de Sint Lodewijk De verzuiling overwonnen, veel cultuurgoed verloren Finale D r «i Leidse Courant i r\ zaterdag 14 november 1992 u Paul van Velthoven (45) begon zijn carrière in de jaren zeventig op de stadsredactie van Het Binnenhof, het moederblad van de Leidse Courant. Hij was daarna verbonden aan de redactie buitenland en is sinds 1985 redacteur geestelijk leven. Een functie die hij voortzet bij de Haagsche Courant. voorging, elk jaar, in het nachtelijk duister van Amsterdam. Van de Hartebrug naar het station, zwij gend bidden in de trein zonder 'aan stoot' te geven aan 'andersdenken den', lopend van het centraal station naar de brandende lamp op het trot toir bij Gerzon in de Kalverstraat. Dan de zeer vroege mis in de Mozes en Aaronkerk aan het Waterloo- plein, koffie en broodjes bij Rutecks en ten slotte terug naar Leiden, sla pend in de trein. Ik realiseer me dat het allemaal mannen waren. Vrouwen kwamen in het stuk nauwelijks voor. Het Rij ke Roomse Leven werd blijkbaar door mannen gemaakt. Niet door de moeders van ons aller kinderen, zorgzame huisvrouwen, naamloze steunpilaren. Zij kwamen niet vaak in aanmerking voor vermelding in de krant, wel voor een Lourdes-medaille van me juffrouw Stringa. Toch waren er ook vrouwen die in de openbaarheid traden. Ik noem er een paar, vrij willekeurig. Zuster Rosa (Geijer) van het Wit- Gele Kruis in de oude binnenstad. Zuster Accursia, befaamd pedago ge van Sint Lidwina aan de Zoeter- woudse Singel. Margriet Noordman, lid van de KVP-fractie in de gemeenteraad. En dan natuurlijk Mientje Laken van de R.K. Reclasseringsvereni- ging. Buitenkant Is dit nu een beeld van het Rijke Roomse Leven rond het jaar 1950? Of toch alleen een beetje de buiten kant, zoals die in de Leidse Courant terecht kwam. Want wij wisten op de krant ook lang niet alles. En lang niet alles wat wij wel wisten mocht in de krant. Van wie niet? Van ons zelf niet. Wij waren onze eigen cen sor. Onze lezers behoefden niet alles te weten, vonden wij. Zeker geen schandaaltjes. Dus geen volledig beeld. Niet meer dan een journalistieke oprisping van herinneringen uit een tijd die heel ver weg ligt. Dierbare herinneringen aan een katholieke gemeenschap die binding gaf, vreugde en ontroering, folklore, luidruchtigheid en demon stratie, maar ook innigheid en warmte. Het openbare leven van een bevolkingsgroep met tradities van soms wel honderd jaar. Dat ik dit heb mogen meemaken. Het staartje van het Rijke Roomse Leven in Lei den. Op 1 mei 1954 verwisselde \k de Leidse Courant voor De Tijd. Nog geen maand later verscheen het Mandement van de Nederlandse bis schoppen. Krak. En daarna is het heel snel gegaan. door Paul van Velthoven Stilte, we zinken! (Silence, on cou- le!). Met enorme letters stond dat 12 september 1974 op de voorpagina van het laatste nummer van de Franse krant 'Combat'. Een krant met meer meningen dan feiten, waar nogal wat bekende namen aan ver bonden waren en die een roerig ver leden had. De strijd om te overleven duurde er vele jaren. De redactie van deze krant is de af gelopen anderhalf jaar koortsig in de weer geweest dit produkt in de markt te houden. Samen met de moederkrant Het Binnenhof is zij een van de allerlaatste kranten in Nederland met een katholieke sig natuur die de laatste jaren verbreed werd tot een meer algemeen christe lijk karakter. Waar vrijwel alle katholieke dagbla den verdwenen of hun oorspronke lijke identiteit opgaven, was dat met de Leidse Courant niet het geval. Katholieke bladen die wel aan die identiteit wilden vasthouden, gin gen kapot aan desinteresse van de (voormalige) katholieke achterban of ten onder aan de polarisatie in ei gen kring. De Leidse Courant wist, opmerkelijk genoeg, te overleven. Dat er nu een eind aan komt, is dan ook aan andere factoren te wijten. De oplage van de krant schom melend onder de tienduizend was altijd al laag. Toch was die opla ge in haar hoogtijdagen niet bedui dend hoger. Alleen zijn de kosten om een krant in de markt te houden nu vele malen hoger. En dat doet haar nu de das om. Van 'preekstoel' die