Bijbel is een boek van mensen
De retoriek
ontmaskerd
T^ATÏ^Ï^TAAf^ Leidse Courant
£Jl\ 1 Ui liL/liU zaterdag 14 november 1992 1 fj
door Gus Korevaar
Aan menig borreltafel komt De Politiek er bekaaid af.
Met de nodige minachting wordt het vergeleken met
theater, met een poppenkast. Zong Jaap Fischer niet al
in de jaren zestig dat de politiek 'net niet chic' is en
bovendien 'niets voor jou en. niets voor mij, 't is politiek'?
Wat er gebeurt als deze opvattingen letterlijk worden
genomen en politici, journalisten en burgers echt op het
plankier van een theater worden geplaatst, schetst
Willem Witteveen, Tilburgs hoogleraar, in zijn zeer
lezenswaardige boek 'Het theater van de politiek'.
Dank zij zijn vergelijking of metafoor slaagt Witteveen
er in de soms onbegrijpelijke en abstracte wereld van de
politiek te ontrafelen tot een begrijpelijk en concreet
drama. Het gaat hem niet om de inhoud van het debat,
maar om de retoriek waarmee de hoofdrolspelers elkaar
om de oren slaan.
De hoogleraar onderscheidt drie vormen van politieke
retoriek: de gebarende (met veel vlagvertoon kondigde
het kabinet de sociale vernieuwing aan zonder dat
iemand wist wat dit eigenlijk inhield), de strijdende
Kok en de wap-crisis in de zomer van 1991en de
onbegrijpelijke (als er ruzie dreigt).
In deze laatste vorm vindt het beruchte vakjargon een
plaats. Het wordt premier Lubbers vaak aangewreven
dat hij de meester van de onbegrijpelijke taal is, maar,
constateert Witteveen, 'er steekt een Lubbers in elke
politicus'. Want wie in de Kamer gebruikt niet zo nu en
dan woordenals 'inverdieneffecten, koopkrachtplaatjes,
terugkeerbureaus, desolidariseren,
hobbelproblematiek, aftoppen, terugploegen,
beleidsmatig koppelen'. Witteveen is hier hard in zijn
veroordeling: „Een taal die op routinematige wijze de
burgers buitensluit is geen democratische taal".
Witteveen ontmaskert in zijn boek verder een
belangrijk, maar nooit uitgesproken onderdeel van de
politiek: de strijd om het imago, de beeldvorming, de
'ethos'.
Hoe komt zo'n beeld tot stand? „Door de toon, de
lichaamstaal, de formulering, de vorm van het betoog
komt er een relatie tussen spreker en publiek tot stand
en in die relatie blijkt op een gegeven moment de
luisteraar zich een beeld te hebben gevormd van het
morele karakter en met name de betrouwbaarheid van
de spreker".
Wij en zij
De politicus heeft voor deze projectie van zichzelf een
aantal mogelijkheden ter beschikking. Zo kan hij
proberen er voor te zorgen dat het publiek zich met hem
identificeert door een onderscheid te maken tussen 'wij
en zij'. „Niet zij, maar wij hebben gelijk", omschrijft
Witteveen. Deze strategie is uitermate geschikt voor de I
premier. Hij heeft de meeste mogelijkheden te bepalen
wie 'wij' zijn en wie 'zij'. Daarnaast is het de
oppositieleider die het duidelijkst op zoek is naar een
eigen 'wij-partij'.
Een tweede strategie is de identificatie met een partij.
Tijdens een manifestatie van het CDA is het voor
christen-democratische politici simpel om aan het
gevoel van eenheid te appelleren. Hiernaar is ook
onderzoek gedaan. WD-leider Wiegel en PvdA-
voorman Van Thijn hebben eens op een tv-band precies
hetzelfde gezegd. Die opnamen werden op een VVD- en
een PvdA-bijeenkomst gedraaid. Toen bleek dat de 1
PvdA'ers meer vertrouwen hadden in de uitspraken van
Van Thijn en de WD'ers in die van Wiegel. Schijn
bedriegt. Er zijn volgens Witteveen nog twee
mogelijkheden voor politici met imago-problemen: de
vlucht naar de procedures en de metafoor. Met het
eerste bedoelt de schrijver het projecteren van de
redelijkheid, dé rationaliteit.
