stoet was herhaal- flelijk vergeven van de rookbommen Pi de tv registreerde dat haarscherp. idfifrouwer' zeer Oranje-gezind, wen- me-Ste daar geen foto van in zijn krant jta^e zien. We dromden furieus om hem neen: „Maar meneer Brouwer, heel Nederland ziet het, dan kunt u het ch niet uit de krant houden?" Hij erd rood in zijn gezicht en zei ten otte geheel ontdaan: „Dan moet t maar". Van dat moment afkreeg ARCHIEFFOTO LEIDSCH DAGBLAD A.W. Sijthoff richtte in 1860 het Leidsch Dagblad op. Meer dan een halve eeuw werd de krant vervaardigd in het pand van A.W. Sijthoffs Uitgeversmaatschappij aan de Doezastraat. FOTO R. VAN GULICK Het Leidsch Dagblad, sinds 1917 gevestigd op de kop van de Witte Singel. ARCHIEFFOTO LEIDSCH DAGBLAD De Nieuwe Leidse Courant zat naast het Lido-theater. hij te maken met een maatschappij die absoluut de zijne niet meer was. Radicaal De bedompte manier waarop in het Leidsch Dagblad regionale journa listiek werd bedreven, veranderde radicaal toen aan het eind van de ja ren zestig Rob Soetenhorst Brouwer als hoofdredacteur afloste. Hij haal de de luiken van de ramen weg en liet het redactielokaal met zuurstof vullen. Ontzag voor autoriteiten was hem vreemd en de Rotary Club zei hem niks. Vooruit, er moest worden geschreven. Soetenhorst (tegen woordig hoofdredacteur van de Haagsche Courant) was gewoon al lergisch voor gezapigheid. De cul tuurbreuk had niet groter kunnen zijn. Zelfstandig bleef het LD tot 1980. Door een wijziging in de eigendoms verhoudingen werd in dat jaar een fusie aangegaan met het Haarlems Dagblad onder de holdingmaat schappij Damiate. In 1990 kwam er ook een nauwe redactionele samen werking met het Haarlems Dagblad tot stand, omdat de drukpers in Lei den niet meer kon voldoen aan de moderne eisen en geld voor een nieu we ontbrak. Sinds 16 april 1990 wordt het LD in Haarlem gedrukt. De Leidse editie van het Vrije Volk werd in de beginjaren zestig gevuld door Henk Lichtenveldt, een uitste kendjournalist die het later nog zou brengen tot hoofdredacteur-direc teur van het ANP. Hij stond voor een uitermate moeilijke taak, want hij moest alles vrijwel in zijn eentje doen. Maar hij had een goed gevoel waar nieuws te halen was en troefde de andere kranten nog wel eens af. Lichtenveldt had ook zijn typische barrières. Het Vrije Volk zat vastge schroefd aan de PvdA. Over die par tij dus geen kwaad woord in de krant. Om gedonder te voorkomen zag hij zich gedwongen sommige stukken eerst te laten lezen door Kees Piena, de toenmalige fractie voorzitter van de PvdA. Van Lichtenveldt herinner ik me twee boeiende momenten. De eerste keer was dat bij de diefstal van enke le tonnen aan salarissen in het Aca demisch Ziekenhuis. (In die tijd kreeg je aan het eind van de maand je salaris nog in de hand gedrukt). Op het politierapport deelde de poli tie (goden waren dat in die tijd) doodleuk mee dat in verband met het onderzoek absoluut niets kon worden meegedeeld. Zelden zal ie mand zo rood, groen, blauw, pimpel paars zijn aangelopen als Lichten veldt toen. Nog weken daarna schuimbekte hij als je hem erover aansprak. „Een dorp is het hier, niks anders". En dan was er die grote brand in so ciëteit Minerva. Het telefoon-alarm had Lichtenveldt kennelijk niet be reikt en daarom arriveerde hij veel te laat ter plekke om er nog een stuk over te kunnen maken. Ik zie hem nog staan, de kop diep tussen de schouderbladen. „Henk, je kunt het