Wortels van journalistiek in
Leiden liggen aan Rapenburg
Zaterdag
Oproep tot
vrede_van
paus gunstig
ontvangen
FNV denkt ut
uitbreiding
van stakingen
Samenwerking WD en
D'66 praktisch uitgesloten
c I 0
Leidse Courant tv
zaterdag 14 november 1992 i lf
1 oktober 1909 verscheen het eerste exemplaar van De Leidsche Courant. Het gezicht van de krant veranderde voor de Tweede Wereldoorlog nauwelijks. Daarna wel, hetgeen blijkt uit de voorpagina's uit
1909,1949,1959,1969 en 1979.
Piet de Baar (41), verbonden aan het Leids Gemeente-archief,
schreef onderstaand artikel over de journalistiek in Leiden in de
eeuwen die aan de oprichting van de Leidse Courant voorafgingen.
Volgens hem zouden alle Leidse journalisten verplicht moeten
<«i worden een bedevaart naar Rapenburg 46 te maken.
r van
tijdjooR Piet de Baar
(moei
ik ai de middeleeuwen waren er geen
in Aranten. Toch waren de mensen
vanjven nieuwsgierig als nu en voor ie-
ler nieuwtje was er dus een heel le-
ndin^r willige ogen. Men kan zich zon-
nd, Ier al te veel verbeelding gemakke-
lijnvyk de gelagkamer van een herberg,
4e ridderzaal van een kasteel, de ref-
van een abdij, de woonkamer van
len afgelegen boerenhoeve of zelfs
enige vertrek van een plaggen-
i meiut voorstellen. Rond het knappend
id rijtaardvuur zit een gezelschap waar
swegiiteraard de baas van het zaakje het
erd |ioogste woord heeft,
ter (Ret laatste nieuws passeert de re-
me: de pastoor van een naburig dorp
ietds zomaar doodgevallen, de meid van
prboer Jansen blijkt zonder aanwijsba-
m ye reden 'in de kraam' te moeten en
irt Ibuurman Pieterse heeft veel schade
van een blikseminslag gehad. En
Idan wordt er geklopt en openge-
ddaan: 't is een vreemdeling zeker, op
zoek naar een bedstede en een dronk
'ertiWeesper bier. Een bedelmonnik, een
ijvefcedevaartganger, een troubadour,
indleen 'bode met de busse' van een of
en'andere stad, een koopman met de
fraaie benaming teut, marskramer
of dergelijke, een militair, een hei
den (zigeuner)? Wie of wat hét ook
is: de oren worden gespitst, want nu
fcomt het Wereldnieuws er aan. Hoe
nieuwer hoe beter natuurlijk. Dat er
in Italië oorlog uitgebroken is, kan al
binnen een maand in een stadje in de
lage landen bij de zee bekend zijn. De
glaiate gast moet dus met niet al te bele-
elfs gen nieuws komen. Ook al is hij geen
eweboggetuige geweest, het nieuws
keloivordt in geuren en kleuren en niet
ïrt ponder enige overdrijving verteld,
van Als de volgende dag de vijfde toe
hoorder een en ander aan de zesde
gTgeïnteresseerde doorvertelt, is de
echter een olifant geworden:
is (een kloppartij in een dorp in Spanje
kelawordt een bloedbad waar Verdun bij
hoo^in het niet zinkt, de koningin van
gelatLombardije blijkt wel tien koetsen
inet wuivende handjes gehad te heb-
enofcen en de negenhonderdzesenveer-
"ondtigste bijzit van de sultan heeft een
Is hevijfentwintigling gekregen. Als op
zicldie manier 'nieuws' een politiek ge-
iel Izagsdrager of 'captain of industry'
weet die ook niet meer of het
enu in Keulen dondert of hagelt. De
stadsbewoner die
et wnooit verder gekomen was dan de
kermis in Warmond of een bede
vaart naar de O.L.V. kapel in Wils-
veen, was voor zijn nieuwsvoorzie-
ure (ning aangewezen op reizigers. Zoals
hejook nu nog reizigers vaak een be-
rol spelen (hoe vaak hoort
terifmen nog niet dat reizigers uit bij-
Afghanistan berichten de
>rdt(wereld inzenden) waren zij vroeger
nlijkjdé brengers van 'nieuwsmaren'. Het
ser önadeel van het mondelinge nieuws
s, Dckon in de loop van de zestiende eeuw
Bsteeds verder verkleind worden door
Bïgeschreven berichten.
