Agrarische Hogeschool
Delft zit in de lift
Agogisch mediaspecialist moet goed kunnen uitleggen
ONDERWIJS-
L
1 SOMMIGEN HEBBEN AL BAAN VOOR ZE ZIJN AFGESTUDEERD
ZATERDAG 11 JANUARI 1992 PAGINA 31
v
A pt
hebben voor je bent afgestudeerd.
N\pat is iets waar menig student van
^droomt. Bij de Agrarische Hoge
school in Delft is zoiets echter be
slist geen hersenschim. Het aantal
1 Werkzoekenden onder de school
verlaters is er opvallend gering, het
geen voor een hbo-opleiding gerust
ten unicum kan worden genoemd.
DERipie banen vinden de kersverse inge-
tuden lieurs niet allemaal in de landbouw, al
iggen ze daar eigenlijk nóg meer voor
legisti iet opscheppen. „De Agrarische Hoge-
gin vo school is immers meer dan de landbouw
illeen", legt de voorzitter van de centra
le directie van de school mevrouw dr. ir.
Heb M. W. Dellaert uit. „Studenten die
en on uer c°He6es volgen komen zelfs steeds
ninder in de agrarische sector terecht,
soneelReden waarom we ons wel eens hebben
afgevraagd of die naam niet wat aange
past zou moeten worden",
soiuüo. yiaar meteen realiseert mevrouw Del-
Bus"laert zich dat die - nog maar zo kort,
mmers pas drie jaar - bestaande en
och al aardig ingeburgerde naam hoog-
;ehouden moet worden. Want de school
- ïeeft in korte tijd al een goede naam op-
gebouwd. Resultaat van een samenvoe
ging van twee gevestigde opleidingen in
eiden Dordrecht en utrecht. Ze zijn in 1988
i ïaar Delft overgeplant om daar een
Daarmee meende men destijds ook meer
studenten te kunnen aantrekken, omdat
de school zich dan dichter bij de beken
de tuinbouwgebieden bevond. Dichter
ook bij de steden Den Haag en Rotter
dam waar ook een flink reservoir leerlin
gen zit, dat groeiende interesse toont
voor het agrarisch hoger onderwijs.
Maar dat aantal viel aanvankelijk enigs
zins tegen, omdat niet alle studenten uit
Utrecht en Dordrecht mee naar Delft
zijn verhuisd. Langzamerhand stijgt ech
ter nu toch het aantal studenten. Niet al
leen omdat die nu zo nodig de boer op
willen of in de tuinbouw hun heil willen
zoeken, maar vooral omdat de verschei
denheid aan opleidingen - anders dan
de naam zou doen vermoeden - aan de
Agrarische Hogeschool zo groot is.
Traditioneel
Wat bijvoorbeeld te denken van levens
middelentechnologie, milieukunde, be
drijfskunde en de gloednieuwe opleiding
agrarische accountancy? Studierichtin
gen, die soms wel sterk doen denken aan
land- en tuinbouw, maar in wezen ook
mogelijkheden bieden in hele andere, zij
het vaak wel daaraan verwante bedrijfs
takken. Meer traditioneel zijn de toch
wat in belangstelling teruglopende rich
tingen veehouderij, tuinbouw en akker
bouw. Vakgebieden die gezien het ach-
Periferie
„Waar leiden we voor op?". De vraag
stellen is voor mevrouw Dellaert haar
beantwoorden: „Tien procent van de af
gestudeerden gaat slechts - wat wij noe
men - de produktie in. De rest krijgt
een baan in de periferie van de land
bouw. Wie dus bijvoorbeeld de oplei
ding milieukunde heeft voltooid kan te
recht bij waterschappen, gemeenten, wa-
terzuiveringsbedrijven en ingenieursbu
reaus. Met de levensmiddelentechnolo
gie kun je in Zuid-Holland al heel gauw
ergens terecht, immers 33 procent van
de voeding- en genotmiddelenindustrie
is in Zuid-Holland gevestigd. Unilever,
Campina, Nutricia, noem maar op. De
provincie telt ook veel midden- en klein
bedrijven". Ze doelt dan op bijvoor
beeld bakkers, maar ook vleesverwer
kende industrieën vergeet zij bij haar op
somming niet.
Mevrouw Dellaert wijst er verder op,
dat Nederland heel sterk is in glastuin
bouw en zijn veredeling. Veel afgestu
deerden vinden dan ook hun weg in de
wereld van de zaden en het uitgangsma
teriaal. Onder meer bij bedrijven met
een grote naam op dit gebied, zoals de
Zaadunie. „Dat tuinbouwkundig inge
nieurs bovendien alles weten van teelt
wijzen, zowel 'open' - dus in de buiten
lucht - als 'gesloten' - dus in de kas
sen -, ligt voor de hand. Maar op deze
school leer je, om de verscheidenheid
#M.'
