Anekdotes over de
belastingplichtige hond
Fleischmann laat de Magie Train rijden
Vandaag De Dag
Hotel Des Indes
gaat ruimte maken
in zijn wijnkelder
Leidse Courant
donderdag 12 november 1992
Des Indes gaat op 21 november een deel
van zijn kostbare wijncollectie veilen. Niet
omdat er geldzorgen zijn, maar omdat
steeds meer gasten niet langer bereid zijn
een hoge prijs te betalen voor Bekende
Namen. Een trend die overal doorzet.
Wij moeten diep bukken om in de wijnkelder van het
keurige Haagse hotel Des Indes te geraken. Het
vierkante toegangsluik is namelijk niet hoger dan
anderhalve meter. Arme sommelier, denken we als we,
eenmaal binnen, ook bukkend de lager liggende bogen
van het gewelf moeten ontwijken. Je zal toch een paar
keer per avond deze inspannende gymnastiek moeten
doen teneinde de bestellingen van de gasten uit te
kunnen voeren.
En de kelder? Mooi? Groot? Een heerlijk stofnest?
Neuhh. De kelder van Des Indes valt eigenlijk een beetje
tegen. Geen mooie gemetselde boogjes van stokoude
ijsselsteentjes, geen eindeloze rijen ijzeren rekken, maar
een allegaartje aan hout, door een oprechte amateur zo
in elkaar getimmerd dat er iets van een bergplaats is
ontstaan.
Bij het inspecteren van de voorraad begrijpen we
waarom Des Indes een veiling houdt. De wijnen zijn
weliswaar groot van naam, maar ook prijzig, een beetje
duf en erg voorspelbaar. Zo zien nou de kelders van heel
veel niet aan deze tijd aangepaste dure logeeradresjes er
dikwijls uit.
Voorbeelden? Daar is de zoete kanjer D'Yquem 1975.
Kost 825. We noemen de Chablis Grand Cru 'Les
Vaudésirs' 1986 van Domaine Long Depaquit; staat voor
220 op de kaart. Je kunt bij Des Indes ook terecht voor
een Chateau Margaux 1961 araisonvan 1350 en
mocht u trek hebben in een wijntje uit het jaar onzes
Heeren 1934 dan ligt er een bestofte, maar niet op
kwaliteit gegarandeerde Chateau Montrose voor de prijs
van 1250 per fles op u te wachten. Voorts bevat de
kelder een uiteenlopende range van wijnen uit de jaren
zeventig en tachtig die natuurlijk veel minder kosten,
maar vrijwel altijd de zestig gulden te boven gaan.
Hoewel er veel mooiere kelders in ons land te vinden zijn
Het Rooms Armenhuis in Goes, de Tafel van den Heiligen Geest in Den Bosch en de hondepoep-
afzuigmachines van de Roteb in Rotterdam: veel werd en wordt gefinancierd met behulp van de
hondenbelasting. Het Belastingmuseum schetst een fenomeen waarmee wij sinds 1446 bekend zijn.
foto Jacques Zorgman
het Kurhaus bijvoorbeeld), is Des Indes toch zeer trots
op die wijnen. Ze waren natuurlijk vooral in de jaren
zestig, zeventig en tachtig een verstandige investering.
Nieuwe wijnlanden als Chili en Zuid-Afrika waren toen
nog niet in beeld en de wijndrinker was immers in die
jaren erg snobistisch en geheel niet avontuurlijk; hij
speelde toen vooral op zeker en koos eerder voor
peperduur dan voor goedkoop maar onbekend.
Meer avontuur
Vandaar de komende veiling. Des Indes wil een nieuwe
keldervoorraad. Des Indes wil meer avontuur op de
kaart. Iets goedkopere wijnen uit nieuwe wijnlanden en
betaalbaar werk uit de traditionele streken. Die veiling
is overigens niet openbaar, maar alleen voor de 500
leden van Cercle des Indes, een club dames en heren die
af en toe in het hotel dineren of er logeren.
Buitenstaanders zijn alleen welkom als er nog plaats is.