ïentJHet begin
rijde ln de plaats waar het nieuws ont-
zoj'stond of in de omgeving daar begon-
sjnen mensen die de schrijfkunst
bnachtig waren een verslag te schrij-
het begin van de journalis
tiek. In het begin vond het verslag
:erd Iplaats in een brief, waarin ook zaken
igstuvan privé-aard en van zakelijke aard
lr- Baan de orde kwamen. Vooral met de
groei van de zakelijke relaties van
bekende lakenproducerende
stad als Leiden met steden in allerlei
uithoeken van de toenmalige we-
is'reld, zoals Smyrna in Turkije en
sr ai Riga jn Letland, nam de mogelijk-
ointl heid om belangrijk nieuws uit te wis
selen sterk toe. In Leiden werd het
toppunt bereikt door de bekende Da-
op niël van der Meulen, een Antwerpe-
deefnaar die in 1585 voor Par ma naar
n mö Bremen vluchtte en zich in 1591 te
en of Leiden vestigde. Hij dreef handel in
m ij heel Europa, zelfs met Spanje, de vij-
weel and. Zijn handelsagenten stuurden
koff hem talloze brieven, waarin ook het
plaatselijke nieuws een voorname
plaats kreeg. Als handelsman kon
indb Daniel daarvan profiteren (wanneer
Ceidae (Bowuvntk
ergens een tekort ontstaan was door
bijvoorbeeld een misoogst, kon hij
snel en met gewin het ontstane gat
in de markt vullen); maar ook als po
liticus kon hij er zijn voordeel mee
doen. Zelfs het stadsbestuur wist
van zijn relaties gebruik te maken:
toen de voorgevel van het Stadhuis
in 1595 vernieuwd moest worden,
nam Daniel of diens broer Andries
de ontwerpen mee naar de leveran
cier van Bentheimer natuursteen,
Luder van Benthem in Bremen. Het
na de plotselinge dood van Daniel
door notaris Jan van Hout netjes in
gepakte archief is een unieke verza
meling van duizenden brieven, die
tot 2600 een geweldig brok nieuws
naar Leiden getransporteerd heb
ben.
Naast kooplieden hadden ook stede
lijke overheden belang bij betrouw
baar nieuws. Al in de middeleeuwen
kende Leiden een 'bode mette bus-
se', die in opdracht van het stadsbe
stuur met brieven in zijn bodebus
naar alle uithoeken en vooral Ant
werpen, Brussel en Brugge reisde.
Uit deze plaatsen, waar toen de gro
te politiek gemaakt werd, nam die
uiteraard niet alleen officiële stuk
ken, maar ook nieuws mee terug.
Staten van Holland
Vooral na de opkomst van de Staten
van Holland als vertegenwoordi
gend lichaam van speciaal de steden
en min of meer in de contramine te
gen de regeringsinstanties van de
graaf in Den Haag, was het van be
lang goed ingelicht te zijn. Kwesties
van oorlog en vrede, belastingen en
muntpolitiek werden in de Staten
diepgaand besproken. Nadat eerst
steeds een van de vier Leidse burge
meesters als afgevaardigde de verga
deringen bijwoonde, kwam er al in
1447 een pensionaris. Deze pensio
naris reisde steeds op en neer naar
Den Haag en was de steun en toever
laat van de stad op rechtskundig ge
bied. Vooral na 1588 steeg de ster
van de pensionaris (Leiden heeft
toen ook een paar hele goede ambte
naren voor dit werk gehad, bijvoor
beeld Rombout Hogerbeets); Leiden
werd een van de zes permanente le
den van de. Staten, die alle belangrij
ke zaken bedisselden. Omdat de Sta
ten van Holland deel uitmaakten
van de Staten-Generaal, die zich tot
soeverein verklaard had (de Repu
bliek der zeven verenigde Nederlan
den), moesten zaken van oorlog en
vrede en dergelijke in die Staten be
sproken worden en daarom diende
de Leidse Vroedschap odk weer al
deze onderwerpen te behandelen.