•.V SgL 3SEPfll-h
nog maar eens aan te tonen, ook het no
dige over naoogsttechnologieën, gericht
op de houdbaarheid van de produkten
als ze eenmaal op weg zijn van de teler
naar de consument".
Preventie
De studierichting milieukunde wordt
overigens in Nederland nog slechts in
een paar plaatsen gedoceerd. De nadruk
ligt daarbij op de preventie, dus op het
voorkomen van milieuschade. Daarbij is
het zaak te produceren met zo min mo
gelijk afvalstoffen. Verder gaat het na
tuurlijk om het oplossen van al bestaan
de problemen, dus het zuiveren van wa
ter en het schonen van de grond. Uiter
aard krijgt ook de wetgeving op het ge
bied van het milieu in die studie alle
aandacht. Het is een hele brede, vier jaar
lange, alleen in Groningen en Delft te
volgen opleiding, ontstaan in 1970 in
Wageningen, toen men daar werd gecon
fronteerd met de afvalproblematiek, ver
werkende industrie en lozingen. Een op
leiding met toekomst als we zien wat er
allemaal nog te doen valt. Tegen de
luchtvervuiling, tegen zout in de Rijn en
tegen het gevaar dat dreigt voor het
drinkwater.
De aantrekkelijkheid van een opleiding
in de landbouw is volgens mevrouw
Dellaert voor velen altijd nog dat er ge
werkt wordt met levende systemen. Bij
veehouderij denken sommigen meteen
aan een baan in een dierentuin. „Maar
die zijn dun gezaaid. Wie deze opleiding
heeft gevolgd, maakt veel meer kans in
de veevoederindustrie. Al gaat het wel
om een uitstekende opleiding voor beide
richtingen".
Voor jongeren die twijfelen of ze wel
naar een agrarische hogeschool moeten
gaan, kan volgens haar ook de sfeer of
de plaats van vestiging, in dit geval
Delft, van invloed zijn. Gaat het om ie
mand die een bedrijfseconomische oplei
ding zoekt dan kan hij of zij er in elk
geval op rekenen, niet veel moeite te
zullen hebben met het vinden van een
geschikte baan. Dat geldt ook voor de
agrarische accountancy, de nieuwste op
leiding die zelfs uniek is in Nederland.
Wie deze studie met succes afrondt, is
praktisch van een baan verzekerd. Ook
afgestudeerden van de richting tuinbouw
akkerbouw vinden moeiteloos werk.
Wie zich bekwaamt op het gebied van
de veehouderij kan ook goed uit de voe
ten, bijvoorbeeld als teeltvoorlichter of
economisch voorlichter. Maar ook ex
portmanager voor een veehandel, verte
genwoordiger, verkoper van machines
en wat al niet meer. Het ligt voor hen
allemaal in het verschiet.
Andere sectoren
„De bij de Agrarische Hogeschool afge
studeerden hebben dan ook een kernpro
gramma gevolgd dat net zo goed voldoet
in andere dan agrarische sectoren. Bij de
landbouw komt daar dan nog bij dat zij
inzicht hebben in de mineralenboekhou-
ding, het klimaat, de belasting en allerlei
andere specifieke zaken", aldus me
vrouw Dellaert, die een beetje spijt laat
doorschemeren over de teruglopende be
langstelling voor het traditionele agrari
sche onderwijs. „Er ontstaat zelfs een te
kort aan afgestudeerden voor de veehou
derij en de tuinbouw. Dat is jammer,
want het gaat toch om een hele leuke,
internationale studierichting. Onze stu
denten komen overal in de wereld om
zich op hun gebied te oriënteren. En an
dersom wordt er vanuit andere landen
ook grote belangstelling voor aan de dag
gelegd. Vooral uit Rusland en Tsjecho-
slowakije merken wij die sterk".
Nogal trots en niet ten onrechte is de
school op het 'Hortidröme', een kas die
vlak achter het gebouw staat, dat te vin
den is helemaal aan het begin van de
Delftse Brasserskade. In maart wordt
deze kas, die inmiddels al in gebruik is
genomen - niet voor produktie, maar
uitsluitend voor onderwijs en onder
zoek - officieel geopend.
In de lift
Wie interesse heeft in een opleiding aan
de Agrarische Hogeschool komt in het
nieuwe studiejaar in een gezelschap van
om en nabij de duizend studenten te
recht. Over enkele jaren zijn dat er vijf
tienhonderd, want de interesse voor het
zuiver agrarische mag dan afnemen, de
Agrarische Hogeschool zit volgens me
vrouw Dellaert wel degelijk in de lift.