In de politieke strijd om het imago onderscheidt
Witteveen dan weer drie kenmerken. De schrijver
gebruikt hiervoor zelf ook een metafoor om zijn
bedoelingen duidelijk te maken. Hij ziet het debat als
een torentje. De fundamenten worden voorgesteld als de
inhoudelijke kant van de zaak. Op de begane grond gaat
het om verantwoordelijkheid, een trap hoger ligt de
duidelijkheid en op zolder speelt de integriteit.
Pers
Aparte aandacht besteedt Witteveen aan de pers, die
zichzelf zo graag ziet als de neutrale brenger van het
nieuws. Dat is echter niet de omschrijving die Witteveen
geeft. De journalisten zijn volgens hem veel meer de
bemiddelaars tussen politici en burgers met een niet te
onderschatten eigen rol in het toneelstuk.
Want hoe objectief een verhaal ook lijkt geschreven, hoe
neutraal het tv-journaal ook probeert te zijn, Witteveen
toont ondubbelzinnig aan, dat ook dan de journalist
stelling neemt. Door het weglaten van gebeurtenissen
en argumenten of door kleine tussenwoordjes die de
lezer of kijker in de meningsvorming beïnvloedt. Geen
ramp, meent Witteveen, maar het publiek moet het zich
wel bewust zijn.
En dan ten slotte dat publiek. Volgens de schrijver
kunnen de toeschouwers de retorische vaardigheden
alleen beter doorgronden, als zij zich meer met het
toneelspel gaan bemoeien. Periodiek beslissingsrecht
verhoogt de interesse en de verantwoordelijkheid,
meent hij. De oplossing heeft Witteveen ook in huis: het
referendum.
Het betekent een niet geheel bevredigend slot van een
verder prima boek, dat zich het best laat samenvatten
als een soort leerboek voor burgers die de alledaagse
politieke retoriek willen doorgronden. En om dan te
pleiten voor het referendum, waarbij bij uitstek het
gevaar om de hoek komt kijken van goedkope
demagogie, van holle retoriek, komt niet echt sterk over.
HET THEATER VAN DE POLITIEK, door Willem Witteveen,
De Boekerij, f29,90.
foto Dijkstra
Het wordt premier Lubbers vaak
aangewreven dat hij de meester van de
onbegrijpelijke taal is, "maar er steekt een
Lubbers in elke politicus".
Samen met de Nijmeegse magister J. van der Ploeg behoort de hervormde
theoloog A. van der Woude tot de grootste kenners van de Dode-Zeerollen in
ons land. Een gesprek met Van der Woude over wat de ontdekking van deze
teksten voor zijn overtuiging hebben betekend.
door steven emmens
Van boerenzoon uit Oosterlittens
tot een van de belangrijkste Neder
landse deskundigen op het gebied
van de Dode-Zeerollen. Prof.dr.
Adam Sijmons ("ik schrijf liever Si
mon") van der Woude nam deze
week afscheid als hoogleraar Oude
Testament aan de Rijksuniversiteit
Groningen. Na meer dan dertig jaar
bestudering van de in 1947 in Qum-
ran gevonden Dode-Zeerollen be
sluit Van der Woude met een enigs
zins ontnuchterende conclusie: De
rollen hebben.vooral een illustratie
ve betekenis gehad.
De Dode-Zeerollen hebben vijfen
veertigjaar na de eerste vondst nog
altijd een magische klank. Al meteen
na hun ontdekking gingen geruch
ten dat de rollen, die teksten bevat
ten van 250 voor tot 70 na Christus,
elementaire zaken van het christe
lijk geloof onderuit zouden halen. De
rollen zijn tot dit jaar toe ondei-werp
geweest van de wildste wetenschap
pelijke speculaties.