Deze equivalent van de huidige ge
meenteraad bemoeide zich dan ook
vrijwel niet met het echte bestuur
van de stad, maar hoofdzakelijk met
de buitenlandse politiek. Het aanne
men van troepen door de prins
(mede op kosten van Leiden) was
daarbij belangrijker dan openbare
werken in de eigen stad. Om goed te
kunnen oordelen was het voor de
veertig leden van de Vroedschap dan
ook van belang op de hoogte te zijn.
Het wereldnieuws bereikte de leden
meestal uit Den Haag, eventueel via
de pensionaris, die pakken met stuk
ken liet kopiëren. Leiden had ook
een vertegenwoordiger in de Admi
raliteit in Amsterdam en ook van de
vertegenwoordiger rond 1620, Wil
lem Warmont, zijn er nog heel wat
brieven bewaard gebleven. Natuur
lijk kwam hij wel regelmatig naar
Leiden, met name als er belangrijke
stemmingen in de Vroedschap wa
ren, maar verder schreef hij van tijd
tot tijd uitvoerige brieven waarin de
De panden Rapenburg 42,44 en 46. Ongeveer in het midden stond in de 17e eeuw het huis
van Nicolaes van Geelkercken, de eerste Leidse courantier.
laatste nieuwtjes, vooral die uit
Scandinavië, Polen en Rusland, ver
meld werden.
Netwerk
Zoals Annie Stolp in haar boeiende
dissertatie 'De eerste couranten in
Holland' uitgelegd heeft, bestond er
een heel netwerk van corresponden
ten, die rond 1600 hun nieuws naar
een paar centrale punten zonden:
Rome, Venetië, Frankfort, Keulen
en Antwerpen, later ook Amster
dam. Zodra de tijdingen (in het Duits
'Zeitungen') of lopende maren (van
het woord courante maren is het
woord krant afgeleid), Frankfort be
reikten, werden ze daar gecombi
neerd en doorgezonden naar Keu
len, waar ene Hendrik van Bilder-
beek ze vertaalde in het Hollands en
doorstuurde naar het regeringscen
trum in Den Haag. Dit vond meestal
slechts één keer per week plaats, zo
dat van een dagblad beslist niet ge
sproken mag worden. Deze handge
schreven 'krant' begon steeds met in
Rome verzameld nieuws, dan met
dat uit Venetië en ten slotte met dat
uit Duitsland en aangrenzende lan
den. Tussen dat uit Rome en Venetië
bestond meestal een tijdsverschil
van ongeveer een week.
Het oudste nieuws kwam dus het
eerst en had vaak betrekking op zeer
ver gelegen landen. Het is dan ook
gebruikelijk dat zeventiende- en
achttiende-eeuwse kranten begin
nen met het nieuws uit Turkije, Rus
land en na 1770 dat uit
Noord-Amerika. Dit zou zo blijven
tot maar liefst 1 mei 1833, toen de
Leydsche Courant de berichten uit
De Nederlanden, dus voornamelijk
Den Haag en Amsterdam, niet meer
als laatste, maar als eerste blok
bracht.
Overigens werd dat voorpagina
nieuws uit die tijd niet bijster aan
trekkelijk gebracht: koppen waren
er niet en alle berichten begonnen
met: 'Men schrijft uit.zonder dat
er ooit namen van correspondenten
genoemd worden. Ook de opmaak
zou een moderne vormgever de ha
ren te berge doen rijzen, zij het tot
excuus dat er toen nog geen afbeel
dingen in de kranten stonden, zodat
daarmee niet 'gespeeld' kon worden.
Ook het gebrachte nieuws zou hem
niet erg aanspreken: alleen maar po
litiek nieuws en belangrijke zaken
als misoogsten, overstromingen en
scheepvaartberichten; het normale
nieuws van vandaag de dag (afgezien
van sport, radio en tv, cultuur en
dergelijke), zoals een moord in
Moordrecht, een brand in Brand
wijk, een ontsnapte stier in Bulle-
wijk, een grote kraak in Dordrecht of
een verkeersongeluk in de Haarlem
mermeer haalde de krant niet eens.