toch bij ons lezen", zei ik plagerig. Hij keek me aan of hij een gat in me wilde schroeien. Het was niet leuk. Linkse zuil De linkse zuil in Leiden sneuvelde als eerste, in 1970. Het Vrije Volk, gevestigd in Amsterdam, hield er in Nederland zo'n veertig edities op na (een geldverslindende bezigheid) en al die edities konden wat plaatselijk nieuws betreft niet langer op tegen de zich steeds verder ontwikkelende. tieke partij en op die partij geen en kele kritiek uitoefende, kreeg de wind tegen. Er was steeds minder behoefte aan. Men wenste, mede door de invloed van de tv, breder te worden geïnformeerd. Het abonnee aantal van de gehele krant (ook de Leidse editie) zakte in korte tijd zo dramatisch dat er wel gekapt moest worden. ter pers. Bovendien ont-ideologiseerde -Nederland danig na het jaar van de culturele revolutie (1966). Een krant die gebonden was aan een poli editie van het Vaderland het. Al te veel in de melk te brokkelen had die editie niet gehad. Haar abonnee aantal was altijd al beperkt geweest. Zij bevatte ook niet het 'kleinere' Leidse nieuws. Maar de kwaliteit van wat wèl werd gebracht, was goed, dank zij de bijdragen van 'Beer' van Mourik, een all-round journalist op wiens artikelen over de Leidse universiteit wij bij het Leidsch Dagblad wel eens jaloers waren. Het noodlijdende Vaderland ging in 1972 op in het Algemeen Dagblad. Toen waren er nog maar drie regionale kranten over. Kwartet-bladen De Nieuwe Leidse Courant (opge richt in 1920) behoorde tot de Kwar tet-bladen (De Rotterdammer, De Nieuwe Haagsche Courant, het Dordts Dagblad en de Nieuwe Leidse Courant) en zij bediende de ortho-"' doxe protestants-christelijken, de mensen rechts van het midden. De Nieuwe Leidse werd gedrukt op de persen van het Vaderland in Den Haag. Hoofdredacteur van de Kwar tet-bladen was dr. E. Diemer. In Lei den was chef-redacteur S.J. de Groot (hij was er op tegen dat zijn voor naam Simon in de krant werd ge noemd) verantwoordelijk voor de gang van zaken. Hoewel bij hem stel lig nimmer de revolutie zou begin nen, was hij toch wel vooruitstreven der dan zijn hoofdredacteur. Hij had ook het vermogen over de rand van de christelijke hoed te kijken en waarschijnlijk daardoor ook maak ten hij en zijn kleine club getrouwen in de jaren zestig naar mijn idee de beste stadsrubriek van alle Leidse bladen. Ook zij hadden veel frutsel- berichten, ook zij registreerden voornamelijk. Maar uit hun handen kwam tenminste af en toe een be hoorlijk commentaar op plaatselijke gebeurtenissen. De Nieuwe Leidse had weer andere achterhaalde stokpaarden dan de rest. Aan zondagsport wenste men geen lettergreep aandacht te beste den en zoiets als de Tour de France werd gezien als een rechtstreekse uitvinding van de duivel. Met de alom sterk groeiende aandacht voor de sport kon dat natuurlijk niet goed gaan. Maar wat de Nieuwe Leidse vooral parten ging spelen was de sterk toenemende ontkerkelijking. De oudere lezers werden nog wel vastgehouden, met probleem zat hem in het gebrek aan nieuwe. Dramatisch In 1966 gingen het landelijk dagblad Trouw (gematigd-progressief chris telijk) en de Kwartetbladen een fusie aan. Ze vielen nu alle onder de NV De Christelijke Pers. De bedoeling was het draagvlak van de christelij ke pers te versterken. In werkelijk heid pakte het dramatisch anders uit. In 1972 kwam er ook redactione le samenwerking tot stand. Het leid de er in de praktijk toe