vanuit de katho lieke clerus werd opgezet om de ka tholieke waarden er bij de lezers in te prenten, is ze geëvolueerd naar een doorsnee-dagblad dat ook se rieuze aandacht wilde besteden aan ontwikkelingen op levensbeschou welijk terrein. Juist op grond van die omstandigheden bleven de lezers deze krant in overgrote mate trouw. Uit enquêtes is gebleken dat de wen sen van de lezers in hoge mate spoor den met het produkt dat ze onder ogeri kregen. Voor velen is deze krant nog steeds een vertrouwde ka meraad. Waren er problemen over artikelen, dan kaartten lezers die rechtstreeks bij de hoofdredacteur aan om daarmee het gedrag van een betreffende redacteur te kunnen corrigeren. Het laatste dat men wil de was met die redacteur in debat gaan door een tegenstuk in te stu ren. Er was toch immers, zo dachten velen, maar één waarheid. Sommigen zullen daarin een bewijs willen zien dat de redactie zich maar al te graag conformeerde aan de op vattingen van haar lezers. Nu hoeft daar niets tegen te zijn, want een krant is altijd toegesneden op de be hoeften van haar lezers. Toch is het ook zonneklaar dat de interesse voor een krant verdwijnt als zij haar nieuwsvervullende functie, ook waar het controversiële onderwer pen betreft, niet waarmaakt. Wie meent achterstand in informatie op te lopen, weet dan snel genoeg een andere krant te vinden. De concur rentie van andere kranten is, zeker in de Randstad, zo groot dat een re dactie het zich gewoon niet kan per mitteren om zaken weg te laten. De katholieke achtergrond van de krant uitte zich in een bepaald soort ingetogenheid in stijl en onderwerp keuze, soms ook in kennis van zaken op het gebied van kerk en religie, en in een afkeer van het blitzerige, hij gerige proza waarmee andere media zich nog wel eens willen bewijzen. Wat gebeurde er nu met de identiteit van deze krant in de periode waarin zij zich van doorgever van kerkelijke richtlijnen ontwikkelde tot een mo dern dagblad? Hogerhand Op godsdienstig terrein conformeer de de redactie zich lange tijd aan de opvattingen van hogerhand. Daar kwam weinig innerlijke overtuiging aan te pas, des te meer volgzaam heid. De kerkelijke ontwikkelingen in de jaren zestig als gevolg van het Tweede Vaticaans Concilie maakten voor het eerst eigen keuzen noodza kelijk. Daar werd in bescheiden mate aan voldaan, ook al liep de krant daar niet in voorop. De snel opkomende polarisatie in ka tholieke kring die op het eind van de jaren zestig voor een aanzienlijk ver lies van lezers dreigde te zorgen, was vervolgens voor de hoofdredactie van destijds het sein de ontwikkelin gen in de RK kerk strikt feitelijk te gaan benaderen. De enthousiaste re portages van dr. Alfred van de Weij- er over het Tweede Vaticaanse Con cilie hadden tot de nodige kritiek bij de lezers geleid. Opiniëring op dit terrein was van nu af aan zo goed als uit den boze. Wat de redacteuren over de gang van zaken in de catholi- ca dachten, zou een goed bewaard geheim gaan worden. Daar liep de krant niet meer mee te koop. Op godsdienstig terrein kreeg de krant daardoor jarenlang in feite een non identiteit. Zij weigerde kleur te be kennen, bang als zij was daarmee le zers van zich te vervreemden. Het was een zwaktebod, maar ingegeven door overlevingsinstinct. Het droeg niet bij tot het vertrek van lezers, maar deze sfinx-achtige opstelling kon haar evenmin nieuwe lezers be zorgen. Een niet onbelangrijke func tie bleef evenwel overeind: de krant bleef consciëntieus van godsdiensti ge aangelegenheden verslag doen. In de laatste tien jaar trad daar weer verandering in. De krant ging zich weer meer profileren op het terrein van levensbeschouwing, nam soms ook weer standpunten in die niet ie dereen haar in dank afnam. De plu riformiteit van het kerkelijk gebeu ren kwam in de volle breedte aan bod en dat werd door weinig kranten geëvenaard. Er trad bovendien een kwalitatieve verbreding op. Terwijl die aandacht in de krant toe nam, was het ook duidelijk dat het maatschappelijke belang van kerk en godsdienstigheid met de jaren steeds verder terugliep. De