Het zat er dik in dat ooit die geschre
ven nieuwstijdingen wel eens ge
drukt zouden gaan worden, om
daarmee van dat vervelende en rela
tief dure kopiëren af te zijn; er kon
den dan uiteraard ook meer mensen
van een krant genieten. Eigenlijk is
het raar dat pas in 1619 de eerste ge
drukte krant verscheen, maar toen
was het dan ook goed raak: de twee
concurrenten Broer Jansz. en Joris
Veseler in Amsterdam kwamen bei
de met een krant in druk uit. De
drukpers was toen echter al een bui
tengewoon handig middel om te ko
piëren gebleken: de Leidse stadsse
cretaris Jan van Hout had privé een
pers aangeschaft en wanneer hij in
zijn functie van notaris weer eens
een akte had die aan veel betrokke
nen, bijvoorbeeld veel erfgenamen
in een boedelscheiding, uitgereikt
moest worden, liet hij hem domweg
drukken. De eerste gedrukte 'lijfren
tebrieven' zijn zeker van zijn pers
gerold, die verder voornamelijk offi
ciële publikaties drukte.
Keulen
De stad Leiden had een abonnement
op de courant van Van Bilderbeek
uit Keulen, maar had ook als het
ware privé-correspondenten in
dienst. Zo is het beleg van Oostende
in 1602 van dag tot dag hier te vol
gen geweest uit de vele brieven die
de uit Leiden afkomstige legerkapi-
tein Cornelis van Achthoven en de
poorter Jan Speelman, de laatste via
zijn broer Cornelis, aan het stadsbe
stuur schreven. Er zijn tientallen
van dat soort brieven bewaard geble
ven, vooral in de periode 1598-1604;
daarna is er mogelijk minder bin
nengekomen of althans nu niet meer
aanwezig. Ook op de gedrukte kran
ten nam Leiden meteen na het ver
schijnen een abonnement (toen nog
voor zeven gulden voor een heel
jaar), maar ook deze kranten zijn
verloren gegaan. Zelfs de oudste
exemplaren van de in Leiden ge
drukte kranten zoekt men tever
geefs in het Gemeente-archief, zodat
maar weer eens blijkt hoe snel het
nieuws afgedaan heeft.
In het begin hield Leiden het abon
nement op de geschreven krant uit
Keulen aan; dit kostte 36,- per
jaar, maar erg lang heeft4 dat niet
meer geduurd. De gewone Leidenaar
kon zich uiteraard geen krant ver
oorloven, maar de rijksten uiteraard
wel. Toch loonde het blijkbaar de
moeite er mee op straat te venten; al
op 19 mei 1623 stelde het Leidse
stadsbestuur paal ën perk aan de
groeiende misstanden bij het 'om-
melopen met nieuwmaren'. Overi
gens werden de meeste kranten in
koffiehuizen bezorgd, waar de bur
gerij het nieuws kwam vernemen.
Kopergravures
Voor de eerste primitief geïllustreer
de kranten moest gewacht worden
tot het einde van de vorige eeuw.
Toch had ook in de zeventiende het
lezerspubliek graag een plaatje on
der ogen; een afbeelding kan nu een
maal meer zeggen dan een woorden
stroom. Hierop werd door een paar
handige jongens ingesprongen. Er
begonnen kopergravures te verschij
nen, die vooral oorlogsterreinen in
beeld brachten. Volgens de formule
'een plaatje bij een praatje' publi
ceerden zij een afbeelding van een
veldslag, een belegering of een over
stroming, met daaronder een soms
vrij uitvoerige beschrijving. Het eni
ge nadeel van dit systeem was dat
het vaak erg als mosterd na de maal
tijd kwam; graveren was een zeer
tijdrovend werk. Bij deze oorlogscor
respondenten-graveurs bevond zich
ook Floris Balthasarsz., die bekend
geworden is als de graveur en land
meter die de prachtige kaarten van
de hoogheemraadschappen Rijn
land, Delfland en Schieland tussen
1610 en 1615 maakte. Vóór de wa
penstilstand van 1609 verbleef hij
meestal aan het front; een prachtige
prent van de slag bij Nieuwpoort uit
1600 is bewaard gebleven dank zij
het feit dat hij de achterkant van die
koperplaat gebruikt heeft bij het
drukken van zijn kaart van Rijn
land.