Bekijken wij de lijst van de wijnen, die op 21 november
onder de hamer komen van veilingmeester J. van Schaik
van het veilinghuis Sotheby's, dan zien we dat het hotel
onder meer de volgende aanbiedingen doet: 3 flessen
Chateau Montrose 1978 voor 180,3 flessen Leoville
Lascases 1980 voor 175,2 flessen Chateau Beychevelle
1975 voor 140, een fles Cheval Blanc voor 325,6
flessen Ferriere 1979 voor 315,1 fles Cos d'Estournel
1945 voor 375 en 1 fles Latour 1959 voor 100.
THE NEW GREAT VINTAGE WINEBOOK. De
Britse wijnauteur Michael Broadbent is sinds 1966
hoofd van Christie's wijnafdeling in Londen, maar
bekender is hij als schrijver van zeer degelijke
wijnboeken. In 1987 schreef hij The New Great Vintage
Winebook, maar onlangs verscheen er een tot op heden
bijgewerkte versie. Dat bijwerken is niet niks, want in
dat boek staan duizenden proefnotities van vrijwel alle
belangrijke wijnen uit de wereld.
Broadbents kennis is gigantisch, zijn vermogen om te
proeven absoluut legendarisch. Dit in een paarse kaft
met gouden letters gestoken boek laat zich lezen als een
roman, want Broadbent, die af en toe in Amsterdam
persoonlijk Christie's wijnen veilt, beheerst de kunst om
in een paar zinnetjes zijn 'avonturen' met de betrokken
wijn te beschrijven.
Broadbent proefde wijnen vanaf 1771 en het is soms
vermakelijk om te lezen hoe ongelooflijk Engels zijn
reacties zijn. Zo noteerde hij in oktober 1988 na het
proeven van een Chateau Lafite 1874 (die hij sinds 1967
dertien keer in het glas kreeg): 'On the whole, living
dangerously!'.
Aan het eind van vrijwel al zijn proefnotities meldt hij
waar hij zijn wijnen proefde (de Lafite dronk hij ten
huize van de familie Lafite) en ook wanneer hij dat voor
't laatst deed. Broadbent voorziet de wijnen van sterren
en hij beschrijft ook consequent kort maar krachtig de
kwaliteit van het oogstjaar. Voor wie het zich kan
veroorloven is dit een fantastisch cadeau voor de
feestdagen. Het boek kost 105,30. Bij boekhandel
Synthese op het Lange Voorhout 96 (gespecialiseerd in
wijnboeken) maakt u de meeste kans.
WIJNALMANAK 1993. Hubrecht Duijker schreef in
1991 zijn eerste Wijnalmanak, met de bedoeling om de
lezer op het spoor te zetten van goede wijnen onder een
tientje. Onlangs verscheen de bijgewerkte versie. Die is
de moeite waard, want Duijker kon daarin ook een flink
aantal wijnen opnemen uit 'nieuwe' wijnlanden als Chili
en Zuid-Afrika. Volgens Duijker viel het hem niet mee
een keuze uit het grote aanbod te maken. Maar liefst 207
wijnen werden door hem afgekeurd, wijnen die dus
momenteel gewoon worden verkocht, voor meestal
normale prijzen en voorzien van net zulke fraaie
etiketten als echt goede wijnen. Een praktisch boek voor
hen die geen miskoop willen begaan. Het boek is
uitgegeven door Het Spectrum en kost 19,95.
door Frank Hitzert
'Trouwe hond, 'k wil u niet derven
Gij zult om dat geld niet sterven
(Uit de Nieuwe Dichtproeven anno
1872 van D. van Teijens).
Er moeten zich in 1853 tijdens de
vergaderingen van de commissie
hondsdolheid van de stad Groningen
kostelijke taferelen hebben afge
speeld. Op zoek naar een manier om
de dodelijke ziekte tegen te gaan,
kwam het gezelschap schoolmees
ters, dominees en notarissen in dat
jaar met een opmerkelijk voorstel:
'dat men op kosten der gemeente ge
riefelijke teven en hoerenteven zou
de houden, en hondenbordeelen
aanleggen'. Het was de commissie
namelijk duidelijk geworden, dat
hondsdolheid ontstond 'door de ten
onregte onbevredigde geslachtsdrift
der honden'.