Per september 1991 was het leerlinge
naantal 983, van wie de meesten (467)
bedrijfskunde volgen. Tuinbouw en ak
kerbouw is een goede tweede met 307
studenten en landbouw derde (110).
Daarna volgen veehouderij (15), milieu
kunde (63) en levensmiddelentechnolo
gie (21). Op elke honderd studenten
worden twintig meisjes geteld, wat iets
minder is dan bijvoorbeeld in de Land
bouw Universiteit in Wageningen waar
de verhouding zestig-veertig is. Maar
daar kan verandering in komen. Elk na
jaar worden tal van meisjes uitgenodigd
kennis met de school te komen maken.
Een meisje, Nadia Sonneveld, vwo-leer-
linge uit Voorburg schrijft in de hoge
schoolkrant 'Delfts Groen' dat ze tijdens
een oriënterende rondleiding door de
school had ontdekt, dat „tuinbouw veel
met techniek heeft te maken. Dat is iets
wat ik eigenlijk niet gedacht had. Net zo
als ik bij landbouw alleen maar dacht
aan allerlei boerenbedrijven, terwijl han
del en export bijvoorbeeld ook hele be
langrijke onderdelen in de landbouw
zijn".
Of ze ook zal besluiten de opleiding te
volgen is een tweede, maar ze geeft er
wel blijk van dat ze het allemaal goed
heeft begrepen.
Wie weet is zij een van de velen, die
- met een knipoog naar de Technische
Universiteit, die denkt daar het alleen
recht over te hebben - later kan zeggen
dat ze dan toch maar 'Delft' heeft ge
daan.
Voorlichtingsdagen in 1992:
Op vrijdag 31 januari (van 18.00 tot
21.00 uur) en op zaterdag 1 februari
(van 10.00-14.00 uur) houdt de Agrari
sche Hogeschool I>elft open dagen,
waarop met alle facetten van de studie
richtingen bedrijfskunde, tuinbouw
akkerbouw, veehouderij, milieukunde,
levensmiddelentechnologie en agrarische
accountancy kennis kan worden ge
maakt. Adres: Brasserskade 1, Delft (-
Noord).
OPLEIDING STELT MEDIA IN DIENST VAN DE EDUCATIE
I
DEN HAAG - Het is de enige op
leiding in zijn soort in Nederland.
De Christelijke Hogeschool Rijn-
Delfland is er dan ook trots op:
Edukatief Mediawerk kan alleen
aan de De Ruyterstraat in Den
Haag worden gevolgd en studenten
komen van heinde en ver om - in
de driejarige hoofdfase - opgeleid
te worden tot 'agogisch mediaspeci
alist'. En dat kan de relatief kleine
school (zo'n duizend leerlingen)
ook best gebruiken.
De afstudeerrichting Edukatieve Media
(EM) richt zich eerder op een bepaalde
deskundigheid dan op een bepaald
beroep, zo meldt de studiegids. „Kijk,
wij gaan uit van de vraag: hoe kun je
media - schrijvende pers, audiovisuele
media, PR en voorlichting - inzetten
voor educatieve doeleinden", probeert
directeur van de afdeling Culturele en
Maatschappelijke Vorming (CMV), Cees
van Pernis de vage omschrijving te ver-
--Jduidelijken.
'SP Over de vooruitzichten op de arbeids
markt valt nog niet veel te zeggen: er is
'nog niemand in deze richting afgestu
deerd en volgens de studiegids is het een
onmogelijkheid 'een inschatting te ma
ken van de werkgelegenheid binnen de
'kommunikatieve sector'. Van Pernis
J denkt dat de mogelijkheden voor de ago
gisch mediaspecialist legio zijn vooral
"jdoor de brede opzet van de opleiding.
De studenten beginnen met een alge
meen propedeutisch jaar CMV, waarna
ze kunnen kiezen voor öf EM óf de an-
dere afstudeerrichting: Toerisme en Re
tt50 creatiewerk (TRW). Deze vierjarige hbo-
ja41 opleiding CMV behoort op zijn beurt
weer tot de sector van het Hoger Sociaal
Agogisch Onderwijs (HSAO). Rijn-Delf
land verzorgt verder nog de hbo-oplei-
dingen Sociaal Pedagogische Hulpverle
ning (SPH) en Pedagogische Academie
voor het Basis Onderwijs (pabo), waar
van een afdeling is gevestigd in Oegst-
geest.
Volgens Van Pernis onderscheidt de op
leiding EM zich duidelijk van de journa
listieke opleidingen, hoewel informatie
overdracht ook in EM centraal staat.
„De agogisch mediaspecialist is minder
op de actualiteit, op nieuwsgaring ge
richt dan de journalist. Ik kan misschien
het best een voorbeeld geven. De eerste
lichting studenten is nu op stage. Er zit
een student bij het Museon, die maakt
daar een video-clip over de historie van
de fiets, die daar zal worden vertoond.