Van Geelkercken
Ook Leiden heeft zo'n illustrator ge
kend. Balthasarasz. woonde in Delft
en omdat na zijn dood in 1615 geen
van zijn drie zonen dit soort gravu
res wilde publiceren, ontstond er een
gat in de markt. Daarop werd inge
sprongen door onder andere de zich
in 1616 te Leiden vestigende gra
veur en uitgever Nicolaes van Geel
kercken. Al in 1610 had deze een
prent van het beleg van Gulik gepu
bliceerd en ook later waren het
meestal de krijgsverrichtingen die
hem interesseerden: Wezel, de Ber-
chemerwaard, nogmaals Gulik,
West-Zeeuwsvlaanderen, Bergen op
Zoom en Breda waar prins Mau-
rits ook maar vocht. In 1612 publi
ceerde hij overigens ook een zinne-
prent ter ere van die prins en in 1623
een afbeelding van de executies naar
aanleiding van de samenzwering te
gen het leven van die prins. Het Ge
meente-archief van Leiden bezit een
door hem in zijn latere functie van
landmeter gemaakte kaart van lan
derijen bij Oosterbeek in Gelder
land, getiteld 'Situatie in wat gestalt
het goet Hovesteyn gelandet is', ge
tekend op de achterkant van een
kaart van een deel van Duitsland
met een bericht over de veldtochten
van de legers tijdens de Dertigjarige
oorlog. Hoe hij aan de tekst kwam
laat zich raden als men weet dat een
van de uitgevers van een gedrukte
krant in Amsterdam, Joris Veselaer,
als wederverkoper van zijn gravures
optrad.
Nicolaes van Geelkercken, bekender
geworden als Gelders landmeter en
als zodanig vereerd met een tentoon
stelling van zijn werken in Zutphen,
werd geboren rond 1585, was van
1614 tot 1616 werkzaam in Fries
land en Amsterdam en sedert 1616
in Leiden. Hij was toen al getrouwd
met Abigael de Verne of Vaerne en
had al minstens één zoon, Isaac, die
op 23 december 1626 als twaalfjarige
aan de Universiteit ingeschreven
werd. Na eerst op verschillende
adressen gewoond te hebben (onder
meer Steenschuur en Houtstraat),
kocht hij op 9 juni 1621 het pand Ra
penburg 46 voor 1000,-. In 1622
woonde hij hier met zijn vrouw, zoon
Ysaac, dochter Marijtgen, Hester (de
weduwe van Jacques de Vaerne en
dus zijn schoonmoeder), Judic de
Vaerne (een zus van Abigael) en Wil
lem van de Lande, uit Den Haag,
zoon van Pieter van de Lande (die la
ter als 'kaartafsetter' in de Nieuw-
steegzou wonen), zijn leerjongen.
Zijn gezin werd daarna nog uitge
breid: op 8 april 1622 werd zijn zoon
Arnoldus gedoopt en op 29 oktober
1623 zijn zoon Jacobus, die evenals
hun broer Isaac landmeter zouden
worden, en in 1626 kwam dochter
Elysabeth. Daarnaast waren er van
Nicolaes van Geelkercken tussen
1616 en 1622 vijf kinderen in de Pie
terskerk begraven. In 1628 werd hij
aangesteld als landmeter van Gel
derland; zijn kerkelijke attestatie op
Arnhem kreeg hij pas op 6 april
1629. Het Rapenburg-huis bleef hij
echter in bezit houden; pas op 15 mei
1645 verkocht hij het voor 2500,-
aan zijn buurman Wouter Halewijn.
Mogen we deze Nicolaes van Geel
kercken de eerste Leidse courantier
noemen? Van mij wel, ook al hield hy
het hoofdzakelijk bij plaatjes. Eigen
lijk zouden dus alle Leidse journalis
ten verplicht moeten worden een be
devaart naar Rapenburg 46 te ma
ken om daar plechtig een gedenk
steen te onthullen. Hier immers lig
gen hun 'roots'.
S)c CcidócSomtmt
jg~j
SteCeidócSou/iant
C.OA1 JT1ECESPRKK IX BONN
SPD en FDP zijn het eens
over binnenlands beleid
te koud:
teerlingen
.cgerlcidmg en geheime diens
gooiden het op een akkoordj<
Russen probeerden
Mimge te stelen