Het voorstel heeft het uiteindelijk
nooit gehaald, „maar", zegt Geert
Nieman, conservator van het Belas
tingmuseum in Rotterdam, „anek
dotes als deze maakten mijn speur
tocht naar de geschiedenis van de
hondenbelasting tot een waar ge
noegen. Gaandeweg werd mij duide
lijk, dat het hier om een fenomeen
gaat, dat eeuw na eeuw voor de
prachtigste discussies heeft gezorgd.
Hondenbelasting is van oudsher veel
meer dan het simpel innen van
geld".
'Aanslaan is betalen! De gemeente
lijke hondenbelasting, historie en
toekomst'. Dat is de titel van de ten
toonstelling die zaterdag in het Be
lastingmuseum van start gaat en is
te zien tot en met 17 januari. Aanlei
ding voor de expositie vormden de
grote collectie hondepenningen die
het museum in eigendom heeft, en
het 100-jarig bestaan van het Ko
ninklijk Nederlands Genootschap
voor Munt- en Penningkunde. De
tentoonstelling in Rotterdam is ech
ter veel meer geworden dan een uit
stalling van tweeduizend lokale be
lastingpenningen waarvan de oud
ste dateert van 1797 (Amsterdam).
Aan de hand van alle mogelijke ma
terialen uit rijks-, gemeente- en pri-
vé-archieven krijgt de bezoeker
vooral een alleraardigst beeld van
hoe een hondeleven er in vroeger da
gen moet hebben uitgezien.
Zo bekruipt je een gevoel van mede
dogen bij het bekijken van een film
pje uit 1917 van de Rijksvoorlich
tingsdienst, waarbij koningin Wil-
helmina hoogte paard toeziet hoe de
infanterie magere trekhonden met
zware munitiekarren door het zand
jaagt. Trekhonden waren het trans
portmiddel bij uitstek. Van Gen-
d &Loos maakte er al in 1773 ge
bruik van.
Pas in deze eeuw gloorde het besef
dat ook honden zo hun grenzen heb
ben, toen op 14 juli 1910 de trekhon-
denwet van kracht werd. Honden
moesten nadien aan bepaalde afme
tingen voldoen, waarop door rijks-
De inspecteur van de hondenbelasting op pad.
en veldwachters, in het bezit van een
speciale schofthoogtemeter, streng
werd toegezien. Sommige dieren
vrienden ging dit echter niet ver ge
noeg. Zij verenigden zich in 1912 aan
de Oude Molstraat 23 in 's Graven-
hage in de Anti-trekhondenbond en
tekenden een protestprent ('De
schande van Holland's wegen') die
nu in Rotterdam is te bewonderen.
In 1962 werd de wet afgeschaft en
was het verboden een hond voor de
kar te spannen.
Voedseltekort
Veldwachters werden ook ingezet
om te controleren of bij voorbeeld
voor Leendert Eijermeelshond was
betaald. Hondenbelasting is altijd
een gemeentelijke aangelegenheid
geweest. Öm het heersende voedsel
tekort te bestrijden probeerde volks
vertegenwoordiger De Sonnaville er
in 1800 weliswaar een landelijke hef
fingsplicht van te maken, maar zijn
plan sneuvelde. Thans maken 435
van de bijna 650 Nederlandse ge
meenten van de wettelijke mogelijk
heid gebruik om hondenbelasting te
innen. De bedragen variëren per ge
meente en schommelen tussen de 70
en 165 gulden per jaar, vroeger tus
sen de 12 en 14 stuivers.
Dat belastinggeld wordt tegenwoor
dig niet louter nog gebruikt om hier
en daar gaatjes te dichten, maar
steeds vaker om de overlast door
hondepoep te bestrijden. Rotterdam
betaalde met behulp van de honden
belasting onder meer de hondepoep-
afzuigmachines van de Roteb. Het
Belastingmuseum toont daarnaast
een straattoilet voor de hond met
spoelmogelijkheid en een automaat
waaruit de baas hondepoep-opruim-
zakjes van kringlooppapier kan
trekken.