dat de Kwar tetbladen (avondkranten) in het ochtenblad Trouw werden gescho ven; ze verzorgden daarin voorna melijk de regionale pagina's. Een slechtere keuze had men niet kun nen doen. De behoudende Kwartet- lezers moesten niets hebben van de geëngageerde journalistiek van Trouw, men herkende de eigen als „gezellig" ervaren krant niet meer. Het omgekeerde was trouwens ook waar: Trouw-lezers zagen niets in de Kwartet-opvattingen. In de woorden van De Groot: „Er werden twee mentaliteiten samengebracht die beide wel een christelijke grondslag hadden, maar die veel meer verschil den dan overeenkwamen". Bij hon derden teglijk liepen de abonnees weg bij de Nieuwe Leidse. Het was een deprimerende ervaring voor de betrokkenen. Begin februari 1975 viel het doek voor de krant. De Groot stapte over. naar het Leisch Dagblad om daar de rubriek geestelijk leven te leiden. Hij had het daar wel even heel moeilijk mee („Ik heb jullie 28 jaar beconcurreerd!"), maar spijt heeft hij er, denk ik, nooit van gehad. Het LD zeker niet. Toen waren er nog maar twee Leidse bladen over. De Leidse Courant spreidde in het begin van de jaren zestig haar be schermende vleugels uit over de rooms-katholieke gemeenschap. En in hoofdredacteur L.C.J. Roozen had zij wat dat betreft een ware grootze gelbewaarder van al wat er rooms groeide en bloeide. Een woord van kritiek jegens de geestelijke hoog waardigheidsbekleders was vol strekt uit den boze. Men behoorde hen slechts te dienen. Zodra'een van hen het redactielokaal betrad, ge beurde er, aldus een der LC-journa- listen, het volgende: „De hoofdre dacteur stoof achter zijn bureau vandaan, vanwaar hij de hele redac tie kon overzien en kwam de herder tegemoet. Bij een kapelaan slechts enkele stappen, bij een pastoor hal verwege en bij elke godsgezant bo ven de rang van bouwpastoor tot handbereik. Nadat hij zo mogelijk een ring had gekust, trok hij zich met zijn buit terug in zijn lokaal en sloot de deuren om de eredienst on- 1 door onze meewarige blik ken te kunnen voortzetten". Objec tiviteit jegens r.k. sport-, toneel- en zangverenigingen bestond niet of nauwelijks. Ze werden, wat ze ook deden, geprezen. Men moest de zuil tenslotte overeind houden. Roozen demonstreerde zowel een grote belezenheid als wereldvreem de trekjes. Een journalist behoorde niet voor zijn dertigste te trouwen. En een echte journalist trouwt hele maal niet, zo hield hij zijn redacteur Ton Pieters (later een der beste ver slaggevers van de krant) voor. Een journalist met een baard dan wel ge blokt hemd was ook uit den boze. Journalisten waren heren in colbert. Heren ja, over dames werd zeer lang niet gesproken. Wanhoopsdaad Maar de eerste vrouw moest er eens komen. In de zomer van 1965 was het zo ver, onder Roozen nog wel. De jonge Lenie van Brussel (ze werd la ter onder de naam Heieen Crul een gevierd journaliste en columniste bij Margriet en Elsevier en ontpopte zich als een vrouwelijke dr. Spock met haar boek 'Wij willen kinderen') heeft over die ervaring jaren later heel geestig geschreven, al zal ze er op het moment zelf aanmerkelijk minder plezierig over hebben ge dacht. Ze had eerst geprobeerd bij het Leidsch Dagblad te komen. Maar daar stuitte ze op de heer Brouwer, die zijn hoofd schudde over zoveel vermetelheid. Vrouwen in de jour nalistiek deugden niet. Het waren haaiebaaien of iets nog bedenkelij- kers. Erger: vrouwen deugden ook niet voor de