Van der Woude is altijd nuchter ge
weest over de betekenis van de rol
len, waarvoor hij in 1961 aan de Gro
ningse universiteit het Qumran-in-
stituut oprichtte. Op de vraag of ze
gebracht hebben wat van hen ver
wacht werd, antwoordt de bedacht
zaam docerende hoogleraar met "ja
en nee". „Ze zijn voor de tekstover
levering van het Oude Testament,
voor de achtergrond van het Nieuwe
Testament en geschiedenis van het
vroege jodendom van betekenis. Ze
zeggen evenveel over het jodendom
als de notulen van de doopsgezinde
gemeente van Groningen dat over
het hele kerkelijk leven in Gronin
gen anno 1992 zouden doen, wan
neer we verder niets over de kerken
in Groningen zouden weten. Wat mij
wel interesseert is dat de rollen leren
dat het jodendom van die tijd net zo
divers was als het christendom te
genwoordig".
Blijft de enorme uitstraling van de
rollen. Van der Woude wijt die aan
de datum van herkomst. "Dat komt
vooral omdat ze stammen uit het be
gin van onze jaartelling. Men ver
wachtte er stilletjes sterkere infor
matie van over het Nieuwe Testa
ment. Daar zat misschien bij de gelo
vigen de hoop achter dat hun geloof
door de rollen bevestigd zou worden.
Terwijl de anderen ter rechtvaardi
gingvan hun eigen ongeloof hoopten
dat die rollen dingen zouden bewe
ren die in tegenstelling stonden met
wat gelovigen altijd als historische
feiten hadden aangenomen". En
dan klinkt het droog in de wat som
bere studeerkamer: „Noch de ene
noch de andere groep kan ik het ge
noegen doen hen daarin terwille te
zijn".
Kronkel
Van der Woude noemt het een
"kronkel", dat veel gelovigen hoop
ten op de feitelijke bevestiging van
het geloof. „Dan wordt geloof opge
vat als geheel van historische feiten
waaronder men zijn handtekening
kan zetten".
Die laatste opmerking uit de mond
van de met nevenfuncties beladen
hoogleraar („U hoeft na mijn pensio
nering geen medelijden met mij te
hebben") is bepaald niet goedkoop.
Opgegroeid in een orthodox-her
vormd gezin heeft Van der Woude
het dilemma ervaren waarmee de
moderne wetenschap trouwe bijbel
gelovigen confronteert. Meer dan
het Nieuwe Testament levert het
Oude Testament spanning op tussen
de zich vaak als historisch presente
rende verhalen en de moderne we
tenschap. Talloze christenen zegden
met de historiciteit van bij voorbeeld
het scheppingsverhaal ook hun hele
geloof vaarwel. Dat laatste is echter
niet nodig, meent de hoogleraar.
Van der Woude weet zich nog te her
inneren dat hij vroeger predikant
wilde worden. Via een jaartje Mulo
in Wommels ging hij naar het Gere
formeerd Gymnasium in Leeuwar
den. Dat miliéu, en zijn contacten
met een vrijzinnige predikant ("een
enorm cultuurverschil") brachten
thuis wel eens "intellectuele span
ningen", met zich mee. Toen hij in
1947 - het jaar waarin een herders
jongen in een grot bij Qumran een
wereldschokkende ontdekking deed
- in Groningen ging studeren, kreeg
hij een "koude douche" over zich
heen.
„Ik herinner mij nog dat toen een
hoogleraar zei dat het boek Esther
een legende was, dat ik diep ge
schokt was. Afgezien van het feit of
dat nou de meest gelukkige om
schrijving was, was dat voor mij ge
weldig moeilijk te aanvaarden. Ik
heb later geleerd dat de zaken veel
gecompliceerder liggen. Maar het
fundamentalistische standpunt van
mijn jeugd heb ik verlaten".