Nederland is sinds 1446 vertrouwd
met de hondenbelasting. Toen ge
schiedde de betaling nog in natura.
Zo diende je in Utrecht en Leiden
met zout te betalen, een conserve
ringsmiddel waaraan in die tijd een
groot gebrek was. Nadien kwam er
geld aan te pas, dat tot 1812 met
name werd gebruikt om een zekere
vorm van sociale zorg te betalen. Zo
kende het Rooms Armenhuis in
Goes in 1745 een begrotingstekort
van 942 Vlaamse ponden en 12 stui
vers, dat dank zij de hondenbelas
ting kon worden aangezuiverd.'
Straf
„Mensen die van het armenhuis af
hankelijk waren", weet conservator
Geert Nieman, „mochten geen hond
hebben; dat kostte te veel voedsel.
Dat betekende dus een aardige straf,
want in die dagen had iedere Neder
lander minimaal één hond. De hond
kwam in alle lagen van de bevolking
voor. In tegenstelling tot Frankrijk,
waar hondenbezitters tot de hogere
welstandsklassen behoorden. Als
Fransen zich lieten portretteren,
hielden zij daarom de hond op
schoot. Zo hebben wij nu in het Be
lastingmuseum enkele spotprenten
van Daumier hangen die dat tref
fend uitbeelden".
Vanaf 1813 zagen stadsbesturen de
heffing als een manier om het aantal
honden drastisch te beperken en
daarmee hondsdolheid tegen te
gaan. Van die tijd dateren ook de
hondenmeppers, stokmannen, of
hondslagers. Liep een hond los, en
bovendien zonder belastingpenning,
dan mocht deze worden opgepakt en
bij het constateren van hondsdol
heid meteen worden doodgeslagen.
Die zeer besmettelijke en dodelijke
ziekte werd alom gevreesd en van
daar dat speciale gemeentecommis
sies soriis met opmerkelijke voorstel
len kwamen. Zo kon je als bezitter
van een dolle hond in Zeeland zo
maar in het water worden gegooid;
lukte het je om aan wal te klauteren,
dan wasje niet besmet; verdronk je,
dan moest je wel besmet zijn. Geert
Nieman: „Men vroeg zich niet af of
het baasje misschien kon zwem-
'AANSLAAN IS BETALEN'. De ge
meentelijke hondenbelasting, histo
rie en toekomst. Belastingmuseum,
Parklaan 14-16, Rotterdam. Dins- 1
dag t/m vrijdag: 10-17; zaterdag en
zondag: 11-17. Toegang gratis.
De firma Fleischmann wil de jeugd weer in de ban krijgen van het speelgoedtreintje. Speciaal daar
voor werd een nieuw concept uitgedacht, de zogenaamde Magie Train.
door Rob Krabben
De jaarlijkse zoektocht door de
speelgoedwinkels zal Sinterklaas dit
jaar ongetwijfeld met enige wee
moed vervullen. In verschillende za
ken namelijk ziet hij de aloude jon
gensdroom terug: de 'elektrische
trein'. In de voorbije jaren hebben
steeds meer winkeliers de treintje
safdeling opgedoekt. Er moest op de
schappen plaats worden gemaakt
voor lucratiever, radiografisch be
stuurbaar speelgoed en computer
spelletjes. Maar er gloort weer hoop
voor de Goedheiligman, voor wie de
treintjes vroeger een graag gegeven
geschenk waren.
De Duitse firma Fleischmann heeft
ingezien dat de laatste jaren de jeugd
een beetje is verwaarloosd door de
modeltreinenbouwers. De modellen
werden steeds mooier, gedetailleer
der en technisch gezien steeds knap
per, maar ook steeds kostbaarder.
Op menig zolderkamertje rijden te
genwoordig al digitaal gestuurde
treintjes volgens vernuftige dienst
regelingen over zeer complexe ba
nen. Dat is dus niks voor kinderen,
tenminste niet voor de allerjong
sten.
Daarin komt nu verandering. Sinds
vorige maand brengt Fleischmann
ook in Nederland de zogenaamde
Magie Train op de markt. Een trein
die puur als speelgoed is ontwikkeld.