Creatief
Een ander zit bij de NAM, ontwikkelt
lespakketten voor een onderwijspro
gramma binnen het bedrijf. De derde
doet een educatief programma bij Loka-
tel. Verder werken er mensen bij een
popmagazine en een dagblad". Dat laat
ste riekt toch wel verdacht veel naar
doodgewone journalistiek.
Van Pernis en studierichtingleider van
CMV Hannie Speldring haasten zich dit
te ontkennen. „Bij ons ligt de nadruk
veel meer op wat wij noemen het crea
tieve. Dat is een moeilijke term, want
bijna alles wat mensen doen is wel crea
tief, maar wij bedoelen daar beeldende,
muzikale en theatrale aktiviteiten mee.
Werken bij een popblad ligt dan ook wel
in die lijn. En de stagiair bij het dagblad
is druk bezig om bij de kunstpagina's te
komen".
De creatieve vorming begint al in de
propedeuse, waarin vakken als kunstge
schiedenis, drama, beeldende vorming,
muziek, dans en beweging, spel en au-
dio-visuele vorming een belangrijke
plaats in het lesprogramma innemen.
Het loopt als een rode draad door de
hele verdere studie - enigszins aange
past aan de de richting (radio en televi
sie, schrij vende pers of PR en voorlich
ting) die je inslaat -, naast natuurlijk de
agogische lijn: de zogenoemde mens- en
maatschappijvakken: educatie, sociolo
gie, agogiek, andragogiek, communica
tie-vaardigheden. Het lijkt wel een groot
pretpakket.
„Als je goed met een camera kunt omgaan, kun je nog niet altijd vertellen hoe je dat doet",
gaat het om de praktische, technische kennis en de educatieve poot, de kennisoverdracht.
Maar dat is het niet volgens het duo Van
Pernis en Speldring. „Het klinkt inder
daad heel leuk, maar de mensen moeten
heus heel wat in hun mars hebben. Bij
het woord media zien velen visoenen
van bekendheid en andere romantische
beelden voor zich opdoemen", zegt Spel
dring. „Zoals Toerisme en Rekreatie
meteen wordt geassocieerd met zon, zee
en zand. Maar het is hard werken. En je
kunt wel technisch of theoretisch heel
goed zijn, maar je moet het ook kunnen
overbrengen. Bij ons worden die twee
aspecten gecombineerd: de praktische,
technische kennis en de educatieve poot.
de kennisoverdracht. Als je goed met
een camera kunt omgaan, kun je nog
niet altijd vertellen hoe je dat doet".
De techniek hebben ze tezamen met de
opleiding in 1989 in huis gehaald voor
veel geld. „We hebben een luxe doka.
Mackintosh-computers voor de grafische
vormgeving, geluiddichte muziekka
mers, montageruimten, alles heel profes
sioneel", aldus Van Pernis. „Bovendien
hebben we dertien of veertien nieuwe
leerkrachten aangetrokken toen we in
'89 het fiat van het ministerie kregen om
de opleiding te starten. Het was een be
hoorlijke investering. We beschikten na
tuurlijk over de middelen die ons op
grond van het aantal leerlingen toekwa
men, maar dat was niet genoeg. We heb
ben een aanvullende lening van het
schoolbestuur losgepeuterd. Punt is dat
de techniek zo snel gaat dat je steeds je
apparatuur moet bijstellen. .Als je even
niet oplet, loop je alweer achter. En een
van de aatrekkeliikheden van'de oplei
ding voor de studenten is natuurlijk dat
ze met het modernste van het modernste
kunnen werken".
En een belangrijk doel van de opleiding
is leerlingen aantrekken. Speldring: „Tja,
idealen zijn natuurlijk mooi, maar ze
moeten ook hout snijden. We hebben nu
zo'n duizend leerlingen. De grens is zes
honderd, als we daar beneden komen,
komt het voortbestaan van de school in
gevaar".
Het lijkt aardig te lukken. Afgelopen jaar
waren er zo'n honderd aanmeldingen,
dit jaar zijn het er al meer dan vorig ïaar
rond deze tijd. „We willen het aantal op
honderd houden, voor meer is er geen
plaats". Als de eerste lichting is afgestu
deerd wil de school een deeltijdstudie
ME gaan verzorgen. Cees van Pernis ziet
het helemaal zitten. „Ik denk dat er veel
belangstelling voor is. Neem bijvoor
beeld een basisonderwijzer, die er iets
naast wil doen dat wel een beetje in de
zelfde hoek zit. Aan dat soort mensen
denk ik dan". De studierichtingleider
glimlacht minzaam. „Ik zeg wel eens:
het is zijn kindje en ik kan het opvoe
den".
£eidóe@ou/uMit