„Dan gaat er ook een proces van af
braak gebeuren. Je kunt niet in twee
werelden leven. Er gaat van je kin
dergeloof heel wat tegen de vlakte.
Jona zat niet in een grote vis, en
Adam en Eva zijn geen historische
figuren. En de wereld is niet in het
jaar 5000 voor Christus geschapen.
Dan schrik je wel even. Maar het is
de vraag of je geloof wordt afgebro
ken wanneer dat allemaal tegen de
grond gaat. Ik denk het tegendeel. Je
leert namelijk de menselijke factor
in de bijbel in grote mate te onder
strepen. De bijbel is een boek van
mensen. Maar dat sluit een goddelij
ke inspiratie niet uit van de mensen
die het geschreven hebben. De bijbel
is bij voorbeeld erg kritisch naar
Gods eigen volk Israël. Opmerkelijk,
want de oude volken wilden in de ge
schiedschrijving hun schaduwkan
ten liever naar achteren schuiven.
Wanneer dat in de bijbel echter wel
naar voren wordt gehaald, heeft dat
te maken met inspiratie".
Genres
De wrijving tussen bijbel en histori
sche waarheid kan volgens Van der
Woude minder worden door het be
sef dat elk bijbelboek zijn eigen be
nadering nodig heeft. „Het is een
misverstand dat we in het Oude Tes
tament slechts één literatuurgenre
hebben, de historische vertelling. Er
zijn spreuken, profetieën, psalmen.
Het zijn verschillende genres, die
een verschillende benadering nodig
hebben, een eigen vraagstelling. Dat
hebben we vroeger te weinig gezien.
Jona geeft zich niet als een histo
risch verhaal. Maar het heeft een ge
weldige impact, daar raak je je leven
lang niet op uitgelezen. Het verhaal
van de mens die wel een genadige
God wil voor zichzelf, maar die vindt
dat God de bezem moet halen dooi
de grote boze rest van de wereld. En
dan God die zegt: Zijt gij kwaad om
dat ik goed ben?"
„Uiteindelijk gaat het erom wat we
doen met die verhalen. U en ik zijn
op het gebied van het geloof geen
stap verder als we zeggen dat de he
mel en aarde in zes dagen geschapen
zijn. So what? Dat is hooguit een we
tenschappelijke uitspraak van be
denkelijk gehalte. Het is geen ge
loofsuitspraak. Ik ontken niet dat
het voor mensen moeilijk kan zijn
om te aanvaarden dat niet alles wat
in de bijbel staat werkelijk heeft
plaatsgevonden. Maar je zult wel in
niveaus moeten denken. Dat heb ik
in de loop van de tijd wel geleerd. Dat
zullen andere mensen ook moeten
leren".
Levertfdat een ander beeld op van
God? „Mijn Godsbeeld is mee be
paald door de kennis van biologie en
kosmologie", zegt de hoogleraar en
haalt een boek uit een stapel. Hij ci
teert uitvoerig de natuurkundige A.
van den Beukei die in het boek 'De
dingen hebben hun geheim' de vloer
aanveegt met mensen die vinden dat
geloof en natuurwetenschap onvere
nigbaar zijn. "Als de zwaartekracht
ook maar iets minder of meer was
dan nu, was er geen kosmos ont
staan. Als de maan verder weg of
dichterbij zou staan, was het met eb
en vloed mis. Dat heeft meer invloed
op mijn godsbeeld dan de verhalen
uit mijn jeugd".
"Geloven is geen onderschrijving
van feiten, maar een weg die iemand
gaat. Als het niet méér is, krijg je het
gevaar dat mensen een andere weg
gaan dan het geloof bedoelt. Als je al
leen maar zegt dat Jezus voor je zon
den gestorven is, en je gaat over tot
de orde van de dag, dan ben je zelf
niet in het geding. O.ok al ben je nog
zó gelovig in historische zin, dan kan
het je nog zo koud laten als wat".
foto Persunie
Prof dr. A. van der Woude