Product-manager Harry Becker van
importeur Otto Simon weet dat het
geen geringe opgave was waarvoor
de treinenfabriek z'n constructeurs
stelde.
Hij: „De opdracht was een kind
vriendelijke trein te ontwikkelen en
daarbij eigenlijk de hele modelspoor
achtergrond te vergeten. Dat is nog-
foto Fleischmann
De Magie Train is puur als speelgoed ontwikkeld en bedoeld
voor kleuters van vier en vijfjaar.
al wat, want die constructeurs zijn
stuk voor stuk echte treinenfanaten.
Die zijn gewend op de kleinste de
tails te letten en alles zo nauwkeurig
mogelijk na te maken. Het ging er nu
om dat er een produkt zou komen
dat kinderen aanspreekt en dat ze
stimuleert tot de hobby modelspoor-
bouw. En dat dan met materiaal dat
de overstap naar de 'gewone' model
spoorbaan heel geleidelijk mogelijk
maakt".
Duizenden guldens
Als volwassenen met treinen spelen
wordt er niet op een dubbeltje geke
ken. Een beetje modelbaan verte
genwoordigt een waarde van al gauw
enkele duizenden guldens. Zelfs een
doosje rails kost al snel een paar
tientjes. Ook voor kinderspeelgoed
zouden de prijzen niet veel lager ko
men, tenminste als de klant kwali
teit geboden moest worden.
Fleischmann heeft daarom besloten
voor de rails gebruik te maken van
het standaard materiaal uit de 'hob-
byistenhoek': de alom bekende en
sterke profi-rail. Wil het kind later
een 'echte' modelbaan maken, dan
kunnen rails en wissels allemaal op
nieuw worden gebruikt en wordt er
dus geen geld over de balk gesmeten.
Omdat de raillassen voor kleine kin
deren te scherp zouden kunnen zijn,
heeft Fleischmann daar speciale be
schermkapjes voor ontwikkeld.
Het belangrijkste zijn natuurlijk lo
comotiefjes en wagonnetjes. Als klei
ne kinderen (het Magie Train-con-
cept is bedoeld voor vijf- tot zevenja
rigen) aan treinen denken, hebben
ze meestal een stoomlocomotief voor
ogen. Dus is de basis van de set een
stoomloc. Maar dan wel één met
aangepaste kleuren. Om de speelmo-
gelijkheden te vergroten kunnen en
kele onderdelen eraf worden ge
haald: onder meer het schoorsteen
tje en het dak van de cabine.
De echte 'slopers' kunnen zelfs de
hele cabine verwijderen. In die cabi
ne zit overigens een uitsparing
waarin precies een lego-poppetje
past. Er zitten zelfs op maat ge
maakte handgreepjes in.
Ook de wagonnetjes zijn grotendeels
demontabel en door onderdelen van
verschillende wagons uit te ruilen
kunnen weer nieuwe wagentjes wor
den gebouwd. De personenwagons
zijn weer geschikt voor transport
van (bijvoorbeeld lego-) poppetjes.
Veiligheid
De elektrisphe veiligheid van de
trein is optimaal. Zelfs bij moedwil
lig verkeerd gebruik kan er weinig
gebeuren. De eenvoudige transfor
mator (ook weer op de 'echte' baan
te gebruiken) maakt een degelijke
indruk en zal niet snel gedemon
teerd kunnen worden. De locomotief
en wagonnetjes rijden dan wel op ge
wone H0-rails, maar ze zijn wat gro
ter, zodat ze voor kinderen aantrek
kelijker zijn.
Becker erkent dat de geïnteresseer
de klant voorlopig nog z'n best zal
moeten doen een speelgoedwinkel te
vinden die de nieuwe trein verkoopt.
„De winkeliers staan nog afwach
tend tegenover dit produkt. Ze zijn
bang dat ze net als voor de model
spoortreinen specialistische kennis
nodig hebben voor de verkoop. Dat is
onze bedoeling nu juist niet. Ze kun
nen dit zó verkopen en de milieu
vriendelijke verpakking (het kunst-
stofiinterieur van de doos kan voor
recycling worden teruggestuurd)
neemt weinig plaats in".