polarisa tie in katholieke kring die ook buiten de katholieke gewesten belangstel ling ondervond, is steeds meer een aangelegenheid geworden die alleen nog de ouderen bezighoudt. Jonge ren die nog belangstelling hebben voor kerk en religie, hebben al lang geen boodschap meer aan de oude te genstellingen. Op een symposium onlangs aan de Rotterdamse Eras- musuniversiteit waar het christelijk karakter van het CDA werd aange vochten, verbaasde de Rotterdamse studentenpastor Ben Vredebregt de aanwezigen met de mededeling dat zijn studenten zeer vreemdzouden opkijken als ze van die discussies zouden horen. De waarden van het christendom überhaupt ter sprake brengen is in het openbaar debat nog maar heel zelden mogelijk. Er zijn nog wel christelijke instituties, maar er is nog maar heel weinig openbaar beleden geloof. De orthodox-protestantse theoloog Aalders wijst er in zijn recente boek 'Antwoord op de Godsv<>rduistering' op dat het atheïsme van vandaag geen vijandige houding meer impli ceert tegenover God of religie. Die strijd is al lang gestreden. Het staat juist eerder sympathiek tegenover het verschijnsel religie. Religie is voor steeds méér mensen een gebeu ren op afstand, een jeugdherinne ring. Alleen al de formulering „verschijn sel religie" wijst op een wijze van zien die door buitenstaanders is be dacht, niet door de gelovigen zelf en dus ook niet past bij de geschiedenis van deze krant. Zij is wel de benade ring van kranten met een algemene signatuur, het voorland van deze krant. Zuilgebonden Een omstandigheid die de laatste wijze van kijken verder in de hand werkt is dat godsdienstige beleving in Nederland, waar geen nationale kerk bestaat, sterk zuilgebonden is. De belevenissen in de diverse kerke lijke groepen zijn primair van belang voor die onderscheiden groepen, niet voor een algemeen publiek, want dat bestaat voor dit onderwerp nu juist niet (ook al wil dit uiteraard niet zeggen dat er geen belangstelling over en weer tussen die groepen be staat). De instellingen van elke reli gieuze groepering afzonderlijk en de daarbij behorende terminologie kunnen in principe alleen daar maar als echt bekend worden veronder steld. Een krant die zich op een be paalde godsdienstige groep richt, kent wat dat betreft geen proble men; voor een krant met een alge mene signatuur spelen die proble men natuurlijk wel een rol. Een niet onbelangrijke bijkomstige factor is dat kerkleiders, ook nu de ontzuiling grotendeels voltooid is, steeds alleen nog maar een bood schap hebben voor hun eigen groep. Zij blijken, jammer genoeg, zelf de gevangene te zijn van de zo'n hon derd jaar geleden ingezette verzui ling. Ook dit draagt niet bij tot hun verstaanbaarheid in algemene me dia. Zouden zij zich realiseren dat hun boodschap voor iedereen be langwekkend dient te zijn, dan zou de communicatie op slag interessan ter kunnen worden. De omkering van belangstelling voor geloofsbeleving van binnen uit naar het geïnteresseerd, soms gea museerd kijken naar wat er in de di verse kerken en religieuze groepe ringen omgaat, dateert natuurlijk niet van vandaag of gisteren. Wel zal ze in de algemene media die belang stelling hebben voor kerk en religie alleen nog maar een sterker accent krijgen. Dat betekent zonder meer een ver lies. Verlies omdat veel cultuurgoed dat tot de diverse zuilen behoort niet met een afstandelijke benadering gediend is maar slechts van binnen uit begrepen kan worden. Maar ook om andere redenen kan dit omgekeerde perspectief niet de eni ge weg zijn. Als journalistiek op an dere terreinen niet alleen een kwes tie van observatie is maar wel dege lijk ook van participatie, waarom zou dit dan niet gelden voor het om gaan met de christelijke erfenis? Dat vraagt in feite wel degelijk ook om een belichting van binnen uit. Dan ontkomt men niet aan de vraag vast te stellen wat de relevantie van die christelijke erfenis is. De zorgeloos heid die de meesten op dit punt ten toon spreiden is ronduit verbazing wekkend. Het verdwijnen van dit dagblad is, hoe relatief of zelfs futiel haar aandeel in die