journalistiek. Geplaagd door nijpende onderbezet ting op zijn krant nam Roozen haar aan, volgens Lenie van Brussel „een van de grootste wanhoopsdaden in zijn leven". „Zoals het Vaticaanskoor bij gebrek aan beter meisjesstemmen in zijn gelederen ging opnemen, omdat jon gens liever voetballen, zo kwam ik bij de Leidse Courant". De komst van een marsmannetje had niet met groter zorg kunnen worden om ringd. Roozen gaf haar de sleutel van zijn eigen toilet bij de LC en daags voor haar komst nam hij zijn redac teuren stuk voor stuk onder handen „hen op het hart drukkend dat mijn tere zenuwen en mijn ongeschonden reputatie niet bestand waren tegen hun bloemrijke verhalen en verder felijke grappen". Zelf mocht ze nim mer bij duisternis in het telexhok gaan staan noch met een zekere re dacteur een strandwandeling onder nemen „en verder restte mij de droe ve plicht keurig met dichte kraagjes naar het werk te gaan". De deur van zijn kamer zette Roozen op een kier. „Zo kon hij voortdurend de interac tie van mij en de zondaars om mij heen in de gaten houden". Hoewel bepaald een aardige verschijning, maakte ze toch zo'n immens onbe rispelijke, kuis-katholieke indruk dat niemand van het journalistieke wereldje ooit een vinger naar haar heeft durven uitsteken. Niet geheel en al tot haar genoegen, zo lees je in het stuk dat ze er eens over schreef tussen de regels door. Eigen drukkerij Evenals het Leidsch Dagblad be schikte de Leidse Courant over een eigen zetterij en drukkerij, wat grote voordelen bood, wantje kon dan tot een veel later tijdstip kopij doorge ven dan bijvoorbeeld de Nieuwe Leidse en Het Vrije Volk. Toen de drukpers bij de Leidse Courant op zijn laatste benen liep, was het ook gedaan met de zelfstandigheid. De krant werd een kopblad van het Haagse Binnenhof. Uiterlijk deed het Roozen niet zo veel. Hij sprak tenminste de historische woonden: „Waarom zouden wij treuren, laten we liever koekjes eten" en scheurde met zijn brede handen een verpak king pindakoekjes open. Maar het kan ook een verhulling van zijn ge voelens zijn geweest. In 1971 kwa men Het Binnenhof en de Leidse Courant, samen vormend de Stich ting Prioriteit Westerpers, onder de Sijthoff Pers te ressorteren. Met de pensionering van Roozen werd een tijdperk afgesloten. Het tijdperk waarin de katholieke we reld een keurig gesloten geheel was, van school tot groenteboer, van vak vereniging tot voetbalclub. Het ging sissen, piepen en knarsen in de r.k.- gemeenschap. De prelaten konden de gaten niet meer dichten. De Leidse Courant bleef zeker nog wel rooms-katholiek, maar liet zich niet meer leiden door wat de r.k. geestelijkheid wel of niet oirbaar vond. Trouwens, in die kringen be stond ook geen eenstemmigheid meer. Na de oprichting van het CDA koos de krant politiek gezien die kant, wat tevens een algemenere koers inhield. Evenals bij de Nieuwe Leidse had de fors toenemende ont kerkelijking een negatieve uitwer king op het abonneebestand. De redactie van de Leidse Courant heeft de laatste jaren buitengewoon hard gewerkt om het hoofd boven water te houden. Maar met een ma tige advertentie-bezetting en een steeds verder slinkend aantal redac teuren (de speelruimte van de Leid se Courant werd geheel en al in Den Haag bepaald) viel de race niet meer vol te houden. Vandaag verschijnt de krant voor het laatst Leiden heeft nog maar één dagblad over.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 39