christelijke erfe nis uiteindelijk ook is geweest, een teken aan de wand. Daarover zou best wat meer stampij gemaakt mo gen worden. Tot slot opnieuw een ci taat. Zonder werkelijk religieuze er varing of fundament, zegt de Franse denker Paul Ricoeur, zijn de waar den van een samenleving als de afge knipte bloemen in eerrvaas. P.S. Die accordeonist, zo schiet mij bij het nalezen van dit stuk te bin nen, heette Van Zijp. Jan van Zijp. Jean van Zijp dus. Het Nonnenkoor, zoals hij dat uit zijn accordeon kon scheuren 'Wij die zijn, Eng'len rein, knielen voor Uw aanschijn ne der' - zou ik nog wel eens willen horen. Zou dat niet in de Sint Lode wijk kunnen? lGIV Henri van Rooyen, kruisheer. erwaarde zusters op weg naar een vergadering in de Burcht. Alma Materkoor onder leiding van Willem Mirée. Jo Kortmann schreef er in de Leidse Courant de fraaiste recensies over. Namen, namen. Alleen die namen al roepen zeeën van herinneringen op. En achter elke naam komt weer een stukje te voorschijn van dat Rijke Roomse Leven in zijn nabloei. F.C. de Hosson, herenmode Wind sor aan het Gangetje, voorzitter van de R.K. Middenstandsvereniging, lid van de gemeenteraad (KVP), kerk meester van Sint Lodewijk en nog het een en ander. J.A.M. van Oyen, voorzitter van de KAB, woninginrichter bij V D en spelend lid van de R.K. Toneelvere niging Vondel (jawel). Vanwege die laatste kwaliteit moest hij elk jaar als Sint Nicolaas optreden in het wa renhuis van zijn broodheren. A. van Dijk, voorzitter van de Ka tholieke Bond voor het Gerin, chef technische dienst van het Sint Elisa- beth-ziekenhuis, opvolger van Th. Wilmer als fractievoorzitter in de ge meenteraad, altijd op de bres om de belangen van het grote gezin te be schermen. P.B.H. Oostdam, die ook van alles deed, al weet ik niet meer precies wat. Iets bij de R.K. Bond van Han dels- en Kantoorbedienden Sint Franciscus van Assisië, iets bij het R.K. Bureau voor Beroepskeuze en nog iets. A. Waals, voorzitter van het Sint Franciscus Liefdewerk. Een gebouw vol woelige jongens aan de Nieuwe Rijn, zo goed mogelijk in toom ge houden door pater S. Duynstee OFM. Mr. E.J.M.H. Bolsius, advocaat en politiek factotum als KVP-lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Hol land. Zijn confrère mr. H. F. A. Donders, voorzitter van het van alles overkoe pelende Katholiek Sociaal-Charita tief Centrum. Prof. dr. Henri van Rooyen, kruis heer, moderator van de R.K. Studen tenvereniging Sint Augustinus aan het Rapenburg, groot animator van de Civitas-gedachte. Dr. W.J.J. Dijsselbloem, wethou der van Oegstgeest, directeur van de R.K. Ambtenaren-organisatie en spil van de Sint Adelberg-vereniging in Leiden. En dan nog pater Salvator Booms OFM, kapelaan van de Hartebrug en directeur van de Stille Omgang. Di recteur is eigenlijk het woord niet. Leidsman, aanvoerder. Zoals hij ons f 1erv0lg van pagina 4 nifaor Leids, betrokken bij vele ge- kafcwrtenissen, zoals de buskruitramp ^>an 1807. Een kerk om van te hou- nnpi. Dat is de Sint Lodewijk geble- nrln, ook na de pieuze restauratie bor de architecten Hugo van Oerle jiJ. J. Schrama. n dan was er nog rector F. A. Ber- mfefeld van het Sint Elisabeth-zie- ad&nhuis. In zijn prachtige huis aan ereg Hooigracht vergaderde het be- adciuur van de vereniging Katholiek nhfeiden onder het voortvarend voor- hitèterschap van C. Zandbergen. frnj hadden zoveel katholieke vere- eh^ingen dat zij katholiek moesten arnbrden gebundeld. En dat deed Ka- eidoliek Leiden. Die vereniging heeft e S|it een culturele sectie gehad onder ïs, lorzitterschap van dr. M.A. van ïahpngen, chirurg. Want de katholie- i Cf bevolking moest ook cultureel s aiëmancipeerd worden. %arom bracht de sectie een be- Vlepsgezelschap in de Schouwburg rt ui de Oude Vest met Marieke van bij Imwegen. Verder is de sectie naar Is ijn weten niet gekomen. De katho- er liken werden weer overgeleverd in het heidense K. O. eiglt brengt mij bij de muziek van het N. J. Swierstra laat Leidse 'groenen' de schoonheid van het Rapenburg zien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 33